Bijlage 2 bij: Testen op corona tijdens de pandemie door mensen met een lager inkomen.

Aanpak onderzoek
De dataverzameling van het trendonderzoek vindt plaats via het internet met behulp van een geprogrammeerde vragenlijst. De steekproef bestaat uit respondenten van 16 jaar en ouder. De vragenlijst is door de RIVM Gedragsunit opgesteld en is gebaseerd op de basismaatregelen en adviezen die door het kabinet worden geadviseerd. De vragenlijst wordt zo constant mogelijk gehouden voor valide vergelijkingen over de tijd. Ronde 34 heeft een totale sample van 5066 deelnemers, de uitvraag liep van 17-23 januari 2023. Ten behoeve van de vraag van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) zijn additionele vragen over testgedrag in relatie tot kosten toegevoegd aan de vragenlijst.

oor het trendonderzoek wordt een landelijk representatieve steekproef getrokken op basis van leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en provincie. De variabele inkomen is als extra variabele meegenomen in deze ronde, de verdeling inkomensgroepen is niet volledig representatief voor de samenleving. Lagere inkomensgroepen lijken in deze sample ondervertegenwoordigd. Inkomensgroepen zijn onderverdeeld in minimum (minder dan €14,100; n = 354), beneden modaal (€14,100 tot €29,500; n = 613), bijna modaal (€29,500 tot €36,500; n = 620), modaal (€36,500 tot €43,500; n = 780), tussen 1 en 2 keer modaal (€43,500 tot €73,000; n = 1.089), twee keer modaal (€73,000 tot €87,100; n = 369), meer dan 2 keer modaal (€87,100 of meer; n = 489) en weet ik niet / wil ik niet zeggen (n = 694).

Additioneel is gekeken naar GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) testdata uit de periode juni 2020 tot december 2020 (data beschreven in onderzoeksvraag 6). Dit betreffen gegevens van alle inwoners van Nederland in de leeftijd van 25-79 jaar die hebben getest bij de GGD in deze periode. Demografische kenmerken komen voort uit een koppeling met het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek).

Beantwoording onderzoeksvragen

1) Hoeveel mensen (zelf)testen met klachten?
In de vier weken voorafgaand aan het trendonderzoek ronde 34 (17-23 januari 2023) heeft 49% klachten gehad zoals verkoudheid, hoesten, benauwdheid, verhoging/koorts of plotseling verlies van reuk of smaak (niet veroorzaakt door een onderliggende aandoening). De verdeling klachten was gelijk verspreid over inkomensgroepen.

Van de mensen met klachten heeft 52% een corona zelftest gedaan. 1% heeft eerst een zelftest gedaan en is daarna gaan testen bij de GGD. Jongeren (16-24 jaar) lijken minder vaak te testen bij klachten dan andere leeftijdsgroepen, maar dit verband is niet significant (Figuur 1). Ook inkomen is geen significante voorspeller van testen bij klachten (Figuur 2).

2) Welke reden geven mensen om niet te testen als zij corona-gerelateerde klachten hebben gehad?
Van de mensen met klachten die geen (zelf)test hadden gedaan gaf 55% aan dat dit kwam omdat zij dachten dat de klachten niet bij corona hoorden. 3% gaf aan geen test te hebben gedaan omdat zij de test te duur vonden, dit is gemiddeld 10% onder mensen met een minimum of beneden modaal inkomen. De meest genoemde reden voor mensen met een minimum of beneden modaal inkomen was met 52% overeenkomstig met de algemene populatie (55%), “ik denk dat deze klachten niet bij corona horen”. (Meerdere antwoorden mogelijk; Figuur 3).

Figuur 3 Redenen geen (zelf)test bij klachten

Sla de grafiek Redenen geen (zelf)test bij klachten over en ga naar de datatabel

Figuur 3. Redenen om geen (zelf)test te doen bij klachten, trendonderzoek ronde 34

3) Wie heeft zelftesten in huis?
81% van de mensen geeft aan nog een zelftest in huis te hebben, waarvan 76% aangeeft 5 stuks of minder te bezitten. Uit een regressie analyse blijkt leeftijd geen significante voorspeller te zijn voor het in huis hebben van zelftesten (78% van de 16-24 jarigen versus 86% van de mensen boven de 70 jaar). Opvallend is dat mensen met lagere inkomens minder vaak zelftesten in huis hebben dan hogere inkomens. Zo heeft 66% van de mensen met een minimum inkomen zelftesten in huis versus 86% van de mensen die meer dan twee keer modaal verdienen (tabel 1), een regressie analyse bevestigt dat deze samenhang statistisch significant is.

Tabel 1. Zelftesten in huis naar inkomen, trendonderzoek ronde 34.

  minimum beneden modaal bijna modaal modaal tussen 1 en 2 keer modaal 2 keer modaal meer dan 2 keer modaal weet ik niet / wil ik niet zeggen totaal
Zelftest in huis 66% 75% 80% 80% 85% 85% 86% 87% 81%

Wat zijn de redenen dat mensen geen zelftest in huis hebben?
Van de mensen die geen zelftest in huis hebben (n=880) geeft 37% van de mensen aan dat ze deze pas aanschaffen als zij deze nodig hebben. 31% van de mensen geeft daarnaast aan het niet (meer) nodig te vinden om een corona zelftest te gebruiken. 13% van de mensen geeft aan geen zelftest in huis te hebben omdat zij deze te duur vinden, dit is gemiddeld 23% onder mensen met een minimum of beneden modaal inkomen. De meest genoemde reden voor mensen met een minimum of beneden modaal inkomen was met 40% overeenkomstig met de algemene populatie (37%), “ik koop ze pas als ik ze nodig heb”. Mensen konden meerdere antwoorden geven (Figuur 4).

Figuur 4 Redenen geen zelftest in huis

Sla de grafiek Redenen geen zelftest in huis over en ga naar de datatabel

Figuur 4. Redenen om geen zelftest in huis te hebben, trendonderzoek ronde 34

Zouden mensen een zelftest in huis hebben als deze gratis was?
Aan deelnemers die geen zelftest in huis hadden (19% van totale sample) werd gevraagd of zij een zelftest in huis zouden hebben als zij deze gratis zouden kunnen ophalen (bijvoorbeeld in de drogist of supermarkt). 48% reageerde hierop bevestigend, 37% negatief en 15% was hier niet zeker over.

4) Hoeveel procent van de mensen vindt zelftesten (heel) duur?
Van alle deelnemers gaf 17% aan zelftesten (heel) duur te vinden. 25-39 jarigen geven het vaakste aan zelftesten (heel) duur te vinden (22%). Mensen ouder dan 70 geven dit het minst vaak aan (9%). Het percentage mensen dat zelftesten (heel) duur vindt, wordt groter bij de lagere inkomensgroepen. Zo vindt 38% van de mensen met een minimum inkomen zelftesten (heel) duur tegen 7% van de mensen die meer dan twee keer modaal verdienen (Figuur 5).
Van de mensen die aangeven dat de noodzakelijke uitgaven voor levensonderhoud heel moeilijk waren afgelopen maand geeft 65% aan zelftesten (heel) duur te vinden.

Figuur 5 Ik vind zelftesten (heel) duur

Sla de grafiek Ik vind zelftesten (heel) duur over en ga naar de datatabel

Figuur 5. Zelftesten (heel) duur vinden naar inkomen, trendonderzoek ronde 34

Uit eerder onderzoek weten we dat de kans groter is dat mensen een (zelf)test doen bij klachten als ze al een zelftest in huis hebben. Deze relatie wordt ook in dit onderzoek nogmaals bevestigd (OR=3.5).

Zelftesten in huis
Uit een regressie analyse met demografische en psychosociale factoren komt naar voren dat inkomen en de beoordeling of men zelftesten duur of goedkoop vindt significant samenhangt met de kans om zelftesten in huis te hebben. Ook de gedragsdeterminanten zelf-effectiviteit (Hoe gemakkelijk vindt men het uit te voeren gedrag) en affectieve dreiging (de mate van zorgen over het virus) hangen significant samen met het in huis hebben van zelftesten.

Testen met klachten
De mate waarin men zelftesten duur vindt heeft slechts een licht effect op of men ook gaat testen bij klachten. Inkomen of het hebben van een kwetsbare gezondheid zijn geen significante voorspellers voor testgedrag.

Zoals ook uit andere onderzoeken komt naar voren dat vrouwen meer geneigd zijn tot testen dan mannen. Ook de gedragsdeterminanten zelf-effectiviteit (Hoe gemakkelijk vindt men het uit te voeren gedrag, de sociale norm (wat doen mensen in de omgeving) en respons effectiviteit (hoe effectief vindt men het beoogde gedrag) hangen samen met testgedrag.

6) Welke groepen testten bij de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-teststraten tijdens de pandemie?
Meulman en collega’s (nog niet gepubliceerd manuscript) hebben GGD test data bekeken in de periode juni 2020 tot december 2020 om sociaal economische verschillen te identificeren in testgedrag. Mensen met hogere inkomens leken in dit onderzoek een grotere kans te hebben om te testen op het coronavirus. Het gevolg hiervan was dat mensen met hogere inkomens ook een grotere kans hadden om positief te testen op het coronavirus. Lagere inkomensgroepen hadden een relatief hogere kans op positieve testen als er slechts naar 1 afgenomen test werd gekeken.
Ook andere factoren hadden invloed op testen bij de GGD:

  • Mensen in meer stedelijke gebieden testten vaker, en testten vaker positief, dan mensen in minder stedelijke gebieden.
  • Jongere leeftijdsgroepen testten vaker, en testten vaker positief, dan oudere leeftijdsgroepen. Als er gekeken werd naar slechts 1 afgenomen test, testten ouderen vaker positief dan jongeren.
  • Mensen in grotere huishoudens testten vaker positief dan mensen in een 1-persoonshuishouden. Ook als er gekeken werd naar slechts 1 afgenomen test, testten grotere huishoudens vaker positief.
  • Mensen met een Europese achtergrond (excl. Nederlanders) en een niet-Europese achtergrond testten minder vaak dan Nederlanders. Mensen met een Europese achtergrond (excl. Nederlanders) testten minder vaak positief dan Nederlanders. Mensen met een niet-Europese achtergrond testten vaker positief dan Nederlanders. Als er gekeken werd naar slechts 1 afgenomen test testten mensen met een niet-Europese achtergrond vaker positief dan Nederlanders.