Go to abstract

Samenvatting

Dit rapport bevat een erratum na pagina 29 Naar aanleiding van de nieuwe Europese luchtkwaliteitrichtlijn uit 2008 heeft het RIVM drie voorstellen gedaan om de Nederlandse meetstrategie voor benzeen in de lucht te herzien. Op basis van deze drie scenarios's stelt het RIVM voor in de komende jaren het aantal meetstations voor benzeen in Nederland te verlagen naar vijf locaties. Hiermee wordt voldaan aan de minimum meetverplichting uit de richtlijn. Bovendien kunnen hiermee trends op een drukke verkeerslocatie worden gevolgd. Concentratie benzeen gedaald, minder meetstations nodig Sinds de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw zijn de concentraties benzeen in Europa gedaald als gevolg van emissiebeperkende maatregelen. De nieuwe richtlijn schrijft voor dat bij lagere concentraties minder stations volstaan. Vanwege de gedaalde concentraties is het minimum aantal voor Nederland drie stations. Om voldoende zicht te houden op trends is gekozen voor vijf locaties. Het gaat hierbij om twee straat-, twee stadsstations en een regionaal station. Op een van de stadsstations zullen ook andere stoffen, de zogenoemde ozonprecursors, worden gemeten waaruit ozon wordt gevormd.

Abstract

In response to the new European air quality directive 2008/50/EC, the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) has revised the Dutch monitoring strategy for levels of benzene in the air. For this purpose, three recommendations have been made. Based on three scenarios, the RIVM has proposed a future reduction in the number of benzene monitoring stations in the Netherlands to five locations. This will meet the minimum monitoring requirements outlined in the directive. Moreover, it will enable trends at busy traffic stations to be followed. Lower benzene concentrations mean fewer monitoring stations are necessary Since the first few years of this century, benzene air concentrations in Europe have dropped as a result of measures taken to address emissions. The new directive states that fewer monitoring stations are sufficient when concentrations are lower. Due to the decrease in benzene air levels, the minimum number of stations for the Netherlands has been put at three. To ensure a good view of current trends, it has been decided to work with five monitoring stations. This will amount to two street stations, two urban stations and one rural station. At one of the urban stations, other compounds known as ozone precursors - leading to the formation of ozone - will also be monitored.

Resterend

Grootte
591KB