Go to abstract

Samenvatting

In 1991/1992 is een scanning uitgevoerd van residuen van bestrijdingsmid- delen in het grondwater van 5 tot 26 m beneden maaiveld in het Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit. 41 Mengmonsters, samengesteld uit 2, 3 of 4 individuele monsters, zijn geanalyseerd en 15 individuele monsters. Met GC/MS en HPLC-technieken zijn 45 stoffen geanalyseerd ; vluchtige chloorkoolwaterstoffen zijn in 29 individuele monsters onderzocht. In 14 monsters zijn een of meerdere stoffen aangetoond in de volgende frequenties (positieve analyses/totaal aantal analyses ; A = actieve stof , M = metaboliet, V = verontreiniging): 1,2-dichloorpropaan (V 7/29) ; bentazon (A 5/56) ; atrazin (A 4/18); desethylatrazin (M 3/18) ; 1,2,3-trichloorpropaan (V 3/29) ; amitrol (A 1/6) ; bromacil (A 1/12) ; carbendazim (A 1/6) ; ethyleenthioureum (M 1/20) ; mecoprop (A 1/26). In 7 van de monsters wordt de EG-norm voor drinkwater (0,1 mg/m3 voor een stof, 0,5 mg/m3 voor de som van residuen) overschreden. In 2 mengmonsters van akkerbouw en maisteelt op zandgronden zijn per monster 4 stoffen aangetroffen. Alle aangetoonde stoffen behalve amitrol zijn eerder door RIVM in diep grondwater aangetroffen. In 1991 is in 87 monsters uit Zuid-Holland van dieptes tussen 3 en 26 m -mv het voorkomen van vluchtige chloorkoolwaterstoffen onderzocht. In 18 van deze monsters is 1,2-dichloorpropaan aangetroffen tussen 0,4 mg/m3 (onderste analysegrens) en 2,3 mg/m3. De stof werd verspreid over alle dieptes aangetoond. Opvallend zijn positieve monsters van lokaties in de duinen en in kwel- en oeverfiltratiegebieden, die mogelijk van niet-landbouwkundige herkomst zijn. De verspreiding van deze stof buiten toepassingsgebieden kan wijzen op andere bronnen, namelijk industriele bronnen, met name in het verleden. Over transport van deze stof met onbekende halfwaardetijd in het milieu en eventuele overdracht tussen compartimenten is weinig bekend, maar dit draagt mogelijk aan de verspreiding bij. Nader onderzoek wordt aanbevolen naar verspreiding in zandgebieden van de herbiciden atrazin en metabolieten, bentazon en mecoprop. Hetzelfde geldt voor de verspreiding van de verontreiniging met 1,2-dichloorpropaan uit nematiciden in zandgebieden. De mogelijke verspreiding van residuen via oeverfiltratie is een aandachtspunt. Onderzoek naar stofeigenschappen van met 1,2-dichloorpropaan kan leiden tot beter begrip van de verspreiding, in het bijzonder in oppervlaktewater en bodems van heterogene opbouw. In het kader van de doelstellingen voor bescherming van algemene grondwaterkwaliteit verdient gerichte monitoring van een beperkt aantal bestrijdingsmiddelen in het bovenste grondwater in toepassingsgebieden de voorkeur. Vanuit de optiek van de openbare watervoorziening wordt daarnaast aanbevolen om in beschermingszones van waterwinning ook de kwaliteit van diep grondwater te monitoren in de nabijheid van of binnen beschermingsgebieden. Dit lijkt doelmatiger dan een algemene inventarisatie van bestrijdingsmiddelen in diep grondwater.

Abstract

A selection of 45 active ingredients, conversion products and by-products of pesticides was analysed in 41 combined groundwater samples of 2 to 4 individual samples each, originating from depths between 2 to 26 m below soil surface. In 29 individual samples volatile chlorine hydrocarbons were analysed. HPLC and GC/MS analyses show that 14 samples contained pesticide residues. In 7 samples concentrations exceeded the EC guideline for drinking water. In 2 samples 4 compounds, mostly herbicides, were detected at a time. Detected compounds were: 1,2-dichloropropane, 1,2 ,3-trichloropropane, bentazone, atrazine, desethylatrazine, amitrol, bromacil, carbendazim, ethylenethiourea and mecoprop. Analysis results of residues could not be clearly related qualitatively to soil type, agricultural land use, geohydrology or soil vulnerability in the infiltration area. Results were compared to other analysis results of deep groundwater and these showed some relationship and understanding of possible dispersion. A scanning on 1,2-dichloropropane in 87 samples from the province of South-Holland resulted in 18 positive analyses, showing concentrations above the detection limit of 0.4 mg/m3, but these did not exceed the level of 2.3 mg/m3. About 70 % of the positive (or negative) analysis results (either presence or apparent absence of the compound) can be understood from the combination of local geohydrology and potential agricultural application of nematicides, viz. absence of application. Regarding geohydrology as well as geographic distribution and range of positive samples it is possible that this conservative compound either migrates through different environmental compartments or that contamination is due to other sources than agricultural use.

Resterend

Grootte
0MB