In de Nederlandse Chlamydia Cohort Studie ( NECCST Nederlandse Chlamydia Cohort Studie (Nederlandse Chlamydia Cohort Studie)) onderzocht het RIVM de langetermijngevolgen van chlamydia bij vrouwen. Op deze pagina staan de belangrijkste resultaten.

Doel studie

In de Nederlandse Chlamydia Cohort Studie ( NECCST Nederlandse Chlamydia Cohort Studie (Nederlandse Chlamydia Cohort Studie)) onderzocht het RIVM hoe groot het risico is op een eileiderontsteking, een buitenbaarmoederlijke zwangerschap en verminderde vruchtbaarheid bij vrouwen. De studie was een vervolg op de Chlamydia Screening Implementation ( CSI Chlamydia Screening (Chlamydia Screening))* uit 2008-2011 (*zie ref 1). 

Het onderzoek richtte zich op vrouwen die al eens chlamydia hadden en vrouwen die nog nooit chlamydia hadden. Ook is gekeken naar kenmerken die het risico op vervelende gevolgen door chlamydia vergroten. Het gaat dan bijvoorbeeld om erfelijke kenmerken en gedragskenmerken. Maatregelen om een chlamydia-infectie te voorkómen kunnen zich dan beter richten op vrouwen met deze kenmerken. Ook kunnen de resultaten van dit onderzoek mogelijk helpen om de behandeling in vruchtbaarheidsklinieken te verbeteren.

Belangrijkste resultaten NECCST

Sinds 2015 deden in totaal 5.700 vrouwen mee aan minimaal 1 onderzoeksronde. Deze vrouwen waren gemiddeld 35 jaar oud aan het einde van de studie in 2022. Van de vrouwen had 35% ooit in hun leven chlamydia. Van de vrouwen met chlamydia had ongeveer 40% chlamydia met klachten. Dat zijn klachten zoals abnormale vaginale afscheiding, bloedingen tussen menstruaties, pijnlijke geslachtsgemeenschap, pijn bij het plassen en/of pijn in de onderbuik.  
De doorgemaakte chlamydia-infecties* waren gebaseerd op positieve chlamydia-testen in de chlamydia-screening (CSI-studie), positieve chlamydia-testuitslagen die de vrouwen zelf doorgaven en/of op de aanwezigheid van chlamydia-antistoffen in het bloed (* zie ref 2 - 4).

Meer risico op bekkenontsteking ( PID Pelvic Inflammatory Disease (Pelvic Inflammatory Disease)) en buitenbaarmoederlijke zwangerschap na chlamydia

Van alle vrouwen die meededen, had 4% ooit een bekkenontsteking (PID) gehad. En 1,5% had ooit een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Vrouwen die eerder chlamydia doormaakten, hadden 1,5 keer zo vaak een PID vergeleken met vrouwen zonder chlamydia-infectie. Vrouwen die eerder chlamydia hadden, bleken twee keer vaker een buitenbaarmoederlijke zwangerschap te hebben dan vrouwen die nooit eerder chlamydia hadden (zie ref 6).

Vooral risico PID na chlamydia met klachten

Alleen chlamydia-infecties waarbij vrouwen ook klachten hadden, hadden vaker een PID tot gevolg. Vrouwen die chlamydia hadden met klachten hadden een twee keer zo groot risico op PID vergeleken met vrouwen zonder klachten (zie ref 6). Uit het onderzoek bleek ook dat het risico op PID na chlamydia zonder klachten vergelijkbaar was met vrouwen die geen chlamydia hadden. Ook door andere soa seksueel overdraagbare aandoening (seksueel overdraagbare aandoening) kunnen vrouwen een PID krijgen.

Onvruchtbaarheid door schade aan de eileiders komt weinig voor

Van alle vrouwen meldde 1% onvruchtbaarheid door schade aan de eileiders. Dit was hoger bij vrouwen die ooit chlamydia hadden (1,5%) vergeleken met vrouwen die nooit chlamydia hadden (0,5%). Het risico op onvruchtbaarheid door schade aan de eileiders was ongeveer 3 keer hoger bij vrouwen die eerder chlamydia hadden. (zie ref 6). Hierbij is rekening gehouden met de leeftijd van vrouwen. Vrouwen die op jonge leeftijd (<20 jaar) chlamydia hadden, blijken een hoger risico te hebben op het ontwikkelen van onvruchtbaarheid door eileiderschade dan vrouwen ouder dan 24 jaar. (ref 5) 

Zwangerschap na chlamydia

Vrouwen die ooit chlamydia hadden, hebben evenveel kans om zwanger te worden dan vrouwen die nooit chlamydia hadden. Wel duurde het bij vrouwen die eerder chlamydia hadden wat langer om zwanger te worden. Van de vrouwen die eerder chlamydia hadden, werd 74% binnen 12 maanden na het begin van hun pogingen zwanger. Dit was 79% bij vrouwen die niet eerder chlamydia hadden. (zie ref 6).

Over het onderzoek

De deelnemers aan de studie kregen vier keer een vragenlijst over seksuele contacten, soa en eventuele zwangerschappen. Dit was in 2015, 2017, 2019 en 2021. Daarnaast namen de deelnemers in 2015 en 2021 door middel van een vingerprikje wat bloed af. In het bloed is gekeken of de vrouwen ooit chlamydia hadden. Sommige deelnemers namen in 2015 ook wangslijm af. Het slijm is onderzocht op erfelijke kenmerken die mogelijk gerelateerd zijn aan het ontwikkelen van een eileiderontsteking, een buitenbaarmoederlijke zwangerschap of verminderde vruchtbaarheid.

Tussen 2008 en 2011 vond de Chlamydia Screening plaats. Dit werd uitgevoerd door de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en Amsterdam, Rotterdam-Rijnmond en Zuid Limburg. Er werden 300.000 jongeren uitgenodigd om mee te doen aan de screening. Hierdoor is er meer bekend geworden over het vóórkomen van chlamydia in Nederland. Zo komt een chlamydia-infectie vaker voor bij vrouwen dan bij mannen en vaker bij jongeren onder de 20 jaar. Ook bleek dat te weinig mensen zich lieten screenen op chlamydia om verspreiding van chlamydia te verminderen. Daarom werd toen besloten geen landelijke chlamydia-screening in te voeren. Een chlamydia-infectie zelf is meestal niet zo erg, maar de mogelijke gevolgen wel, daarom startte het RIVM in 2011 met NECCST Nederlandse Chlamydia Cohort Studie (Nederlandse Chlamydia Cohort Studie). Deze studie is een vervolg op de Chlamydia Screening en loopt door tot en met 2022. NECCST wordt uitgevoerd in samenwerking met de GGD.