Er worden veel geavanceerde materialen ontwikkeld. Deze materialen kunnen bijdragen aan het oplossen van grote uitdagingen, zoals de energietransitie. Maar hoe weten we zeker dat deze materialen veilig en duurzaam zijn? En zijn de bestaande regels voor chemische stoffen en materialen voor deze materialen goed genoeg? De internationale (onderzoeks)gemeenschap werkt aan onderzoek, regulering en signalering om mogelijke problemen zo snel mogelijk vast te stellen.

Wat is ‘regulatory preparedness’?

De Europese Unie zet met een routekaart vol in op de ontwikkeling van (nieuwe) geavanceerde materialen. Deze materialen kun je bijvoorbeeld gebruiken om batterijen duurzamer te maken. Maar ze kunnen tegelijkertijd ook gevaarlijk zijn voor mens of milieu. Of het kan zo zijn dat de productie ervan veel energie kost. Geavanceerde materialen zijn dus niet direct veilig en duurzaam.

Daarnaast weten we niet of de bestaande wetgeving en regels voor chemische stoffen en (nano)materialen ook werken voor deze nieuwe materialen. Hierdoor kan je mogelijk de problemen of risico’s van nieuwe materialen niet goed inschatten. Bijvoorbeeld omdat je de informatie over de gevaren niet kan vertrouwen.

Beleidsmakers en risicobeoordelaars zijn daarom waakzaam. Ze willen dat mogelijke problemen vroeg in kaart worden gebracht. Pas dan kunnen ze goede maatregelen nemen. Zoals het aanpassen van wetgeving en regels zijn. Of het laten uitvoeren van onderzoek om tot goede regels en testmethoden te komen. Deze voorbereiding van wetgeving en regels voor nieuwe stoffen of materialen heet in het Engels ‘regulatory preparedness’.

Welke materialen komen er aan?

Om goed voorbereid te zijn is het nodig dat we weten welke typen materialen in ontwikkeling zijn. Bedrijven brengen vaak pas laat informatie over nieuwe materialen naar buiten. De ontwikkeling van nieuwe materialen is daardoor moeilijk in kaart te brengen. Het Europese ‘Joint Research Centre’ ( JRC Joint Research Centre (Joint Research Centre)) ontwikkelde een aanpak om dit voor geavanceerde materialen toch te kunnen doen.

De aanpakt kijkt daarvoor naar het aantal wetenschappelijke artikelen, Europese onderzoeksprojecten en Europese patenten. Ze vonden bijvoorbeeld dat er veel ontwikkelingen zijn op het gebied van medicijntoepassingen. De aanpak van het JRC is voor het grootste deel automatisch en routinematig te gebruiken.

Hoe kunnen bedrijven meehelpen?

Om goed voorbereid te zijn is meer nodig. Bedrijven moeten de veiligheid en duurzaamheid van hun nieuwe materialen goed onderzoeken. En dat zou al vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het ontwikkelproces moeten starten. Dit heet ‘Safe-and-Sustainable-by-Design’ (‘SSbD’). Vooral voor het midden- en kleinbedrijf ( MKB midden- en kleinbedrijf (midden- en kleinbedrijf)) is dit een uitdaging. Zij hebben vaak niet de kennis en middelen in huis om hier uitgebreid onderzoek naar te doen.

Het Europees onderzoeksproject SUNSHINE ontwikkelde een aanpak voor deze bedrijven. Het MKB kan deze gebruiken om veiligheid en duurzaamheid van hun geavanceerde materialen te onderzoeken. Op basis van vragenlijsten kunnen bedrijven meerdere materialen met elkaar vergelijken. En zo tot de meest veilige en duurzame variant van hun materiaal komen.

Een signaleringssysteem voor geavanceerde materialen

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)) ontwikkelde een systeem waarmee je mogelijke problemen van geavanceerde materialen kunt bepalen. Dit systeem heet Early4AdMa. Het heeft als doel om beleidsmakers en regelgevers te informeren over mogelijke problemen. Zodat die daarna met beleid en onderzoeksprogramma’s deze problemen kunnen oplossen.

Het Early4AdMa systeem is gebaseerd op de aanpak die onder andere het RIVM ontwikkelde. Het is bedoeld voor gebruik door experts met kennis over de veiligheid, duurzaamheid en wet- en regelgeving van chemische stoffen of materialen. Denk daarbij aan experts die werken bij organisaties als het RIVM of TNO of bij Europese agentschappen.

Early4AdMa bestaat onder meer uit een aantal vragenlijsten. Daarmee kun je bepalen of er mogelijke problemen kunnen komen op het gebied van veiligheid, duurzaamheid en regelgeving. Een eerste versie van het systeem is nu klaar voor gebruik. Het is getest voor verschillende geavanceerde materialen, bijvoorbeeld een nieuw isolatiemateriaal. De huidige versie van Early4AdMa zal met nieuwe voorbeelden verder worden ontwikkeld.

Wat vindt het RIVM?

We zien dat er in Europa steeds meer aandacht is voor de mogelijke problemen van geavanceerde materialen. De aanpakken van JRC, het EU Europese Unie (Europese Unie)-project SUNSHINE en OESO zijn goede stappen op weg naar ‘regulatory preparedness’ en ‘Safe-and-Sustainable-by-Design’. Ze zijn alle drie te gebruiken en sluiten goed op elkaar aan. Maar ze zijn nog wel in ontwikkeling. Het zou goed zijn om te onderzoeken of het mogelijk is om de verschillende aanpakken te combineren in één aanpak.

Als het Early4AdMa mogelijke problemen ziet, moeten deze ook doorgang vinden naar beleid en onderzoek. Als bijvoorbeeld duidelijk is dat testmethoden niet goed werken voor sommige geavanceerde materialen, dan moeten deze worden aangepast. Ook kunnen wetten en regels niet geschikt zijn voor nieuwe materialen. Aanpassen hiervan gebeurt op Europees (wet- en regelgeving) en internationaal niveau (testmethoden).

Het is dus belangrijk om signalen van Early4AdMa in internationale samenwerking op te pakken. Ook is het belangrijk dat bedrijven, beleidsmakers, of onderzoekers in sommige gevallen zelf al actie ondernemen. Maar op dit moment is het nog niet duidelijk hoe en waar signalen uit Early4AdMa worden opgepakt. Toekomstige versies van het systeem zullen dit duidelijk moeten maken.