Of bij de sanering van een verontreiniging ongerustheid, hinder of gezondheidsrisico’s of -klachten zullen ontstaan, is afhankelijk van de bodemverontreiniging, de saneringsaanpak en de locatie. De bodemverontreiniging en de saneringsaanpak bepalen de aard en mate van de stoffen, inclusief geur en stof, die vrijkomen en de aard en mate van het optreden van geluid of trillingen. De locatie bepaalt of bewoners, omwonenden of omstanders hier aan worden blootgesteld.

Op deze pagina is kort beschreven welke stoffen en welke werkzaamheden over het algemeen kunnen leiden tot blootstelling, zodat de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) proactief kan beoordelen of een bodemsanering gezondheidskundig aandacht behoeft. De blootstelling kan immers leiden tot ongerustheid, hinder of gezondheidsrisico’s en -klachten. Soms kan er ook sprake zijn van ongerustheid als er geen (relevante) blootstelling is, bijvoorbeeld als in de media een potentieel gevaarlijke stof of een bepaalde locatie aandacht heeft gekregen.

Welke bodemsanering behoeft gezondheidskundige aandacht?

Blootstelling van bewoners, omwonenden en anderen, met ongerustheid, hinder of gezondheidsrisico’s of -klachten tot gevolg, treedt alleen op als mensen zich bevinden binnen de invloedssfeer van de saneringslocatie. Een bodemsanering op een industrieterrein is over het algemeen gezondheidskundig gezien minder relevant dan een sanering in een woonwijk of stadscentrum. 

Een bodemsanering met een combinatie van de volgende eigenschappen behoeft over het algemeen gezondheidskundig aandacht:

  • Een bodemsanering in een stadscentrum, dorpskern, woonwijk of dichtbij een andere gevoelige bestemming, zoals een school, kindercentrum of verzorgingshuis.
  • In combinatie met een bodemverontreiniging met vluchtige stoffen, stoffen waarvan bekend is dat ze snel leiden tot geuroverlast, of in combinatie met veel grondverzet en/of veel transportbewegingen.
  • Een bodemsanering met stoffen (bijvoorbeeld carcinogene stoffen zoals asbest) waarbij omwonenden inschatten dat het gezondheidsrisico groot is.
  • Een (complexe) bodemsanering die lange tijd zal duren. Zeker als op locatie ook in situ saneringsmethoden worden toegepast. Dit zal voor langere tijd geluidsoverlast en mogelijke emissies naar de omgeving geven.

Bodemsaneringen die gezondheidskundig aandacht behoeven betreffen meestal saneringen van verontreinigingen met vluchtige stoffen. Volgens NEN Nederlandse norm (Nederlandse norm) 5740:2009 zijn dit stoffen met een kookpunt lager dan 300°C (bij een druk van 101 kPa). Stoffen met een kookpunt hoger dan circa 500°C zijn gedefinieerd als niet-vluchtige stoffen. Stoffen met een kookpunt tussen de 300 en 500°C als matig-vluchtige stoffen. Net als de niet-vluchtige stoffen dampen matig vluchtige stoffen nauwelijks uit bij bodemsaneringen.

Veel voorkomende vluchtige stoffen bij bodemsanering 

Veel voorkomende vluchtige stoffen bij bodemsaneringen zijn:

  • vluchtige aromatische koolwaterstoffen (VOS vluchtige organische stoffen (vluchtige organische stoffen)): benzeen, tolueen, ethylbenzeen, som-xylenen (som ortho, meta, para), styreen, naftaleen;
  • vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen (VOCl): vinylchloride, 1,1-dichlooretheen, dichloormethaan, trans-1,2-dichlooretheen, cis-1,2-dichlooretheen, som 1,2-dichlooretheen, 1,1-dichloorethaan, chloroform, 1,1,1-trichloorethaan, tetrachloormethaan, 1,2-dichloorethaan, trichlooretheen (tri), 1,2-dichloorpropaan, 1,1-dichloorpropaan, 1,3-dichloorpropaan, som dichloorpropanen, 1,1,2-trichloorethaan, tetrachlooretheen (per) en bromoform;
  • voormalige gasfabrieksterrein: vluchtige componenten van teer (naftaleen, fenolen, cresolen), blauwzuur (vluchtige cyanide)

BTEX 

De vluchtige aromatische verbindingen benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xylenen worden ook aangeduid als BTEX. Deze groep stoffen komt van nature voor in aardolie. Verontreinigingen met BTEX worden aangetroffen op (voormalige) locaties waar fossiele brandstoffen zijn gebruikt of opgeslagen, bijvoorbeeld bij tankstations.

Naftaleen 

Naftaleen is een vluchtige polycyclische aromatische koolwaterstof (PAK Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen)) met een lage geurdrempel. Dit betekent dat veel mensen naftaleen al bij lage concentraties in de lucht waarnemen. De stof kan worden aangetroffen op (voormalige) locaties van tankstations en bijvoorbeeld op oude gasfabrieksterreinen. 

VOCl

Verontreinigingen met tetra- of perchlooretheen (PER), trichlooretheen (TRI) komen veel voor. Deze stoffen behoren tot de vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen of vluchtige organische chloorverbindingen, afgekort VOCl. VOCl-bodemverontreinigingen worden vooral aangetroffen op (voormalige) locaties van chemische wasserijen en metaalbewerkingsbedrijven, waar ze veel werden gebruikt als reinigings- of ontvettingsmiddel. Veel voorkomende oorzaken van de bodemverontreiniging zijn het storten van VOCl-houdend afval in zinkputten of sloten, lekkende riolering en lekkage van of morsen bij opslagtanks. VOCl lossen niet goed op in water, maar omdat de interventiewaarden voor grondwater laag zijn leiden bodemverontreinigingen met VOCl vaak tot ernstige grondwaterverontreinigingen. Opgelost in water zijn VOCl mobiel. En, omdat de relatieve dichtheid van deze stoffen hoger is dan water, kunnen de stoffen tot op grote diepte wegzakken en zich via het grondwater na jaren over honderden meters verspreiden.

Bacteriën in de bodem kunnen PER en TRI, onder anaërobe (zuurstofarme) omstandigheden, afbreken tot cis-1,2-dichlooretheen (DCE) en vinylchloride. Vinylchloride wordt onder gunstige omstandigheden afgebroken tot etheen. Daarnaast ontstaat meestal een geringe hoeveelheid trans-1,2-DCE. Indien er sprake is van een verontreiniging met PER én er is zuurstof aanwezig, dan is afbraak van PER niet mogelijk. TRI, cis-DCE en vinylchloride kunnen wel onder aërobe (zuurstofrijke) omstandigheden worden afgebroken. In gebieden met veenlagen in de bodem en bij VOCl-bodemverontreinigingen veroorzaakt door lekkende riolering kan, door de aanwezigheid van voedingsstoffen en bacteriën, de afbraak volledig zijn (SKB Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem (Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem) cahier, 2007). Bij saneringen kunnen dus ook afbraak-/omzettingsproducten van stoffen vrijkomen. Bij in situ saneringen, bijvoorbeeld bij de injectie van chemische oxidatiemiddelen, kunnen naast de afbraakproducten ook de chemicaliën die worden geïnjecteerd vrijkomen.

Niet- en matig vluchtige stoffen

Veel voorkomende niet-vluchtige stoffen bij bodemsaneringen zijn:

  • metalen en metalloïden, uit het standaardpakket voor bodemonderzoek, maar ook arseen en chroom
  • polychloorbifenylen (som-PCB polychlorobiphenyls (polychlorobiphenyls)’s (7))
  • polycyclische aromatische koolwaterstoffen (som-PAK’s (10))
  • minerale olie
  • overige cyanideverbindingen
  • bestrijdingsmiddelen, organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB)
  • asbest

Bij het saneren van een bodemverontreiniging met niet- en matig vluchtige stoffen kunnen de stoffen, al dan niet gebonden aan bodemdeeltjes, vrijkomen door verwaaiing. De verwaaide stof kan vervolgens worden ingeademd, of leiden tot verontreiniging van oppervlakten en/of mee naar binnen worden gelopen. Bij contact met verontreinigde oppervlakten of huisstof kan door hand-mond contact, ingestie van verontreinigde grond optreden. Jonge kinderen, tot ongeveer 7 jaar, zijn een risicogroep, omdat zij bij het spelen vaker vieze handen of voorwerpen in hun mond stoppen, meer op de grond spelen of zelfs grond ‘opeten’ (Bierkens, 2006). Door huidcontact met verontreinigde oppervlakten kunnen stoffen ook via de huid (dermale blootstelling) in het lichaam terechtkomen. Het is niet de verwachting dat deze route bij bodemsaneringen leidt tot relevante blootstelling.

Door de werkzaamheden in de bodem wordt de bodem in beweging gebracht en bij graven wordt het bodemoppervlak waaruit stoffen kunnen vrijkomen sterk vergroot. Deze activiteiten kunnen ertoe leiden dat stoffen die eerder nauwelijks vrijkwamen wel vrijkomen bij een sanering en zich verspreiden in de omgeving. Ook bij in situ saneringen kan blootstelling optreden, bijvoorbeeld doordat stoffen vrijkomen uit de bodem bij het toedienen van hulpstoffen of lucht, bij de aanleg van leidingen in de bodem of bij de tijdelijke opslag van verontreinigd grondwater. Door een in situ sanering kunnen ook afbraakproducten vrijkomen, zoals vinylchloride bij de afbraak van PER en TRI. De installaties voor het toedienen, onttrekken of reinigen van stoffen, water of lucht, kunnen leiden tot geluid of andere emissies naar de omgeving, zowel bij het inrichten, het in werking zijn als tijdens reiniging en onderhoud. De saneringsduur van in situ saneringen is over het algemeen langer dan bij ontgraven. Dit betekent ook dat eventuele hinder langer kan optreden.

Vooral vluchtige stoffen zullen vrijkomen bij een sanering, maar afhankelijk van de saneringswerkzaamheden kunnen ook niet-vluchtige stoffen vrijkomen. De vrijgekomen stoffen verspreiden zich naar woningen (binnenlucht) en/ of de omgeving (buitenlucht) en vooral via de lucht kan blootstelling plaatsvinden. Blootstelling kan, zeker als de verontreinigde grond niet met goed gesloten vrachtwagens wordt afgevoerd, ook optreden langs de route waar langs afvoer van de verontreinigde grond plaatsvindt.

Naast het vrijkomen van vluchtige stoffen (inclusief geur), niet-vluchtige stoffen, en stof in het algemeen kunnen geluid en trillingen leiden tot hinder of gezondheidsklachten. Zie geluid en trillingen voor meer informatie.

Meer informatie: