Beoordeling Nederlandse luchtkwaliteit voor de Europese meetverplichting

Beoordeling Nederlandse luchtkwaliteit voor de Europese meetverplichting

Go to abstract

Samenvatting

De Europese wetgeving verplicht Nederland om een minimaal aantal meetpunten te hebben waarmee het de luchtkwaliteit in het hele land in de gaten kan houden. Dit heet de Europese minimale meetverplichting, die lidstaten elke vijf jaar moeten controleren.

De Europese lidstaten bepalen per land het aantal meetpunten op basis van criteria in de EU Europese Unie (Europese Unie)-richtlijnen voor luchtkwaliteit. Ze kijken daarbij naar de gemeten concentraties van luchtvervuilende stoffen en het aantal inwoners in verschillende ‘luchtkwaliteitsgebieden’. In deze gebieden wordt een onderscheid gemaakt tussen stedelijke gebieden (agglomeraties) en overige gebieden (zones), waaronder meerdere provincies vallen. Door veranderingen hierin, bijvoorbeeld als gemeenten zijn samengevoegd, kan het nodig zijn de meetinspanning aan te passen om aan de meetverplichting te voldoen.

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) controleerde de minimale meetinspanning op basis van gemeten concentraties tussen 2015 en 2019. Hieruit blijkt dat Nederland bijna overal aan de minimale meetverplichting voldoet. Alleen in de agglomeratie Den Haag/Leiden was dat niet zo, omdat daar een meetpunt was weggevallen. Dat was niet meer bruikbaar omdat de omgeving van het meetpunt is veranderd. In september 2022 is er een nieuw station geplaatst waardoor deze tekortkoming is opgelost.

Net als de vorige beoordeling blijkt dat er te weinig meetlocaties te zijn om de concentraties ozon in ‘voorstedelijke gebieden’ voldoende te kunnen bepalen. Het RIVM adviseert het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat (Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat)) dit aantal uit te breiden.

Op sommige plekken schrijft de nationale wetgeving (Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit, ofwel Rbl) voor om met meer meetpunten de luchtkwaliteit te meten dan de Europese wetgeving minimaal voorschrijft. Dit komt omdat luchtkwaliteitsmetingen niet alleen voor de Europese verplichtingen worden uitgevoerd, maar ook voor andere doelen. Bijvoorbeeld om modelberekeningen te kunnen controleren en de gemeten concentraties van bepaalde luchtverontreinigende stoffen over een langere periode te kunnen blijven volgen.

Het Landelijk meetnet Luchtkwaliteit (LML Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit)) voert de Europese en nationale meetverplichting uit. Deze wordt waar nodig aangevuld met meetpunten van de partnermeetnetten van de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Amsterdam en de DCMR Milieudienst Rijnmond (Milieudienst Rijnmond) Milieudienst Rijnmond.

Abstract

According to European legislation, the Netherlands must have a minimum number of sampling points to assess the nationwide air quality. This obligation is the EU minimum measurement obligation. European Union (EU) Member States must check the minimum sampling points every five years.

Each EU Member State determines the minimum number of sampling points on its own territory based on criteria in the EU directives for air quality. The measured concentrations of air pollutants and the number of inhabitants in predefined air quality areas are used for this purpose. Within these areas, a distinction is made between urban areas (agglomerations) and the remaining areas (zones), which consist of multiple provinces. Whenever the boundaries of these areas change (e.g. because of municipal reorganisations), the minimum number of sampling points need to be reassessed.

National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) has assessed the minimum measurement obligation based on measured concentrations obtained between 2015 and 2019. The result shows that the current setup of the monitoring network complies with the minimum number of required sampling points based on EU legislation, except in the agglomeration Den Haag/Leiden. Here, changes in the local environment made a sampling point unsuitable for monitoring air pollutants. A new sampling point has been operational since September 2022, solving the shortcoming.

In line with the previous assessment, there are insufficient suburban sampling points to monitor ozone concentrations. RIVM advises the Dutch Ministry of Infrastructure and Water Management to expand the number of suburban sampling points for ozone where needed.

In some cases, the national legislation, as laid out in the "Regeling beoordeling luchtkwaliteit" (Rbl), requires more sampling points than the minimum required by the EU. This increase is because air quality measurements are not just used for EU legislation, but also for other purposes. For example, these measurements are used to check model calculations and monitor concentrations over extended periods.

The Dutch National Air Quality Monitoring Network (NAQMN) carries out the EU measurement obligation. When necessary, the sampling points operated by the partner monitoring networks of the Public Health Service of Amsterdam (GGD Amsterdam) and the DCMR Environmental Protection Agency are used for this purpose.

Uitgever

Instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

Resterend

Grootte
735 kb