Nederland is een dichtbevolkt land met veel dieren. Daarom moeten we alert zijn op nieuwe en bestaande ziekten die van dieren op mensen kunnen worden overgedragen. Zulke ziekten noemen we zoönosen. Voorbeelden zijn Q-koorts en vogelgriep. Om snel te kunnen ingrijpen en uitbraken onder controle te houden is in 2011 de zoönosestructuur opgezet door de ministeries van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en EZ (Economische Zaken).
De opbouw van de signaleringsstructuur zoönosen is gebaseerd op de signaleringsstructuur voor humane infectieziekten.
De zoönosenstructuur
Binnen de zoönosenstructuur vindt samenwerking en afstemming plaats tussen organisaties die zich bezig houden met infectieziekten bij dieren en organisaties die zich bezig houden met infectieziekten bij mensen. Elke maand komen de deelnemers samen. Zij delen en beoordelen nieuwe signalen over infectieziekten die van dier op mens over kunnen gaan. Deze signalen kunnen afkomstig zijn uit de regio, vanuit het hele land of uit het buitenland. Voorbeelden van signalen die besproken zijn het opnieuw voorkomen van hazenpest (tularemie) in Nederland, de eerste vondst van TBE (tick borne encephalitis) in teken in Nederland, toename van hepatitis E-virusinfecties bij mensen, toename van het aantal humane leptospirose gevallen of een uitbraak van vogelgriep onder kippen.
Afhankelijk van het signaal kan het nodig zijn om op te schalen. Een responseteam Zoönosen zal samen met het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Zoönosen overleggen en zal daarna de bewindslieden van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en EZ (Economische Zaken) adviseren over de te nemen maatregelen. In alle overleggen nemen zowel mensen uit het humane als het veterinaire domein deel.
Informatie delen
Binnen de zoönosenstructuur wordt informatie via verschillende kanalen gedeeld met professionals in het veld (onder andere dierenartsen en artsen-infectieziekten van GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en). Door snel informatie te delen kunnen (dieren)artsen snel handelen en ingrijpen wanneer dat nodig is.
Elke maand wordt een overzicht van alle besproken signalen gedeeld met de professionals in het veld.
Bij dringende signalen worden dierenartsen geïnformeerd via VetInf@ct en artsen via (Lab)Inf@ct.