Op deze pagina staan de belangrijkste resultaten van het onderzoek. De resultaten zijn bijgewerkt tot en met ronde 9 (eind 2022).

Algemene informatie

Het PIENTER Corona onderzoek is gestart in april 2020. Zoals te zien in figuur 1 vond hierna elke paar maanden een nieuwe onderzoeksronde plaats. De negende ronde was in november en december 2022. Zowel in ronde 2 als in ronde 6 is de studiegroep uitgebreid met nieuwe deelnemers. Elke ronde worden enkele duizenden bloedmonsters onderzocht. In ronde 9 waren dit er ongeveer 5.700. Over het algemeen komt bij iedere ronde iets meer dan de helft van de bloedmonsters van vrouwen. Ook doen meestal iets meer oudere dan jongere deelnemers mee. In de analyses wordt hier rekening mee gehouden.

grafiek figuur 1

Sla de grafiek Tijdslijn en totaal aantal bloedmonsters (ongeveer) per onderzoeksronde over en ga naar de datatabel

Figuur 1: Tijdslijn en totaal aantal bloedmonsters (ongeveer) per onderzoeksronde in ronde 1 t/m ronde 9. *In ronde 2 en ronde 6 zijn nieuwe deelnemers uitgenodigd.

Aantal deelnemers naar leeftijd en regio

De gemiddelde leeftijd van de deelnemers van het PIENTER Corona onderzoek is rond de 50 jaar. De jongste deelnemer is 1 jaar en de oudste deelnemer 92 jaar. In onderstaande figuur staat de huidige verdeling in leeftijd van de deelnemers per regio in Nederland. De leeftijdsgroepen 70-74 jaar en 75-79 jaar zijn het meest vertegenwoordigd en de leeftijdsgroepen zijn evenredig verdeeld over de regio’s.

Leeftijdsverdeling van deelnemers (ronde 9 – november/december 2022). De weergegeven regio’s bestaan uit de volgende provincies: Noord = Groningen, Friesland, Dren

Figuur 2: Leeftijdsverdeling van deelnemers (ronde 9 – november/december 2022). De weergegeven regio’s bestaan uit de volgende provincies: Noord = Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel; Midwest = Noord-Holland en Flevoland; Midoost = Utrecht en Gelderland; Zuidwest = Zuid-Holland en Zeeland; Zuidoost = Noord-Brabant en Limburg. LVC sample = Low Vaccination Coverage, bestaande uit enkele gemeenten in Nederland waar de algemene vaccinatiegraad (tegen infectieziekten uit het Rijkvaccinatieprogramma) lager is in vergelijking met de rest van Nederland.

Het aantal deelnemers per gemeente sinds ronde 6 (na de laatste ophoging) is weergegeven in figuur 3. Hoe groter de blauwe stip, hoe meer mensen uit die gemeente mee doen. De verdeling van bloedmonsters voor iedere gemeente lijkt op de verdeling van de bevolking in Nederland: er doen meer mensen mee uit de Randstad. Bij het analyseren van de onderzoeksresultaten houden we rekening met verschillen in geslacht, leeftijd, regio en etnische achtergrond van de deelnemers.

Figuur 3: Aantal deelnemers per gemeente (na de laatste ophoging in ronde 6 – november/december 2021).

Figuur 3: Aantal deelnemers per gemeente (na de laatste ophoging in ronde 6 – november/december 2021).

Mensen met antistoffen

De onderzoeksresultaten laten zien welk deel van de Nederlandse bevolking naar schatting antistoffen heeft gemaakt tegen het coronavirus ( SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)(severe acute respiratory syndrome)- CoV coronavirus (coronavirus)(coronavirus)-2) dat COVID-19 veroorzaakt. Op die manier kunnen we een inschatting maken van het aantal mensen dat afweer heeft opgebouwd tegen het virus door besmetting, en sinds de start van de vaccinatiecampagne begin 2021 ook door vaccinatie. Het p

De onderzoeksresultaten laten zien welk deel van de Nederlandse bevolking naar schatting antistoffen heeft gemaakt tegen het coronavirus (SARS-CoV-2) dat COVID-19 veroorzaakt. Op die manier kunnen we een inschatting maken van het aantal mensen dat afweer heeft opgebouwd tegen het virus door besmetting, en sinds de start van de vaccinatiecampagne begin 2021 ook door vaccinatie. Het percentage van de mensen dat antistoffen heeft noemen we de seroprevalentie. Tijdens de eerste onderzoeksronde in het voorjaar van 2020 was de seroprevalentie iets minder dan 3%. In de tweede ronde in de zomer van 2020 steeg dit naar 4,5%, en tijdens de derde onderzoeksronde in het najaar van 2020 was dit ongeveer 5%. In februari 2021 was de seroprevalentie ruim 14%. Op dat moment had ongeveer 2% van de deelnemers antistoffen door vaccinatie en was ongeveer 12% besmet geweest met het coronavirus. In de vijfde ronde in de zomer van 2021 had bijna 65% van de bevolking antistoffen tegen het coronavirus in het bloed en ongeveer 20% had bewijs van een doorgemaakte besmetting. In het najaar van 2021 (ronde 6) had ruim 85% van de bevolking antistoffen. Ruim een kwart van de gehele bevolking bleek destijds bewijs van een besmetting in het bloed te hebben. In de zevende ronde in het voorjaar van 2022 had ongeveer 95% van de bevolking antistoffen en dit bleef constant hoog gedurende het jaar. Bij iets meer dan 60% van de bevolking werd toen bewijs van een besmetting in het bloed aangetroffen. In de zomer van 2022 (achtste ronde) had bijna driekwart van de bevolking in ieder geval 1 keer een besmetting doorgemaakt, en eind 2022 (ronde 9) steeg dit verder tot boven de 85%.

Leeftijdsverdeling van mensen met antistoffen

In figuur 4 staat het percentage deelnemers met antistoffen over de leeftijden verdeeld in de bevolking (van 1 tot 92 jaar) sinds de eerste golf in 2020. De resultaten uit het PIENTER Corona onderzoek vertalen we naar de algemene bevolking. Bij iedere leeftijd schatten we welk deel uit de Nederlandse bevolking in contact is geweest met het coronavirus. Sinds januari 2021 wordt er gevaccineerd tegen SARS-CoV-2. Sinds de vierde ronde in februari 2021 wordt daarom de opbouw van afweer door besmetting en/of vaccinatie onderzocht. Dit doen we door te kijken naar verschillende soorten antistoffen in combinatie met informatie uit de vragenlijst en informatie over besmetting uit voorgaande rondes. Een deel van de mensen wordt daarnaast ook na vaccinatie besmet, met name sinds de omikron variant.

Figuur 4: Percentage mensen met antistoffen per leeftijd over de tijd (ronde 2-9).

Figuur 4: Percentage mensen met antistoffen per leeftijd over de tijd (ronde 2-9). De gestippelde lijnen (lichtgroen tot donkerpaars) laat het percentage mensen zien dat antistoffen heeft door een besmetting van ronde 2 (juni/juli 2020) tot en met ronde 9 (november/december 2022). De oranje lijn laat de totale seroprevalentie na besmetting en vaccinatie in ronde 9 (november/december 2022) zien.

Net als in ronde 4 tot en met 8, zijn de antistof resultaten van de negende ronde (november/december 2022) een combinatie van vaccinatie en besmettingen in de bevolking (figuur 4, oranje lijn). De oudere leeftijden en kwetsbare personen werden in het begin van 2021 als eerste uitgenodigd voor een coronavaccinatie. Later volgden de jongere leeftijden. Over het algemeen is de vaccinatiegraad bij volwassenen hoog en bij kinderen onder de 12 jaar een stuk lager. In alle leeftijdsgroepen vanaf 12 jaar is het percentage mensen met antistoffen (door besmetting en/of vaccinatie, oranje lijn in figuur 4) 95% of hoger in ronde 9.

Van ronde 2 tot en met ronde 6 was er een vergelijkbare trend in het percentage mensen dat bewijs van besmetting had (figuur 4, van lichtgroene naar donkergroene stippellijn). De groep jongvolwassenen had iedere ronde relatief gezien het hoogste percentage besmettingen, gevolgd door 50’ers, en in de oudste leeftijdsgroepen was dit het laagst. In de zevende ronde (figuur 4, lichtbruine stippellijn) was er een grote stijging in het percentage besmettingen ten opzichte van de vorige ronde, veroorzaakt door de delta en omikron variant van het coronavirus. De sterkste stijging vond plaats in mensen tot 50 jaar, met goed te zien in kinderen, en nam daarna geleidelijk af in ouderen. In ronde 8 was over alle leeftijden een toename van 10-15% in besmettingen te zien (figuur 4, roodbruine stippellijn). Jongeren waren over het geheel genomen nog steeds de groep met de meeste besmettingen (tot 95%). In de negende ronde is het percentage mensen met bewijs van (ten minste één) besmetting in het bloed onder alle volwassenen verder gestegen met ongeveer 15% (figuur 4, donkerpaarse stippellijn). Bijna iedereen onder een leeftijd van 50 jaar was toen een keer geïnfecteerd geweest. Ondanks de stijging van besmettingen is in de oudste leeftijdsgroepen nog steeds relatief het laagste percentage te zien. Onder 80-jarigen is bijvoorbeeld ongeveer twee van de drie personen ooit besmet geweest.

Mucosale antistoffen

Het  SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)(severe acute respiratory syndrome)- CoV coronavirus (coronavirus)(coronavirus)-2 virus komt binnen via de bovenste luchtwegen, waaronder de neus. Antistoffen in het bloed beschermen tegen (ernstige) COVID-19 maar minder goed tegen besmetting in de luchtwegen waar het virus binnenkomt. Antistoffen in de luchtwegen helpen wel in de bescherming tegen besmetting. Dit worden mucosale antistoffen genoemd. Een aantal deelnemers van het PIENTER Corona onderzoek is gevraagd om ook een monster uit de neus te nemen in ronde 8 (vergelijkbaar aan het afnemen van een zelftest). Deze monsters zijn onderzocht op mucosale SARS-CoV-2 antistoffen. 

Er worden verschillende soorten antistoffen gemaakt, het type  IgG Immunoglobulin G (Immunoglobulin G)(Immunoglobulin G) dat veel in bloed voorkomt, maar in mindere mate ook in de neus, en het type  IgA Immunoglobuline A (Immunoglobuline A)(Immunoglobuline A) dat in de slijmvliezen zoals de neus belangrijk is. Ongeveer 93% van alle onderzochte deelnemers en ongeveer 98% van de deelnemers van 12 jaar en ouder heeft antistoffen van het type IgG in de neus (figuur 5A). Mensen die gevaccineerd zijn  hebben even vaak IgG antistoffen in de neus als mensen die zowel gevaccineerd als geïnfecteerd zijn geweest.

Van alle deelnemers heeft ongeveer 24% antistoffen van het type IgA, en dat percentage is ongeveer 33% als mensen besmet zijn geweest met SARS-CoV-2 (figuur 5B). Jonge kinderen hebben minder vaak antistoffen in de neus dan kinderen van 12 jaar en ouder. Na vaccinatie worden er IgG antistoffen aangemaakt die in de neus te vinden zijn, maar meestal zijn er na vaccinatie geen IgA antistoffen vindbaar in de neus. Na besmetting met SARS-CoV-2 zijn er zowel IgG en IgA antistoffen vindbaar bij ongeveer 33% van de mensen. Zowel de hoeveelheid IgG antistoffen als IgA antistoffen in de neus is hoger bij mensen die eerder een besmetting hebben gehad (figuur 5C-D). Daarnaast raakten mensen met meer antistoffen minder vaak besmet met het virus in de volgende ronde. Antistoffen in de neus zorgen ervoor dat het virus minder goed aan menselijke cellen kan binden en helpen bij het opruimen van het virus.

Figuur 5: Mucosale antistoffen in het neusvocht van deelnemers

Figuur 5: Mucosale antistoffen in het neusvocht van deelnemers in ronde 8 – juni/juli 2022 met onderscheid tussen mensen die eerder een besmetting hebben gehad (rode kleur) en mensen die geen bewijs van een eerdere besmetting hadden (blauwe kleur). BAU / AU zijn de eenheden van antistof concentratie metingen. 
A) Percentage deelnemers met mucosale S1  IgG Immunoglobulin G (Immunoglobulin G)(Immunoglobulin G) antistoffen naar leeftijd;
B) Percentage deelnemers met mucosale S1  IgA Immunoglobuline A (Immunoglobuline A)(Immunoglobuline A) antistoffen naar leeftijd;
C) Mucosale S1 IgG antistof concentraties naar leeftijd; 
D) Mucosale S1 IgA antistof concentraties naar leeftijd; 
E) Mucosale S1 IgG antistof concentraties totaal;
F) Mucosale S1 IgA antistof concentraties totaal

De resultaten van het PIENTER Corona onderzoek brengen we uit in wetenschappelijke artikelen zodat ze voor iedereen te lezen zijn. Andere landen kunnen hierdoor ook voordeel hebben van dit onderzoek en belangrijke conclusies gebruiken voor het maken van hun volksgezondheidsbeleid. Wanneer er artikelen online komen, delen we ze op deze pagina.

Analyse van de  SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)- CoV coronavirus (coronavirus)-2 seroprevalentie en risicofactoren, en symptomen in relatie tot hoogte van antistoffen na infectie tijdens de eerste golf (op basis van data uit ronde 1):
Vos ERA, den Hartog G, Schepp RM risicomanagement (risicomanagement), et al. Nationwide seroprevalence of SARS-CoV-2 and identification of risk factors in the general population of the Netherlands during the first epidemic wave. Journal of Epidemiology and Community Health. 2020 Nov 28;75(6):489–95. 

Het effect van social distancing (afstand houden) op contactpatronen in de bevolking (op basis van data uit ronde 1 en 2):
Backer JA, Mollema L, Vos ER, et alImpact of physical distancing measures against COVID-19 on contacts and mixing patterns: repeated cross-sectional surveys, the Netherlands, 2016–17, April 2020 and June 2020. Eurosurveillance. 2021 Feb;26(8):2000994. 

Schatting van de aantal klachtenvrije SARS-CoV-2 infecties in de populatie (op basis van data uit het PIENTER3 onderzoek, en PIENTER Corona ronde 1 en 2):
McDonald SA, Miura F, Vos ERA, et al. Estimating the asymptomatic proportion of SARS-CoV-2 infection in the general population: Analysis of nationwide serosurvey data in the Netherlands. European Journal of Epidemiology. 2021 Jul;36(7):735-739.

Het effect van social distancing maatregelen op SARS-CoV-2 infectie na de eerste golf (op basis van data uit ronde 2):
Vos ERA, van Boven M, den Hartog G, et al. Associations between measures of social distancing and SARS-CoV-2 seropositivity: a nationwide population-based study in the Netherlands. Clinical Infectious Diseases. 2021 Dec 16;73(12):2318-2321.

De duur van immuniteit en bindingssterkte van SARS-CoV-2 antistoffen ruim een half jaar na infectie (op basis van data uit ronde 1 t/m 3):
den Hartog G, Vos ERA, van den Hoogen LL, et al. Persistence of antibodies to SARS-CoV-2 in relation to symptoms in a nationwide prospective study. Clinical Infectious Diseases. 2021 Dec 16;73(12):2155-2162.

Gebruik van antistoffen om doorbraakinfecties na vaccinatie te identificeren (m.b.v. data uit ronde 4):
van den Hoogen LL, Smits G, van Hagen CCE Coordination Centre for Effects (Coordination Centre for Effects), et al. Seropositivity to Nucleoprotein to detect mild and asymptomatic SARS-CoV-2 infections: A complementary tool to detect breakthrough infections after COVID-19 vaccination? Vaccine. 2022 Apr 1;40(15):2251-2257.

De antistof respons na vaccinatie (m.b.v. data uit ronde 5):
van den Hoogen LL, Verheul MK, Vos ERA et al. SARS-CoV-2 Spike S1-specific IgG kinetic profiles following mRNA or vector-based vaccination in the general Dutch population show distinct kinetics. Scientific Reports. 2022 Apr 8;12(1):5935.

De ziektelast door acute COVID-19 (m.b.v. data uit ronde 3):
McDonald SA, Lagerweij GR groepsrisico (groepsrisico), de Boer P, et al. The estimated disease burden of acute COVID-19 in the Netherlands in 2020, in disability-adjusted life-years. European Journal of Epidemiology. 2022 Aug 11;1-13. 

De laboratorium methode om antistoffen tegen SARS-CoV-2 te meten:
den Hartog G, Schepp RM, Kuijer M, et al. SARS-CoV-2–Specific Antibody Detection for Seroepidemiology: A Multiplex Analysis Approach Accounting for Accurate Seroprevalence. The Journal of Infectious Diseases. 2020 Oct 1;222(9):1452-1461.

Over de wetenschappelijke achtergrond van het PIENTER3 onderzoek heeft het RIVM eerder een artikel gepubliceerd:
Verberk JDM, Vos RA, Mollema L, et al. Third national biobank for population-based seroprevalence studies in the Netherlands, including the Caribbean Netherlands. BMC Infectious Diseases. 2019 May;19(1):470.