Beste lezer,

Bij het schrijven van dit voorwoord stuitte ik op een cahier uit begin 2020 uitgegeven door Stichting Biowetenschappen en Maatschappij van ZonMw Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie). Dit cahier heeft de titel “Help, ik ben besmet. Zijn we voorbereid op de volgende uitbraak van infectieziekte X?”. Terwijl dat cahier opgesteld werd, was de eerste COVID-19-besmetting in Nederland net geconstateerd en het nieuws stond volledig in het teken van het nieuwe coronavirus. De consensus in dat cahier was dat we er goed voorstonden op het gebied van infectieziektebestrijding.

Vervolgens volgden bijna drie jaar van harde, maar tegelijkertijd zeer leerzame, lessen. Deze lessen beperken zich niet tot één gebied van infectieziektebestrijding. Ze leerden ons juist dat op een zeer breed vlak verbeteringen en versterkingen noodzakelijk zijn. Versterkingen die we samen in de keten moeten oppakken.

Voor mij is het dan ook geruststellend om te weten dat de versterkingen om Nederland pandemisch parater te maken daadwerkelijk zeer breed opgepakt en doorgevoerd worden. Dijken versterken en verhogen werkt immers ook enkel als dit over de volledige linie en in samenwerking gedaan wordt.
Het kabinet zet met de brede agenda Pandemische Paraatheid in op structurele investeringen in de publiekelijke gezondheidszorg en infectieziektebestrijding, flexibele en opschaalbare zorg en leveringszekerheid van medische hulpmiddelen.

Een aantal voorbeelden van versterkingen worden in dit Infectieziekten Bulletin gegeven en schetst een beeld van waaraan zoal gewerkt wordt. Van meer lokaal, zoals versterkingen bij een GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-regio, tot de nieuwe crisisorganisatie bij het RIVM, het LFI, tot verbeteringen in het internationale surveillance netwerk. Het draagt allemaal substantieel bij voor het geval het noodlot onverhoopt weer toeslaat. 

Een versterkte pandemische paraatheid vraagt om niet alleen naar het verleden, maar ook vooruit te kijken. We weten immers niet wanneer een volgende pandemie zich aandient en van wat voor aard die zal zijn. Juist het voorbereiden op het onbekende maakt dat we ons moeten voorbereiden op slagvaardigheid en wendbaarheid, waarbij we kunnen anticiperen op vele scenario’s. We zullen onszelf en elkaar regelmatig moeten bevragen of we een volgende pandemie aankunnen.

COVID-19 staat voor velen nog vers in het geheugen. Sommigen ondervinden er nu nog de gevolgen van. Voor vele anderen lijkt het alweer lang geleden. Belangrijk bij deze versterkingen is daarom dat wij de urgentie voor het onderwerp weten te behouden. Daar ligt een taak voor ons allemaal.

Francine L'Ortye
Programmadirecteur Pandemische Paraatheid