- Publicatiedatum
- 31/07/1995
Samenvatting
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten in eerdere fasen van het project "in situ biorestauratie van een met olie verontreinigde bodem" wordt in Asten (Noord-Brabant) een praktijksanering uitgevoerd sinds maart 1990. Doel van de praktijksanering is het bepalen van de technische en financiele haalbaarheid van de toegepaste methode. Gezien de duur van de praktijksanering en als gevolg van het niet bewaarheid worden van de voorspellingen omtrent het verloop van het proces, is besloten een tweede tussentijdse evaluatie uit te voeren. In dit rapport zijn de stand van zaken van de praktijksanering en de interpretatie van de biorestauratie beschreven. Op basis van de resultaten en de prognose voor de verdere saneringsduur, worden alternatieven aangedragen voor de voortgang van het saneringsproject. De benodigde financiele middelen hiervoor worden ook berekend. De conclusies in dit rapport dienen als ondersteuning voor de beslissing over de voortgang. Op grond van de resultaten kan geconcludeerd worden dat in een periode van 1577 dagen relatief gezien veel verontreiniging uit de bodem is verdwenen: 91% van de benzine is verwijderd, 98% van de BTEX en 88% van de minerale olie. In de twee minst verontreinigde lagen (200 tot 250 en 350 tot 400 cm-maaiveld) worden gehaltes gevonden die lager zijn dan de streefwaarde, maar in de lagen op 250 tot 300 en op 300 tot 350 cm-maaiveld liggen deze gehaltes hier nog boven: de BTX-gehaltes in deze lagen zijn respectievelijk 13 en 21 mg.kg-1 droge stof, aan benzine wordt 76 en 250 mg.kg-1 droge stof gevonden en aan minerale olie 270 en 730 mg.kg-1 droge stof. De concentratie aan verontreiniging is in het ondiepe opgepompte grondwater 6 mug.l-1, lager dan de streefwaarde (10 mug.l-1) en in het diepe opgepompte grondwater is de concentratie 25 mug.l-1. Deze waarde is lager dan de 'oude B-waarde'. Monsters genomen van het grondwater uit de waarnemingsfilters bevatten nog hoge benzineconcentraties, gemiddeld 500 mug.l-1. Uit de prognose van de saneringsduur blijkt dat de sanering begin 2000 kan worden afgerond. Aangegeven wordt dat de prognose is gesteld op gemiddelde concentraties zodat het mogelijk is dat incidentele waarnemingen, concentraties te zien blijven geven boven de streefwaarde. Door de opdrachtgever zal een beslissing genomen moeten worden over de eindpunten van de sanering.
Abstract
A case study is in progress in the Dutch town of Asten in the province of North Brabant since March 1990 as part of the research project "In situ bioremediation of oil-polluted soil". This case study aims to establish the technical and financial feasibility of the method used. The length of the case study and the failure of the predictions on the process development as stated in the first interim report, forced the decision for another interim evaluation. The main object of this evaluation is to show the current state of oil pollution and give an interpretation of the remediation results. On the basis of these results and the prediction of how long it will take for the remediation to be realized, alternatives for the continuation of the project are being presented. This will include the necessary financial means. The conclusions of this second report can be used in the decision on the continuation of the project. Further, it can be concluded that after 1577 days relatively speaking much contamination has been removed from the soil: 91% petrol, 98% BTEX and 88% mineral oil. The two layers which were less contaminated (200-250 cm and 350-400 cm under soil surface) are clean, but there is still contamination in the two other layers. In these layers (250-300 cm and 300-350 cm under soil surface) the respective levels for BTX are 13 and 21 mg.kg-1 dry matter, while for petrol these are 76 and 250 mg.kg-1 dry matter and for mineral oil 270 and 730 mg.kg-1 dry matter. The concentration of polluting compounds in the shallow groundwater is very low, while greater concentrations can be found in the deep groundwater: 6 mug.l-1 and 25 mug.l-1, respectively. Samples of the groundwater from the monitoring points still have high concentrations of petrol of about 500 mug.l-1. The prediction that the remediation can reasonably be completed by January 2000 has been concluded to hold. Since the prognosis has been based on mean concentrations, it is possible that at the end of the remediation some results will still exceed the Dutch target value for clean soil. Decisions will have to be made by the commissioning body on the final end points of the clean-up.
Resterend
- Grootte
- 0MB