De lucht die wij inademen bestaat uit verschillende stoffen. Sommige stoffen hebben we nodig, zoals zuurstof. Maar door sommige andere stoffen kunnen we last krijgen van onze gezondheid. Deze stoffen vervuilen de lucht. Hoe minder vervuilende stoffen er in de lucht zitten des te beter de kwaliteit van de lucht en dus des te gezonder.

Schadelijke stoffen in de lucht

De stoffen in de lucht die schadelijk kunnen zijn voor onze gezondheid zijn onder andere stikstofoxiden, fijnstof en ozon. Deze en andere stoffen worden in Nederland gemeten en de resultaten zijn te zien op luchtmeetnet.nl. Voor deze stoffen wordt tegenwoordig bijna overal voldaan aan de wettelijke grenswaarden. Uit wetenschappelijk onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO World Health Organization (World Health Organization)) blijkt dat ook gezondheidseffecten kunnen optreden bij lagere waarden dan de grenswaarden.

Stikstofoxiden

Stikstofoxiden (NOx Stikstofoxiden (Stikstofoxiden)) zijn gasvormig. Ze komen vooral vrij bij verbrandingsprocessen. In dat proces wordt de stikstof in de lucht (N2) samen met zuurstof (O2) omgezet naar stikstofmonoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2). Dit wordt samen NOx genoemd. Stikstofdioxide (NO2) komt het meeste voor. Er is een grenswaarde voor vastgesteld om nadelige gezondheidseffecten te beheersen.

Fijnstof

Fijnstof is een verzamelnaam voor allerlei deeltjes die in de lucht aanwezig zijn. Bijvoorbeeld roet-, metaal-, zout- en zanddeeltjes. Sommige fijnstofdeeltjes worden rechtstreeks uitgestoten in de lucht (primair fijnstof), andere deeltjes ontstaan in de lucht (secundair fijnstof) door chemische reacties van gassen, zoals ammoniak en stikstofdioxide.

Fijnstof wordt ingedeeld naar grootte van het deeltje en aangeduid met de Engelse term Particulate Matter, afgekort PM. Deeltjes kleiner dan 10 micrometer worden aangeduid als PM10 (fijnstof). Is een deeltje kleiner dan 2,5 micrometer dan spreken we van PM2,5 (fijnstof). Ultrafijnstof is kleiner dan 0,1 micrometer (PM0,1). De chemische samenstelling van fijnstof kan erg verschillend zijn. Dat hangt af van de bron van het fijnstof en de locatie. Bij sterk verhoogde fijnstofconcentraties spreken we van smog door fijnstof.

Ozon

Ozon is een gas dat niet direct wordt uitgestoten, maar onder invloed van zonlicht in de atmosfeer wordt gevormd. Onder invloed van instraling van de zon (via energie van ultraviolet licht) kunnen stikstofdioxide en vluchtige organische stoffen (VOS vluchtige organische stoffen (vluchtige organische stoffen)) reageren tot ozon (O3). Ozon in de lucht op grondniveau is iets anders dan de ozonlaag die zich op 15-30 km kilometer (kilometer) hoogte bevindt.

De ozonlaag voorkomt dat te veel UV ultraviolet (ultraviolet) -straling op aarde komt. Ozon in de lucht die we inademen kan leiden tot gezondheidsklachten. Hogere concentraties komen meestal voor in de zomer, op zonnige dagen met weinig wind die uit het zuidoosten komt. Bij sterk verhoogde ozonconcentraties spreken we van smog door ozon. Bij veel smog waarschuwt het RIVM de bevolking.

Bronnen die vervuilende stoffen in Nederland uitstoten

Voorkomen is beter dan genezen. Het is dus het beste om te voorkomen dat schadelijke stoffen in de lucht terecht komen. Om maatregelen te kunnen nemen, moet bekend zijn waar de stoffen worden uitgestoten. De Nederlandse Emissieregistratie is een inventarisatie die elk jaar wordt uitgevoerd voor ruim 375 stoffen waarbij de hoeveelheid en herkomst van de stoffen wordt geregistreerd. 

Meer informatie over de bronnen van deze en van andere vervuilende stoffen staat op Emissieregistratie.nl

Bronnen van fijnstof in Nederland

Volgens de gegevens in de Emissieregistratie is het verkeer (onder andere weg-, rail- en scheepvaartverkeer) goed voor ongeveer 29% van de uitstoot van fijnstof PM10. Vooral door uitlaatgassen en bijvoorbeeld slijtage van banden. Ook landbouw (~19%, vooral uit stallen), overige industrie (~18%, bijvoorbeeld uit verbrandingsprocessen) en consumenten (~22%, bijvoorbeeld uit houtstook) zijn belangrijke bronnen. Ook voor fijnstof PM2,5 is het verkeer in Nederland de grootste bron (~35%), samen met consumenten (~35%), gevolgd door overige industrie (17%).

Bronnen van stikstofoxiden in Nederland

Stikstofoxiden worden vooral uitgestoten door weg- en overige verkeer (circa 70%) en landbouw (circa 12%). De (overige) industrie en energiesector stoten beiden ongeveer 4% uit.

Geen 1-op-1 effect van maatregelen op de concentratie 

Luchtvervuiling in Nederland komt ook van bronnen uit het buitenland (bijna 30% van de totale PM10 concentratie, ruim 40% van PM2,5 en ruim 25% van NO2) en van natuurlijke bronnen (bijna 45% van totale PM10 concentratie en ~15% van PM2,5). Maatregelen in Nederland hebben op de uitstoot van deze bronnen geen effect. Alle uitstoot samen en de weerscondities bepalen wat de concentraties van fijnstof en stikstofdioxide zijn.

Een vermindering van de uitstoot van Nederlandse bronnen leidt dus niet tot een in dezelfde mate vermindering van de concentratie in de lucht. Uitstoot vanuit Nederland komt ook in het buitenland terecht en heeft daar invloed op de luchtkwaliteit. Maatregelen in Nederland hebben op deze manier ook een effect op de luchtkwaliteit in het buitenland. Het effect van maatregelen in Nederland en in het buitenland op de concentratie vervuilende stoffen in de lucht wordt bepaald met behulp van modelberekeningen.

Op langere termijn wel effect: Luchtkwaliteit nu beter dan vroeger

De concentraties van vervuilende stoffen in de lucht worden al jaren gemeten. Op www.luchtmeetnet.nl zijn zowel de actuele als historische gegevens te vinden. De concentratie van stikstofdioxide in de lucht daalt al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw. Ook de concentratie fijnstof in de lucht is sinds de jaren negentig ongeveer gehalveerd.

De afnames in de concentraties laten zien dat de genomen maatregelen effectief zijn geweest voor het verminderen van de uitstoot. Auto’s zijn bijvoorbeeld voorzien van een katalysator en/of een roetfilter. De industrie moet emissies die uit productie vrijkomen filteren. En stallen van de veehouderij zijn voorzien van filters die een deel van de fijnstof uit de lucht halen.

Plaatselijk kan de luchtkwaliteit sterk verschillen

De luchtkwaliteit in Nederland verschilt van plek tot plek en van moment tot moment. Plaatselijk hebben vooral bronnen in de directe omgeving invloed op de luchtkwaliteit. Hoe groot die invloed is hangt sterk af van hoe groot de uitstoot is. Ook de hoogte en de wijze waarop de vervuilende stoffen worden uitgestoten is belangrijk. Bij uitstoot op grote hoogte (bijvoorbeeld door vliegverkeer of hoge schoorstenen) hebben de vervuilende stoffen minder invloed op de luchtkwaliteit dan dicht bij de grond. Relevante bronnen in de buurt zijn bijvoorbeeld het wegverkeer of veehouderijen. Ook houtstook door particulieren draagt lokaal bij aan een vermindering van de luchtkwaliteit.

Atlasleefomgeving.nl geeft algemene informatie over de luchtkwaliteit in Nederland. De Atlas geeft ook andere informatie over de kwaliteit van de leefomgeving. Actuele meetgegevens staan op Luchtmeetnet.nl. Per meetstation is te zien wat de concentratie van een stof op dat moment is. 

Luchtkwaliteitsindex: beoordeling van de luchtkwaliteit

Om in één oogopslag de kwaliteit van de lucht te beoordelen is een luchtkwaliteitsindex (LKI) ontwikkeld. De index vat gegevens samen over de luchtkwaliteit. In de bepaling van de LKI zijn de concentraties van stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10 en PM2,5) en ozon (O3) meegenomen. Meer informatie over de LKI staat op Luchtmeetnet.nl en kunt u vinden in het rapport Luchtkwaliteitsindex: aanbevelingen voor de samenstelling en duiding van  het RIVM.

Maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren  

Nederland hanteert grenswaarden voor verschillende vervuilende stoffen die in de Europese richtlijnen staan en voor geheel Europa gelden.

Als de concentratie hoger blijkt dan de grenswaarde, dan moeten er maatregelen genomen worden om de luchtvervuiling terug te dringen. Dat is wettelijk zo vastgelegd. In Nederland worden er maatregelen genomen voor onder andere stikstofdioxide en fijnstof. Deze maatregelen worden door de bevoegde gezagen genomen. Het Rijk kan bijvoorbeeld emissie-eisen opleggen om de uitstoot aan de bron te reduceren. Provincies kunnen door middel van voorlichting inwoners bewust maken van het stoken van hout en de luchtverontreiniging die daarmee samengaat. Een gemeente kan een rondweg aanleggen om het doorgaande verkeer om de stad heen te leiden.

Monitoring Luchtkwaliteit onder Omgevingswet

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit)) droeg sinds 2009 bij aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Mede door de maatregelen in het kader van het NSL zijn bijna overal in Nederland nu de Europese grenswaarden gehaald. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het NSL overgegaan in de Monitoring Luchtkwaliteit. Het doel blijft om overal in het land te voldoen aan de grenswaarden. Het RIVM monitort met het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit of de doelstellingen van de Rijksoverheid behaald worden. Als het nodig is, kan de Rijksoverheid zo in haar beleid bijsturen.

Schone Lucht Akkoord (SLA)

Gezondheidseffecten treden ook op onder de grenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. De Nederlandse overheid probeert samen met provincies en gemeenten de concentraties van luchtvervuilende stoffen nog verder terug te dringen. Daarom werd in 2020 het Schone Lucht Akkoord afgesloten  met een deel van de gemeenten en alle provincies.

In het SLA is afgesproken om de gezondheidseffecten van luchtvervuiling door Nederlandse bronnen in 2030 met 50 procent te verminderen ten opzichte van 2016. Het RIVM berekent elke twee jaar de effecten van de maatregelen op de concentraties van stoffen in de lucht en het effect op de gezondheid, zie Monitoringsrapportage Doelbereik Schone Lucht Akkoord. Daarmee toetst de Nederlandse overheid of ze met het gestelde beleid de beoogde doelen halen. 

WHO-advieswaarden

Met het SLA werkt Nederland ook toe naar de WHO-advieswaarden van 2005. De WHO baseert deze advieswaarden op wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van luchtvervuilende stoffen op de gezondheid van mensen. De WHO advieswaarden waren in 2005 lager dan of gelijk aan de huidige grenswaarden, en zijn in 2021 verder aangescherpt. In de nieuwe advieswaarden is het meest recente onderzoek naar de effecten van luchtvervuiling opgenomen. Deze lagere WHO-advieswaarden zijn vooralsnog niet vertaald naar nieuwe Europese grenswaarden en zijn ook niet opgenomen in Nederlandse wetgeving.
 
Als Nederland wil voldoen aan de WHO-advieswaarden van 2021 dan moet de uitstoot van luchtvervuilende stoffen nog verder omlaag. Daarvoor zijn wel extra maatregelen nodig. In het rapport Inventarisatie van benodigde maatregelen om WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit in 2030 te realiseren staat welke maatregelen dat zouden kunnen zijn.