In gesprekken met de gemeente of de provincie moet de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) basiskennis hebben van de bodemwetgeving. Hiernaast is basale kennis van bodemsaneringstechnieken nodig om te kunnen beoordelen of een bodemsanering gezondheidskundig aandacht behoeft. In dit deel wordt eerst deze achtergrondinformatie gegeven. Daarna is opgenomen bij welke bodemsaneringen ongerustheid, hinder en/of gezondheidsklachten te verwachten zijn, en wat de GGD dan kan adviseren.

Vragen in de proactieve fase

De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) kan de gemeente (omgevingsdienst1) of de provincie vragen of er bodemverontreinigingen zijn die op (korte) termijn zullen worden gesaneerd. Als bodemsaneringen zijn gepland, kan de GGD beoordelen of de bodemsaneringen gezondheidskundig aandacht behoeven. De GGD kan vervolgens afspraken maken over haar rol en betrokkenheid.

In een gesprek over de Omgevingswet kan de wijze waarop een gemeente omgaat met bodemsaneringen een onderwerp van gesprek zijn. De bodemkwaliteit moet bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet namelijk integraal worden meegenomen in de besluitvorming over omgevingsvisies en omgevingsplannen. De nieuwe inrichting van bodemsaneringslocaties kan in dit stadium ook worden besproken. Een verbeterde, mooiere en gezonde woonomgeving na de sanering kan een manier zijn om de overlast van trillingen en stank tijdens de sanering te ‘compenseren’.

Vragen die de GGD in deze fase aan de gemeente of provincie kan stellen zijn:
•    Zijn er bodemsaneringen gepland? Of heeft de gemeente nog humane spoedlocaties?
•    Welke saneringen verdienen gezondheidskundig aandacht?
•    Welke eisen stelt het bevoegd gezag aan de uitvoerder van de bodemsanering?
•    Hoe wordt de GGD betrokken bij saneringen (die gezondheidskundig aandacht behoeven)?

De omgevingsdienst voert, vooral voor kleinere gemeenten, de bodemtaken van de gemeente uit.