Go to abstract

Samenvatting

Sinds april 1997 vindt een gestructureerde surveillance van zoonoseverwekkers bij landbouwhuisdieren plaats. In dit rapport zijn de resultaten van het eerste jaar (april 1997 tot en met maart 1998) beschreven. De surveillance vond plaats bij vleeskuikens, legkippen, vleeskalveren en melkkoeien en was hoofdzakelijk gericht op Salmonella en E. coli O157. Koppels vleeskuikens werden tevens onderzocht op het voorkomen van Campylobacter, terwijl een selectie van de koppels werd onderzocht op het voorkomen van verocytotoxine (VT)-producerende E. coli (VTEC) in het algemeen. De surveillance werd uitgevoerd voor schatting van de prevalentie van de doelorganismen op koppelniveau. In totaal werden in het eerste jaar mestmonsters van 591 koppels landbouwhuisdieren verzameld op de boerderij, uit te splitsen naar 100 koppels vleeskuikens, 163 koppels legkippen, 192 koppels vleeskalveren en 136 koppels melkkoeien. Salmonella spp. werden geisoleerd uit 22,0% van de koppels vleeskuikens, uit 15,3% van de koppels legkippen en uit 1,6% van de koppels vleeskalveren. S. Enteritidis werd geisoleerd uit 5,5% van de koppels legkippen. Bij melkkoeien werden geen Salmonella spp. aangetoond. De prevalentie van Campylobacter bij vleeskuikens (n=84 koppels) was 29,8%. E. coli O157 werd geisoleerd uit 4,4% van de onderzochte koppels melkkoeien, 1,6% van de koppels vleeskalveren (n=191) en uit 1 van de koppels legkippen. Alle onderzochte koppels vleeskuikens werden negatief bevonden voor E. coli O157. Van de koppels vleeskalveren bleek 40,5% positief voor VTEC, van de koppels melkkoeien 17,2%, van de koppels legkippen 4,4% en van de koppels vleeskuikens 3,2%. De betekenis voor de volksgezondheid van het grote aantal VTEC-positieve koppels rundvee is niet duidelijk. Hiervoor is meer inzicht vereist in de rol die de verschillende typen VTEC spelen bij het veroorzaken van gezondheidsproblemen bij de mens. Op grond van de resultaten van het eerste jaar van deze studie kan worden gesteld dat pluimvee nog steeds een belangrijk reservoir is van Salmonella spp. en Campylobacter spp. Rundvee moet worden beschouwd als een belangrijk reservoir van E. coli O157 en overige typen VTEC.

Abstract

In order to obtain reliable data on the prevalences and trends of zoonotic agents in farm animals in the Netherlands, a monitoring system based on statistical principles was implemented in April 1997. This report presents the results of the first year of monitoring. The monitoring was focused on the occurrence of Salmonella spp. and E. coli O157 in broilers, laying hens (layers), veal calves and dairy cattle. In addition, broiler braces were examined for the presence of (thermophilic) Campylobacter spp. and a selection of braces from all farm animal categories were examined for the presence of verocytotoxin (VT)-producing E. coli (VTEC) of all serotypes. The prevalences of the zoonotic agents were estimated at brace level. Braces were sampled by randomly collecting fresh faecal droppings on the farms. Salmonella spp. were isolated from 22.0% of the broiler braces (n=100), 15.3% of the layer braces (n=163) and 1.6% of the veal calf herds (n=192). S. Enteritidis was isolated from 5.5% of the layer braces. Salmonella spp. were not isolated from any of the dairy cattle herds (n=136). The prevalence of Campylobacter in broiler braces (n=84) was 29.8%. E. coli O157 was isolated from 4.4% of the dairy cattle herds, from 1.6% of the veal calf herds (n=191) and from one of the layer braces. E. coli O157 was not isolated from any of the broiler braces. Found positive for VTEC were 40.5% and 17.2% for the veal calf and dairy cattle herds, and 4.4% and 3.2% for the layer and broiler braces, respectively. Poultry can therefore be concluded to still be an important reservoir of Salmonella spp. and Campylobacter spp. Cattle should be considered as an important reservoir of E. coli O157 and other VTEC serotypes.

Resterend

Grootte
2.87MB