Go to abstract

Samenvatting

Dit rapport beschrijft het histopathologisch onderzoek van levers van platvis (bot, Platichthys flesus) afkomstig van de Nederlandse kustwateren en estuaria welke bemonsterd zijn in de periode 1985-89. Bemonstering vond plaats op een 10-tal lokaties waarbij 210 levers zijn verzameld met waarneembare knobbels (diameter > 2 mm); daarnaast zijn 315 ogenschijnlijke normale levers onderzocht. Van de 210 levers met waarneembare afwijkingen bleek 67% inderdaad tumoren te bevatten, de meeste waren goedaardig (hepatocellulair adenoom). Bij 13.6% bleek sprake van een kwaadaardig tumor (hepatocellulair carcinoom). De meeste overige afwijkingen bleken te bestaan uit zgn. "foci of cellular alteration" (fca). welke wel worden beschouwd als voorstadia van tumoren. Levertumoren komen het meest frequent voor bij bot langs de Hollandse en Zeeuwse kust, prevalenties kunnen hier oplopen tot 30% in vissen van 6 jaar en ouder. Verder werd de tumorziekte vaker bij vrouwelijke dan bij mannelijke botten waargenomen. Histopathologisch onderzoek van de ogenschijnlijk normale levers gaf niettemin een scala van veranderingen te zien, waaronder hepatocellulair adenoom, fca's, ontstekingen, vervalshaardjes, regeneratieve haardjes,hydropische degeneratie van lever- en galgangcellen en fibrillair veranderde levercellen waarvan de betekenis onduidelijk is. Daarnaast werd stapeling (vacuolisatie) van glycogeen en vet gezien, alsmede zgn. melanomacrofagen centra. De laatste twee veranderingen vallen binnen het normale beeld, maar werden gekwantificeerd (semikwantitatief). Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat een geringe fractie van de tumoren zou worden gemist als het onderzoek zich zou beperken tot alleen de zichtbare afwijkende levers. De verspreiding van de fca's kwam goed overeen met die van de tumoren hetgeen de hypothese ondersteund dat deze veranderingen tot hetzelfde proces behoren. Van de overige veranderingen en parameters vertoonde alleen de hydropische galgangdegeneratie ene overeenkomstige verspreiding. Gezien de ruimtelijke en temporele verdeling van de zichtbare afwijkingen over de diverse meetpunten en de gegevens van de histopathologische bevestiging kan geconcludeerd worden dat het voorkomen van levertumoren bij bot als integrale indicator van chemische vervuiling (potentiele carcinogene stoffen) kan dienen. Gezien de lange latentietijd echter zal er behoefte zijn aan vroege indicatoren (waaronder mogelijk fca's), hetgeen in verder laboratoriumonderzoek dient te worden uitgewerkt.

Abstract

This paper reports the detailed histopathological analysis of livers of flounder (Platichthys flesus) sampled in Dutch coastal and estuarine waters during 1985-89. In conjunction with an epidemiological study of grossly identifiable diseases at 10 sampling locations, 210 livers showing gross nodular lesions (diameter > 2 mm) and 315 livers showing no gross pathology were collected. Of the 210 livers with grossly observable nodules, 67% were diagnosed as having neoplasia. The majority of these neoplasms were identified as hepatocellular adenoma ; 13.1% were diagnosed as hepatocellular carcinoma. Most of the remaining modules were diagnosed as foci of cellular alteration, which are considered to be pre-neoplastic lesions. Routine histopathological examination of livers showing no gross pathology resulted in the identification of a range of lesions including hepatocellular adenoma, foci of cellular alteration, inflammatory lesions, focal necrosis, regenerative foci, hydropic vacuolated lesions of bile duct cells and hepatocytes, and fibrillar hepatocytes of unknown significance. In addition, indices were used to quantify the presence of storage vacuoles (glycogen and lipid) and the density of melanomacrophage centres. The results indicate that a small proportion of neoplasms would be missed if only livers with grossly detectable nodules were subjected to histological examination. The prevalence of foci of cellular alteration at the different sampling sites showed a good correspondence with that of neoplasia, providing support for the hypothesis that these conditions represent stages of the same process. Of the other lesions and quantitative indices, only bile duct vacuolization had a spatial distribution similar to that of neoplasia. The findings indicate that the occurrence of liver neoplasms in flounder represents a promising tool for monitoring exposure to potential carcinogens. However, because of the long latency period associated with tumour development, there will be a need to identify early markers preceding tumour formation (including possibly fca). This will be subject of future laboratory studies.

Resterend

Grootte
0MB