Video: Derogatie en waterkwaliteit

Derogatieregeling (aantal woorden: 254)
Ons vee produceert niet alleen melk of vlees, maar ook mest. Deze
mest bevat voedingsstoffen die gewassen laten groeien. Een deel van
deze stoffen wordt niet opgenomen en spoelt uit naar het grondwater
en het oppervlaktewater. Dat is slecht voor het milieu. Daarom bepaalt
de Europese Unie hoeveel dierlijke mest de agrariër op zijn land mag
gebruiken.
Naast de norm van de EU heeft Nederland een eigen norm voor de totale
hoeveelheid meststoffen, die hoger ligt dan de norm voor dierlijke mest. Het
verschil tussen de twee mag de agrariër aanvullen met kunstmest. Onder
bepaalde voorwaarden mogen Nederlandse agrariërs van de EU meer
dierlijke mest gebruiken dan de Europese norm. Dit heet derogatie.
Om derogatie te kunnen krijgen moet een agrarisch bedrijf voor minimaal
80% uit grasland bestaan. Grasland houdt de voedingsstoffen namelijk
beter vast dan bijvoorbeeld maïs. Er is dus minder uitspoeling van mest
naar het grondwater en oppervlaktewater.
Voor agrarische bedrijven is derogatie op twee manieren financieel
voordelig. Enerzijds omdat ze minder mest hoeven af te voeren en
anderzijds omdat ze minder kunstmest hoeven aan te kopen.
Met het Landelijke meetnet effecten Mestbeleid meet RIVM sinds 2006 op
300 derogatiebedrijven de waterkwaliteit. Wageningen Economic Research
verzamelt daar informatie over de bedrijfsvoering en het mestgebruik
Uit de monitoring blijkt dat het gebruik van meer dierlijke mest op
derogatiebedrijven geen negatief effect heeft op de waterkwaliteit.
Dat komt omdat de totale hoeveelheid mest die gebruikt mag worden niet
verhoogd is. Ook is het aandeel grasland op bedrijven met derogatie groter
geworden, waardoor meststoffen minder uitspoelen.