Straling is overal om ons heen, van de zonnestralen die op ons schijnen tot de straling van onze mobiele telefoons en magnetrons. De verschillende soorten straling kunnen grofweg worden onderverdeeld in 2 categorieën: straling met een lage energie en straling met een hoge energie (ioniserende straling).

'Ioniserende straling' wordt in de volksmond ook wel ‘radioactieve straling’ genoemd. Het RIVM doet veel onderzoek naar dit type straling, en naar het effect dat het heeft op onze gezondheid en leefomgeving. 

Ioniserende straling versus niet-ioniserende straling 

Ioniserende straling heeft zoveel energie dat het atomen kan veranderen. Dit is de soort straling die gebruikt wordt in de gezondheidszorg, zoals bij het maken van röntgenfoto's. Niet-ioniserende straling heeft minder energie en kan atomen niet veranderen. Voorbeelden van niet-ioniserende straling zijn het licht van de zon, straling van je mobiele telefoon of de magnetron. 

Niet-ioniserende straling en elektromagnetische velden  

Een andere, meer wetenschappelijke, term voor niet-ioniserende straling is ‘elektromagnetische velden’.  Elektrische velden ontstaan door een elektrische lading of door veranderende magnetische velden. Magnetische velden ontstaan door een bewegende lading of door veranderende elektrische velden, zoals nabij een draad waar wisselstroom doorheen loopt. Als de elektrische en magnetische velden aan elkaar gekoppeld zijn, spreken we over 'elektromagnetische velden'. Het RIVM gebruikt op de website de term 'elektromagnetische velden' als afkorting voor elektrische, magnetische of elektromagnetische velden.

Soorten ioniserende straling 

Ioniserende straling kan in verschillende soorten voorkomen. Elk type heeft zijn eigen specifieke kenmerken, zoals waar ze vandaan komen, wat hun effect op onze gezondheid kan zijn en hoe ze worden gebruikt. Er zijn 3 belangrijke types van ioniserende straling: 

  1. Alfastraling is een vorm van ioniserende straling die komt van verschillende soorten radioactieve stoffen, bijvoorbeeld radium-223. Alfastraling kan niet erg ver ‘reizen’ - zelfs de lucht of een vel papier kan alfastraling al stoppen. Het kan wel schade toebrengen als het binnen in het lichaam komt. Bijvoorbeeld door inademen of inslikken. Deeltjes die alfastraling uitzenden worden ook gebruikt voor de behandeling van kanker (inwendige bestraling). Zo wordt radium-223 bijvoorbeeld gebruikt voor de behandeling van uitgezaaide prostaatkanker.  
  2. Bètastraling komt ook van radioactieve stoffen (bijvoorbeeld yttrium-90) en kan iets verder reizen dan alfastraling. Het kan door de huid heen gaan, maar wordt gestopt door een paar centimeter dik materiaal zoals plexiglas of glas. Het wordt gebruikt in de geneeskunde, bijvoorbeeld om bepaalde soorten kanker te behandelen (inwendige bestraling). 
  3. Gammastraling (röntgenstraling) komt onder andere uit röntgenapparaten in ziekenhuizen. Gammastraling komt verder door materiaal heen dan alfa- en bètastraling en daarom hebben we zware materialen zoals lood en beton nodig om ons tegen gammastraling te beschermen. Gammastraling wordt veel gebruikt in de gezondheidszorg om in het lichaam te kijken of om kanker te behandelen. 

Bronnen van ioniserende straling  

Ioniserende straling komt zowel uit natuurlijke als kunstmatige bronnen. Natuurlijke bronnen omvatten radioactieve stoffen in de bodem en straling vanuit de ruimte, terwijl kunstmatige bronnen bestaan uit medische apparatuur zoals CT-scanners en activiteiten in de nucleaire industrie. 

Contact met ioniserende straling  

We komen het meest in contact met natuurlijke straling, met name binnenshuis door radon en thoron uit bouwmaterialen en de bodem. Gemiddeld genomen levert de medische diagnostiek een groot aandeel aan onze blootstelling aan straling, terwijl industrie, consumentenproducten en nucleaire ongevallen samen minder dan 1% bijdragen.