Go to abstract

Samenvatting

Het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB) heeft als primaire doelstelling het nagaan van trendmatige veranderingen in de kwaliteit van de bodem ten gevolge van diffuse belasting van de bodem. In 1993 is met de bemonstering gestart van landbouwgrond op zandgrond (melkveebedrijven). De bemonsterde bedrijven beslaan een oppervlakte die representatief is voor 25% van het zandgebied in Nederland. Onderzocht zijn bedrijven met een lage veedichtheid (extensief ; aantal: 19) en bedrijven met een hoge veedichtheid (intensief ; aantal: 16 lokaties). Naast algemene kwaliteitsparameters zijn in de landbouwgronden parameters onderzocht die gerelateerd zijn aan de milieuthema's vermesting en verspreiding. Vermestingsparameters zijn fosfaat (bodem en grondwater), nitraat, kalium en ammonium (grondwater). Voor verspreiding zijn zware metalen onderzocht (bodem en grondwater). Voorts zijn bodemgehalten aan PAK en een aantal organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB) bepaald. Daarnaast is een verkennend onderzoek (scanning) naar antimoon uitgevoerd. Voor alle lokaties geldt dat de gemiddelde metaalgehalten in de bodem beneden de streefwaarde liggen. De gemiddelde concentraties van arseen en lood in het grondwater zijn bij alle lokaties beneden de streefwaarde gelegen. Overschrijding van de streefwaarde is waargenomen voor koper, cadmium, zink en chroom. Voor zink wordt op 1 lokatie zelfs de interventiewaarde benaderd. Voor een aantal individuele PAK's liggen de lokatiegemiddelde gehalten boven de streefwaarde. Van de 16 OCB's konden een 4-tal niet worden aangetoond. Voor lindaan wordt de streefwaarde op alle lokaties overschreden. Voor dieldrin en totaal-DDT geldt dat in een belangrijk deel van de mengmonsters gehalten boven de streefwaarde worden aangetroffen. De onderzochte categorieen onderscheiden zich statistisch gezien niet duidelijk van elkaar wat betreft gehalten metalen, PAK, OCB's en vermestende stoffen (fosfaat, nitraat en kalium). In het algemeen zijn de gehalten op de intensieve bedrijven wel hoger. In het rapport is beschreven in hoeverre er correlaties bestaan tussen de huidige belasting (zware metalen) en gehalten in bodem en grondwater. De gevonden verbanden zijn in het algemeen zwak. Het overschot (aanvoer min afvoer door oogst) aan N, P en K is op de intensieve bedrijven groter dan op de extensieve bedrijven. Hetzelfde geldt voor lood, koper en zink. Daarentegen is het gemiddelde cadmiumoverschot lager dan op de extensieve bedrijven. Aan de hand van het zware-metalenoverschot (belasting) en de categoriegemiddelde concentraties van zware metalen in het grondwater, blijkt dat cadmium, lood, koper en zink nog steeds accumuleren in de bodem. Op basis van de accumulatiecijfers voor zware metalen is berekend dat voor herhaling van de bemonstering van deze categorieen, met als doel het aantonen van significante veranderingen in de gehalten van de bodem, het jaar 1998 als een zinvol tijdstip aangemerkt kan worden.

Abstract

The first results of the National Soil Quality Monitoring Network of the Netherlands are described. The network is a cooperative effort of the National Institute of Public Health and the Environment (RIVM), the Agricultural Economic Research Institute (LEI-DLO) and the Research Institute for Agrobiology and Soil Fertility (AB-DLO). The primary objective of the network is to establish changes in soil quality over time. Secondary objective is to establish the actual quality of soil and upper groundwater. Attention is focussed primarily on the rural part of the country. The monitoring program is divided evenly in time units: about 40 locations are sampled yearly. The network started in 1993 with the sampling of soil and upper groundwater on 35 cattle farms in the sandy regions of the Netherlands. The farms are divided into two categories: extensive (19) and intensive (16). These farms represent 25% of the agricultural area in the sandy regions and 12% of the total agricultural area of the Netherlands. The report contains information on concentrations of heavy metals, polycyclic aromatic hydrocarbons (PAHs) and organochlorine pesticides in the topsoil (0-10 cm). Information on concentrations of macroparameters, nutrients and heavy metals in groundwater is also presented. The measured concentrations are compared with the Dutch objectives for soil and groundwater quality (target values). No exceedance of target values was observed for heavy metals in soil. Target values for a number of individual PAHs and organochlorine pesticides were exceeded in soil. The same holds for nitrate and for a number of metals in groundwater. There are no statistical significant differences between both categories with respect to heavy metal, PAH and organochlorine concentrations in the soil. Heavy metal balances have been computed at farm level for cadmium, copper, lead and zinc. There is a balance surplus for all metals involved due to the net result of input through atmospheric deposition and farming practice (feedstuff, manure and fertilizer) and output as a result of leaching to the groundwater. Therefore it is concluded that accumulation of heavy metals occurs. However, there is no correlation between the actual balance surplus and present metal concentrations in the soil. On the basis of these balance computations and taking into account the local variation in concentrations, 1998 is estimated to be the proper time to repeat the sampling on the farms in the categories visited in 1993.

Resterend

Grootte
6.01MB