In 2018 is het actieprogramma Kansrijke Start ingevoerd om ieder kind de best mogelijke start te bieden. Vanaf 2019 is het RIVM gevraagd om het programma te monitoren. Een belangrijk onderdeel is het verbeteren van de samenwerking tussen het medische en sociale domein binnen ‘lokale coalities Kansrijke Start’. In dit artikel beschrijven we de invoering van Kansrijke Start binnen gemeenten en de ervaringen van betrokkenen in 2019, 2020 en 2021.

Wat hebben we gedaan?

We vroegen alle Nederlandse gemeenten om een vragenlijst in te vullen over de ontwikkeling van hun lokale coalitie en activiteiten. Daarnaast organiseerden we ieder jaar interviews en focusgroepen met betrokkenen bij Kansrijke Start. Denk aan projectleiders vertegenwoordigers van landelijke organisaties en (aanstaande) ouders.

Wat laten we zien?

Uit de vragenlijsten bleek een stijging in het aantal lokale coalities (van 40 in 2019 naar 140 in 2021). Ook waren er steeds meer gemeenten met een plan van aanpak, doelen, ambities en activiteiten op Kansrijke Start. Gemeenten werken het meest samen met verloskundigen, kraamzorg, jeugdgezondheidszorg, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en, wijkteams en afdelingen binnen de gemeente op de thema’s jeugdgezondheidszorg en publieke gezondheid. Huisartsen, zorgverzekeraars en ervaringsdeskundigen werden nog vaak gemist.

Uit de gesprekken bleek een stijging aan samenwerking. Het actieprogramma zorgde volgens de betrokkenen voor meer aandacht voor de eerste 1.000 dagen. Ook werden professionals met verschillende achtergronden aangemoedigd om elkaar beter te leren kennen. Dit leidde tot meer samenwerkingsafspraken en protocollen. Belangrijke voorwaarden voor een goede samenwerking waren een actieve ‘kartrekker’ en het hebben van een gezamenlijk doel. Toch noemden betrokkenen ook dat voor veel zorgverleners Kansrijke Start nog geen onderdeel is van de dagelijkse praktijk. Zij noemden verschillende barrières, vooral op macro- of systeemniveau (de overkoepelende manier waarop dingen zijn georganiseerd), waaronder te weinig financiële middelen en wetten en regels die samenwerking juist moeilijker maakt. De betrokkenen gaven aan dat het belangrijk is om Kansrijke Start te borgen. Naast structurele financiering en passende wetten en regels, vraagt dit volgens hen ook aandacht voor de behoeften van coalities en zorgverleners, en voor het leren van elkaar. Ten slotte moeten ervaringsdeskundigen volgens hen veel vaker en beter betrokken worden.

Conclusie

Het actieprogramma Kansrijke Start zette veranderingen in gang die de samenwerking tussen het medische en sociale domein verbeterde, zonder grote veranderingen in het systeem. Om het programma te blijven voortzetten en verbeteren, is aandacht nodig voor de genoemde behoeften van betrokkenen. Als RIVM blijven we het programma de komende jaren volgen.

Het artikel is gepubliceerd in BMC Health Services Research (2023). Auteurs: Joyce Molenaar, Inge Boesveld, Jeroen Struijs en Jessica Kiefte-de Jong. Een gedeelte van dit onderzoek en de resultaten is ook eerder beschreven in de factsheet Monitor Kansrijke Start 2021.