Sinds 1 oktober 2021 geldt voor sommige vormen van titaniumdioxide (ofwel titaandioxide) een gevaarsindeling van “verdacht kankerverwekkend”. Dit moet op het etiket van titaniumdioxide worden vermeld. Maar om welke vormen van titaniumdioxide gaat het precies? En hoe zit het met mengsels? Wat moet daarvoor op het etiket staan? Het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA European Chemicals Agency (European Chemicals Agency)) helpt met een handreiking.

De CLP Classification, Labelling and Packaging (Classification, Labelling and Packaging)-Verordening

In de Europese Unie geeft de CLP-Verordening regels voor de indeling van stoffen in gevarenklassen. De criteria voor deze indeling komen overeen met het wereldwijde systeem van de Verenigde Naties. In de CLP-Verordening staat ook hoe gevaarlijke stoffen verpakt moeten worden en wat er op het etiket moet staan. De Verordening maakt dus onderscheid tussen het indelen van stoffen en het etiketteren van stoffen.

Bijlage VI van de Verordening bevat de lijst van ongeveer 4000 stoffen waarvoor een gevaarsindeling geldt. De Commissie herziet deze lijst geregeld om nieuwe ontwikkelingen te volgen en stoffen toe te voegen.

Gevaarsindeling van titaniumdioxide

De 14e Aanpassing van de CLP-Verordening beschrijft voor titaniumdioxide in poedervorm een gevaarsindeling van “verdacht kankerverwekkend (categorie 2) bij inademen”. Voor de poedervorm gaat het om 1 % of meer deeltjes met een aerodynamische diameter die kleiner of gelijk is aan 10 micrometer. Het percentage verwijst naar het gewicht van de deeltjes.

Een aparte beoordeling is nodig voor titaniumdioxide in vezelvorm of titaniumdioxide-deeltjes met aangepaste oppervlaktechemie. Ook kan blootstelling via een andere route dan inademen gebeuren. Bijvoorbeeld via huid of voedsel. Voor al deze gevallen moeten bedrijven de gevaarseigenschappen van titaniumdioxide beoordelen. Titel II van de CLP-Verordening vertelt hoe dit moet. Hiervoor zijn twee stappen belangrijk. Producenten moeten zelf extra informatie verzamelen. Met deze extra informatie moeten bedrijven dan beoordelen of een strengere gevaarsindeling nodig is.

Titaniumdioxide in mengsels

Na een overgangsperiode van 18 maanden moeten bedrijven vanaf 1 oktober 2021 hun etiketten hebben aangepast. Voor etiketten van mengsels staan aparte gevarenaanduidingen in de CLP-Verordening. Voor mengsels met titaniumdioxide zijn EUH211 en EUH212 opgenomen in de Verordening.

Voor vloeibare mengsels met 1 % of meer titaniumdioxide moet op het etiket de gevarenaanduiding EUH211 staan. Deze aanduiding is “Let op! Bij verneveling kunnen gevaarlijke inhaleerbare druppels worden gevormd. Spuitnevel niet inademen”. Voor poedermengsels met 1 % of meer titaniumdioxide moet op het etiket de gevarenaanduiding EUH212 staan. Deze luidt “Let op! Bij gebruik kunnen gevaarlijke inhaleerbare stofdeeltjes worden gevormd. Stof niet inademen”. De percentages verwijzen naar het gewicht van titaniumdioxide als percentage van het totaalgewicht van de vloeistof of het poeder.
Ook moet gevarenaanduiding EUH210 op het etiket komen. Deze geeft aan dat een veiligheidsinformatieblad op te vragen is. 

De handreiking van ECHA European Chemicals Agency (European Chemicals Agency)

Een document van de Duitse helpdesk voor REACH Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of Chemicals (Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of Chemicals) vormt de basis voor de nieuwe handreiking van ECHA. Het richt zich op poedermengsels met titaniumdioxide. Wanneer moet een mengsel ingedeeld worden als “verdacht kankerverwekkend (categorie 2) bij inademen”? ECHA stelt vier stappen voor om vast te stellen of deze gevaarsindeling van zo’n mengsel nodig is:

  • Stap 1: Bepaal of 1% of meer van het gewicht van het mengsel bestaat uit titaniumdioxide.
  • Stap 2: Als dat zo is, bepaal dan welk deel van het poedermengsel bestaat uit deeltjes kleiner dan, of gelijk aan 10 micrometer.
  • Stap 3: Bepaal het percentage titaniumdioxide in de deeltjes dat kleiner dan, of gelijk aan 10 micrometer is.
  • Stap 4: Bereken voor de deeltjes kleiner dan, of gelijk aan 10 micrometer of het percentage van titaniumdioxide groter is dan 1 % van het gewicht van het totale poedermengsel.

Stap 4 kan een percentage groter dan 1 % geven. Dan krijgt het poedermengsel de gevaarsindeling “verdacht kankerverwekkend (categorie 2) bij inademen”. Gevarenaanduiding H351 en bijbehorende etiketteringselementen moeten op het etiket komen te staan. Deze elementen staan opgesomd in Tabel 3.6.3 van de CLP-verordening. Vloeibare mengsels met titaniumdioxide hebben geen gevaarsindeling nodig. Dat betekent niet dat er helemaal geen gevarenaanduiding op het etiket hoeft te staan.

Gevarenaanduidingen op het etiket van mengsels

Voor mengsels leiden de 4 beschreven stappen niet altijd tot een gevaarsindeling. Bijvoorbeeld omdat de deeltjes groter dan 10 micrometer zijn. Als er geen gevaarsindeling is, hoeft gevarenaanduiding H351 niet op het etiket. Toch moeten er dan soms nog andere gevarenaanduidingen op het etiket staan. Als er meer dan 1 % titaniumdioxide in een niet-vloeibaar mengsel zit, moet de gevarenaanduiding EUH212 op het etiket staan. Het maakt dan niet uit of het om een poeder gaat, of hoe groot de deeltjes zijn. Dit staat duidelijk in de handreiking van ECHA.
Voor vloeibare mengsels zijn gevarenaanduidingen alleen nodig als er 1% of meer titaniumdioxide-deeltjes inzitten. En deze deeltjes moeten dan een aerodynamische diameter hebben die kleiner of gelijk is aan 10 micrometer.
Soms moet naast EUH211 of EUH212 ook EUH210 op het etiket staan. Dit geldt alleen als het mengsel uitsluitend voor bedrijven bedoeld is, en dus niet voor particulieren.

Het meten van deeltjesgrootte

Stap 2 in het ECHA-document vraagt om het bepalen van deeltjesgrootte. Maar hoe moet een bedrijf deeltjesgrootte meten? Recent onderzoek van de TDMA roept ook deze vraag op. TDMA is de vereniging van bedrijven die titaniumdioxide maken. In april 2021 maakte TDMA de eerste resultaten (volg link en kies download) van dit onderzoek bekend. Zij voerden testen uit voor stofvorming. Zij vergeleken daarbij verschillende types van testen. Bedrijven gebruiken deze testen om te bepalen hoe groot de kans op blootstelling aan de stof is voor een specifieke situatie op de werkvloer. Bijvoorbeeld als iemand een zak poeder leegstort.

Testen voor stofvorming

In testen waarmee je de stofvorming van poeders bepaalt, laat je het poeder vallen in een luchtstroom. Het type test bepaalt hoe het poeder in de luchtstroom komt. De lucht kan haaks op het vallende poeder stromen, of er recht tegenin. De luchtstroom werkt tijdens het vallen in op het poeder en kan deeltjes uit het poeder vrij maken. Als deeltjes klein genoeg zijn, neemt de luchtstroom ze mee en worden ze gemeten. 

Stofvorming in theorie versus praktijk

Het precieze proces op de werkvloer bepaalt of er bij activiteiten juist veel of weinig energie aan de stof wordt toegevoegd. Dit bepaalt of er deeltjes uit het poeder vrij komen en hoe groot deze deeltjes zijn. Sommige processen in de verwerking van titaniumdioxide voegen juist veel energie toe. De stof komt dan makkelijker in de lucht in kleinere deeltjes. Een test voor stofvorming bootst dit niet altijd goed na.
Ook in veiligheidstesten met proefdieren voeg je vaak meer energie toe dan bij een stofvormingstest. In veiligheidstesten zijn de deeltjes daarom vaak kleiner. Deze veiligheidstesten met proefdieren liggen aan de basis van de CLP-indeling. Kleinere deeltjes van titaniumdioxide geven meer schadelijke effecten dan grotere deeltjes bij dezelfde hoeveelheid in gewicht.

Conclusie van TDMA

Op grond van de testen voor stofvorming trekt de TDMA een belangrijke conclusie. TDMA zegt dat het overgrote deel van titaniumdioxide op de markt bestaat uit grote deeltjes. En dat het percentage kleine deeltjes minder is dan 1%. Dit zou betekenen dat de gevaarsindeling niet geldt voor het overgrote deel van titaniumdioxide op de markt.

Wat vindt het RIVM?

Er is al een uitgebreid document waarin ECHA de regels van gevaarsindeling en etikettering uitlegt. Toch zag ECHA de noodzaak voor een extra handreiking voor mengsels met titaniumdioxide.
Het ECHA-document geeft belangrijke hulp bij het voldoen aan de gevaarsindeling en etikettering van titaniumdioxide. Maar vooral stap 2 kan duidelijker. Het roept de vraag op om welke deeltjes het gaat, en hoe een bedrijf dit moet meten. Gaat het om losse deeltjes, of samengeklonterde deeltjes zoals aggregaten of agglomeraten?

De resultaten van TDMA laten zien dat dit lastige vragen zijn. TDMA gebruikte methoden om stofvorming te bepalen om inzicht in deeltjesgrootte te krijgen. Maar niet alle gebruikte methoden voor stofvorming zijn hiervoor direct geschikt. Dat geeft TDMA zelf al aan. Niet elke methode kan vaststellen dat 1% van de deeltjes kleiner is dan 10 micrometer. De meeste methoden geven namelijk niet direct een percentage van deeltjes kleiner dan 10 micrometer. Ook geven verschillende methoden voor het bepalen van stofvorming niet eenvoudig vergelijkbare resultaten. En stofvorming leidt niet altijd tot de kleinst mogelijke deeltjes. Toch gebruikt de TDMA de gegevens over stoffigheid voor een verregaande conclusie over het overgrote deel van de vormen van titaniumdioxide op de markt.

Duidelijkheid is nodig

ECHA doet er dus goed aan om duidelijkheid te geven welke methoden het bruikbaar vindt. Hoe kunnen bedrijven bepalen dat deeltjes kleiner of gelijk aan 10 micrometer zijn? En hoe kan dit op een betrouwbare en representatieve manier? Kan dit met informatie over stofvorming, of moeten bedrijven andere methoden gebruiken?

Ook kan de waarschuwing op het etiket eenduidiger. Bedrijven moeten op mengsels met 1% of meer titaniumdioxide-deeltjes altijd de waarschuwing EUH212 op het etiket zetten. Dit geldt ook als het niet om een poeder gaat, en de deeltjesgrootte van titaniumdioxide in het mengsel is hierbij niet van belang. Gek genoeg hoeven bedrijven die puur titaniumdioxide maken niet altijd te waarschuwen voor het gevaar van inademen van stofdeeltjes. Dit hoeft alleen als ze titaniumdioxide maken in poedervorm waarbij 1 % of meer deeltjes een aerodynamische diameter heeft die kleiner of gelijk is aan 10 micrometer.