Go to abstract

Samenvatting

Sinds eind jaren negentig doet de afvalstortbranche onderzoek naar methoden om een afvalstortplaats te verduurzamen. De gedachte is dat hierdoor minder verontreinigingen in de stortplaats uitspoelen naar het grondwater. Bij dergelijk duurzaam stortbeheer worden de natuurlijke afbraakprocessen gestimuleerd door lucht en (regen)water aan het afval op de stortplaats toe te voegen. Organische stoffen in het afval breken op deze manier af en metalen spoelen gecontroleerd (deels) uit met het water dat de stortplaats verlaat. Dit water wordt vervolgens gezuiverd en desgewenst hergebruikt, waardoor schadelijke stoffen uit het afval verdwijnen. Verwacht wordt dat op termijn een 'stabiele' stortplaats overblijft waar nauwelijks stoffen uit komen die het grondwater kunnen bedreigen. Om te testen of deze gedachte haalbaar is, wil de stortbranche op vier pilotstortplaatsen in Nederland het principe van duurzaam storten onderzoeken. Hiervoor heeft het ministerie van IenM het RIVM gevraagd om zogenoemde toetswaarden af te leiden waarmee kan worden getoetst of de emissies van schadelijke stoffen naar het grondwater na de pilots voldoende zijn gereduceerd. Momenteel worden volle stortplaatsen van boven en onderen afgedekt, zodat er geen vocht bijkomt. Omdat hierdoor de samenstelling van de stortplaats en daarmee ook de verontreinigingen niet veranderen, blijven de organische stoffen en metalen erin zitten. Vanwege de beperkte levensduur van de beschermende afdichting dient de bovenafdekking te worden vervangen. Dit brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Door duurzaam storten zou deze afdichting minder of niet noodzakelijk kunnen zijn. Het onderzoek van het RIVM is opgedeeld in twee fasen. In de eerste fase (deze rapportage) zijn de uitgangspunten voor de modellering geïnventariseerd. Zo is onderzocht of bestaande wet- en regelgeving, zoals het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen en de Regeling Bodemkwaliteit, bruikbaar zijn om toetswaarden te ontwikkelen. Daarnaast is een eerste indicatie voor de te hanteren normen berekend en worden de werkzaamheden in fase 2 deels ingevuld. In de vervolgfase zullen de toetswaarden daadwerkelijk worden bepaald.

Abstract

Since the 1990s the waste industry has been carrying out research on sustainable landfill practices aimed at stimulating the biological degradation and immobilisation of contaminants within the landfill site. The rationale behind a sustainable landfilling policy is that less contamination from the landfill will leach into the groundwater. During sustainable landfilling the natural degradation processes within the landfill are stimulated by allowing air and (rain)water to enter the landfill. This allows organic contaminants to be degraded and metals to be leached from the landfill together with the excess water under controlled conditions. The excess water is then cleaned and can be reused if so desired. This approach results in the removal of contaminants from the landfill. It is believed that the end result will be a stable landfill from which scarcely any contaminants can infiltrate the groundwater. To test if this end result is achievable the industry has proposed carrying out long-term research on sustainable landfilling at four pilot landfills in the Netherlands. The Ministry of Infrastructure and the Environment has therefore requested RIVM to develop a set of criteria - the so-called testing values - that will serve as a reference framework against which the emissions from the experimental landfills can be compared. The aim of this framework is to determine whether the emissions from the landfill are sufficiently reduced. It is currently a common practice to seal the landfill at the bottom and top to prevent water from entering. However, the composition of the landfill, including the contaminations therein, does not change with this practice. The protective sealing covering the landfill must also be replaced regularly due to it's limited lifespan - at considerable costs. If the concept of sustainable landfilling does work, the need for sealing the landfill could become non-existent or at least less costly. A two-phase research approach has been decided upon. Phase 1 (this report) provides an inventory of possible starting points for the derivation of testing values (reference framework). Based on the Dutch Landfill Directive and the Soil Quality Directive a preliminary assessment of possible testing values has been performed. This report also describes the basis for the derivation of the testing values in phase 2 of the project.

Resterend

Grootte
2.71MB