De Milieuongevallen Dienst bestaat uit ongeveer 90 deskundigen met verschillende specialismen. Zo is er een team dat monsters neemt en specialistische metingen doet. Ook zijn er analisten, modelleurs, toxicologen, biologen en drinkwaterdeskundigen. De MOD Milieuongevallen Dienst (Milieuongevallen Dienst)-coördinator is het eerste aanspreekpunt en verantwoordelijk voor de inzet.

Afstemming over en coördinatie van de inzet

De MOD Milieuongevallen Dienst (Milieuongevallen Dienst)-coördinator is het eerste aanspreekpunt en verantwoordelijk voor de inzet. De coördinator bepaalt op basis van de vraag en de situatie en in overleg met de opdrachtgever welke expertise nodig is. De coördinator kan ook de hulp inroepen van andere kennisinstituten, zoals het KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut), het Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum (NVIC), Wageningen Food Safety Research (WFSR) of het Watermanagement Centrum Nederland (WMCN) van Rijkwaterstaat.

Metingen doen en monsters nemen

De MOD heeft draagbare meetapparatuur. Metingen kunnen dus ter plaatse en tijdens een incident met gevaarlijke stoffen gedaan worden. Deze meetinstrumenten geven vaak een snelle, maar indicatieve uitslag. Voor een definitieve uitkomst is aanvullend onderzoek nodig. Daarvoor neemt de MOD monsters die geanalyseerd worden in het laboratorium. Het is ook mogelijk dat de brandweer zelf monsters neemt (bijvoorbeeld met een canister van het RIVM). Ook die analyseert de MOD. Monstername gebeurt in de warme (acute) fase. De MOD kan dat doen voor gassen, vloeistoffen en vaste stoffen. Voor stralingsmetingen werkt de MOD samen met de Ongevalsorganisatie Straling (OOS).

De veldploegleider van de MOD coördineert in overleg met de opdrachtgever de metingen in het veld. De veldploegleider stelt de meetstrategie op en zorgt samen met de onderzoeksleider voor het analyseplan. Het doel van dat plan is om zo snel mogelijk antwoord te geven op de onderzoeksvragen. De veldploeg voert de metingen en monstername uit.

Analyse van monsters

De MOD gebruikt verschillende analysetechnieken. Zo wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS gaschromatografie-massaspectrometrie (gaschromatografie-massaspectrometrie)) voor de identificatie en kwantificatie van vluchtige organische stoffen (VOS vluchtige organische stoffen (vluchtige organische stoffen)) en Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen)). Röntgenfluorescentiespectrometrie (XRF) is een analysetechniek die de MOD met name toepast bij brand. Het meten van chloor in luchtstof geeft inzicht in mogelijke dioxinevorming. Voor de analyses op dioxinen werkt de MOD samen met het laboratorium van Wageningen Food Safety Research (WFSR Wageningen Food Safety Research (Wageningen Food Safety Research)).

Rapportage en handelingsperspectief

De onderzoekleider van de MOD coördineert het onderzoek, verzamelt de uitkomsten en komt met de experts tot een duiding en indien van toepassing tot handelingsperspectieven. Tussentijds houdt de MOD-coördinator nauw contact met de opdrachtgever. Voorlopige resultaten en mogelijke handelingsperspectieven worden mondeling besproken. Een MOD-inzet wordt afgerond met een rapportage met bevindingen aan de opdrachtgever.

CBRN Chemische, biologische, radiologische en nucleaire (Chemische, biologische, radiologische en nucleaire)-screening als onderdeel van het PVO Protocol Verdachte Objecten (Protocol Verdachte Objecten)

Er kunnen incidenten voorkomen waarbij chemische, biologische, radiologische en/of nucleaire stoffen (CBRN-agentia) mogelijk moedwillig zijn ingezet. Dan treedt het Protocol Verdachte Objecten (PVO) in werking. Bijvoorbeeld bij poederbrieven. Het RIVM heeft binnen het PVO de taak om de CBRN-screening uit te voeren. Het RIVM werkt daarin samen met andere expertise-eenheden van Defensie en politie. De MOD kan zelf – al dan niet in gaspak – monsters nemen. Ook kan een verdacht object of monster daarvan bij het RIVM worden aangeleverd. Voordat een monster aan het RIVM wordt overgedragen moet ter plaatse een aantal controles plaatsvinden en moet het formulier voor monsteroverdracht worden bijgevoegd.

Voor de CBRN-screening werken de chemische analisten en biologische deskundigen van de MOD samen met de meetdeskundigen van de Ongevalsorganisatie Straling. Deze screening op specifieke biologische agentia en op chemische en radiologische stoffen gebeurt in het Mobiel Chemisch Biologisch Laboratorium (MCBL Mobiel Chemisch Biologisch Laboratorium (Mobiel Chemisch Biologisch Laboratorium)) of in het Radionuclidenlaboratorium op het RIVM-terrein. Ook kan een stralingsmeetwagen ter plaatse worden ingezet. De CBRN-screening duurt ongeveer 5 uur.

Expertise over stoffen, blootstellingsinschatting en risicobeoordeling

De MOD beschikt over een ‘back office’ met deskundigen die de beschikbare informatie kunnen duiden. Zo kunnen toxicologen informatie geven over de eigenschappen van stoffen en beoordelen wat de mogelijke effecten van de aangetroffen stoffen zijn voor mens en milieu. Hiertoe werken zij samen met de Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen)) van de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) en het Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum (NVIC Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht) (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht))).

De deskundigen chemische incidenten gebruiken chemische, fysische en procestechnologische kennis om mee te denken over de mogelijke ontwikkeling van een incident. Zij kunnen een indicatie geven van effectafstanden voor brand, explosie en de verspreiding van gevaarlijke stoffen via de lucht. Voor een snelle inschatting van de verspreiding gebruiken zij de webtool Pluimradar. 

Drinkwaterdeskundigen staan paraat bij acute incidenten rondom de drinkwatervoorziening, van bron tot tap. Zij kunnen risicoanalyses en risicobeoordelingen uitvoeren van verontreinigende stoffen in het (drink)water en van de schadelijke effecten die deze kunnen hebben voor de gezondheid en/of het watermilieu. Niet alle vragen over vervuiling van de drinkwatervoorziening hoeven acuut behandeld te worden. Een antwoord op relatief korte termijn is wel wenselijk. Ook dan kan de expertise van het RIVM worden benut.

Overige inzet MOD

De expertise van de MOD is niet alleen beschikbaar voor acute milieu-incidenten, rampen of aanslagen. De MOD werkt bijvoorbeeld ook voor de Inspectie Leefomgeving en Transport, als er in het kader van toezicht en handhaving monsters van gevaarlijke stoffen genomen moeten worden. Daarnaast voert de MOD onderzoeken uit in opdracht van bijvoorbeeld het ministerie  van IenW Infrastructuur en Waterstaat (Infrastructuur en Waterstaat) of provinciale of gemeentelijke overheden. Een voorbeeld hiervan is het depositieonderzoek in de IJmond