1.1 Melding

Zoönosen (infecties met een bacteriële, virale of parasitaire oorsprong die van dier op mens kunnen overgaan) kunnen een risico vormen voor de gezondheid van mensen en dieren. De overdracht kan plaatsvinden via voedsel (alimentaire zoönosen) en via (in)direct contact met dieren (non-alimentaire zoönosen). Om zoönosen vroegtijdig te onderkennen, de bron op te sporen en deze effectief te kunnen bestrijden, is informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de betrokken humane en veterinaire domeinen essentieel. Deze samenwerking is een geïntegreerde aanpak vanuit het principe dat mensen en dieren in relatie staan met elkaar en met hun omgeving: One Health. De interdisciplinaire One Health-aanpak van zoönosen maakt onderdeel uit van een convenant tussen de  GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst), de NVWA en het  CIb Centre for Infectious Disease Control (Centre for Infectious Disease Control) (onderdeel van het RIVM) en is opgenomen in een aantal uitvoeringsprotocollen. Verschillende infectieziekten moeten binnen de humane en veterinaire zorg gemeld worden aan verschillende overheidsinstanties. Hieronder wordt kort ingegaan op meldingsplicht, bestrijdingsplicht van zoönosen en de functie hiervan binnen de surveillance en de signalering van (zoönotische) infectieziekten. Tevens wordt ook het belang van de samenwerking tussen de verschillende disciplines, One Health, beschreven.

1.1.1 Meldingsplicht

Meldingsplichtige zoönosen zijn zoönosen waar volgens de wet een melding van dient te worden gedaan bij een bevoegde autoriteit. Deze meldingsplicht geldt ook voor bij wet bepaalde dierziekten,  ziekteverwekkers en ziekteverschijnselen. De melding moet, afhankelijk van de ziektecategorie, worden gedaan bij een verdenking of bevestiging van de ziekte en binnen een bepaalde termijn. In Tabel 1 staat aangegeven welke zoönosen op basis van welke wet meldingsplichtig zijn. 

Voor de actuele veterinaire meldplicht kunt u de webpagina Melden dierziekten van de  NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ) raadplegen.

Tabel 1 Meldingsplichtige zoönosen relevant voor Nederland

Zoönose                                                                                                                       Wet dieren    Wpg Wet Publieke Gezondheid (Wet Publieke Gezondheid)                SvZ 2022* 
Antrax (miltvuur) √ a, b, h
Aviaire influenza √ c
Botulisme -
Brucellose √ a, b, h
BSE Bovine Spongiforme Encephalopathie, de zogenaamde ‘gekkekoeienziekte (Bovine Spongiforme Encephalopathie, de zogenaamde ‘gekkekoeienziekte)/TSE/(v) CJD Creutzfeld Jacob (Creutzfeld Jacob) √ a, b, h
Kwade droes (B. mallei) √ b -
Campylobacteriose** √ d √ k
Echinokokkose √ d -
Leptospirose √ e
Listeriose √ d
Mers- CoV coronavirus (coronavirus) (inclusief SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)-CoV-2) √ h  
Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (community cluster) -  
Mpox (apenpokken) √ a  
Orthohantavirusinfectie -
Aviaire chlamydiose (psittacose, ornithose) √ f
Q-koorts √ i
Rabiës √ a, b, h
Rift Valley Fever √ b -  
SARS -  
Salmonellose √ d, j √ k
SIV (simian immunodeficiency virusinfecties) √ a -  
STEC Shigatoxineproducerende E. coli-stammen (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) en andere enterohemorragische  E. coli Escherichia coli (Escherichia coli)-infectie -
Toxoplasmose √ d -
Trichinellose √ b
Tuberculose √ g
Tularemie √ a
Virale haemorrhagische koorts (o.a. Ebolavirus, Marburgvirus) √ a  
Virale paardenencefalomyelitis (o.a. West Nijlkoorts) √ b  
Voedselinfectie (cluster) - √ k
Yersiniose √ d  

* Opgenomen in Staat van Zoönosen 2022, H2 Trends
a            Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) dierziekten bij alle zoogdieren niet zijnde vee en nertsen.
b            Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) dierziekten bij vee (herkauwende en eenhoevige dieren en varkens).
c             Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) zijn alle HPAI en H5 en H7 LPAI laag pathogene aviaire influenza (laag pathogene aviaire influenza) gerelateerde stammen; alle vogels (pluimvee en andere vogels). (
Sinds juli 2023 geldt er ook voor alle zoogdieren, gehouden of in het wild levend, een meldplicht voor HPAI (H5 positieve laboratoriumuitslagen)).
d            Meldingsplichtig bij alle diersoorten.
e            Leptospirose ten gevolge van Leptospira Hardjo; alle diersoorten.
f             Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) bij vogels ; dit geldt alleen voor psittacose en geen andere vorm van chlamydiose bij dieren (zie paragraaf 2.15).
g            Tuberculose ten gevolge van Mycobacterium tuberculosis complex bij alle zoogdieren.
h            Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) dierziekten bij nertsen(achtigen).
i              Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) bij meer dan 50 schapen of geiten, gehouden ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie, op basis van een verplichte tankmelkmonitoring.
j              Meldingsplichtig (bestrijdingsplichtig) bij pluimvee: Salmonella Arizonae, Salmonella Gallinarum en Salmonella Pullorum. Naast deze ' niet-zoönotische' Salmonella’s zijn er ook nog een aantal 'zoönotische Salmonella’s' bij pluimvee meldingsplichtig op basis van  EU Europese Unie (Europese Unie)(Europese unie) regelgeving en een verplichte monitoring: Salmonella Enteritidis; Salmonella Typhimurium, waaronder monofasische Salmonella Typhimurium met de antigene formule 1,4,[5],12:i:-; Salmonella Hadar; Salmonella Infantis; Salmonella Virchow, Salmonella Java.
k            Alleen meldingsplichtig indien het een humaan cluster van twee of meer gerelateerde gevallen betreft met een oorsprong in consumptie van besmet voedsel of drinkwater.


Houders van dieren en betrokkenen (zoals dierenartsen en veterinaire laboratoria)  zijn, op basis van de Wet Dieren  en de Europese Diergezondheidsverordening, verplicht een aantal dierziekten en zoönosen (of een vermoeden daarvan) te melden bij de NVWA Incident en Crisiscentrum ( NVIC Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht) (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht))). Op grond van de Diergezondheidsverordening zijn de meldingsplichtige dierziekten ingedeeld in de categorieën A, B, C, D en E. Voor enkele dierziekten (categorieën A en B) geldt daarnaast ook een bestrijdingsplicht. In dit geval mag de bevoegde autoriteit maatregelen opleggen. De belangrijkste reden om een ziekte bestrijdingsplichtig te maken, is de noodzaak van bestrijdingsmaatregelen om gezondheidsschade bij mens en dier op korte en/of lange termijn te voorkomen. Daarnaast kunnen internationale verplichtingen aan de bestrijdingsplicht ten grondslag liggen.
Naast de categorieën meldingplichtige dierziekten in de EU verordening heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ( LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)) ook andere dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen aangewezen  die meldingsplichtig zijn. In de Wet Dieren is ook een artikel opgenomen dat de melding- en bestrijdingsplicht mogelijk maakt voor een nieuwe dierziekte die ‘’een ernstig gevaar voor de volksgezondheid’’ kan opleveren.

Artsen en hoofden van laboratoria zijn, op basis van de Wet publieke gezondheid (Wpg), verplicht een aantal infectieziekten bij mensen (of vermoeden daarvan) te melden bij de GGD(Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst). Deze ziekten zijn ingedeeld in de groepen A, B1, B2 en C. In geval van ziekten uit de eerste twee genoemde groepen (A en B1)  zijn er mogelijkheden om dwingende maatregelen op te leggen zoals verplichte isolatie van de patiënt. Op grond van deze wet is er ook een meldingsplicht voor een ziektebeeld dat volgens de stand van wetenschap een onbekende oorzaak heeft en waarbij een vermoeden bestaat van besmettelijkheid en ernstig gevaar voor de gezondheid. Ook zijn artsen verplicht melding te doen wanneer ze een voor hun praktijk ongewoon aantal gevallen van een infectieziekte vaststellen die niet behoort tot de groepen en die een gevaar vormt voor de volksgezondheid.
Naast de meldingsplicht die de Wpg oplegt aan artsen en laboratoria moet onder de Wpg ook het hoofd van een instelling waar kwetsbare groepen mensen verblijven (ziekenhuis, verzorgingshuis, kinderopvang, enz.), een melding bij de GGD doen wanneer zich een ongewoon aantal patiënten voordoet met klachten waarbij een infectieziekte kan worden vermoed (zoals diarree of huiduitslag).

Verder moeten bedrijfsartsen, maar ook andere betrokken deskundigen of de arbodienst op grond van de Arbeidsomstandighedenwet, (infectie)ziekten die opgelopen zijn tijdens het werk (beroepsziekten) melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). In principe zijn alle arbeidsgerelateerde zoönosen meldingsplichtig. 

1.1.2 Melding van infectieziekten bij de mens aan de publieke gezondheidszorg

Verplichte melding

Individuele melding van infectieziekten humaan
Behandelend artsen en hoofden van laboratoria moeten bepaalde infectieziekten melden aan de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Naast deze specifieke infectieziekten, dienen artsen ook onderstaande gevallen te melden: 

  • Een ziektebeeld met een volgens de stand van de wetenschap onbekende oorzaak, waarbij een gegrond vermoeden bestaat van besmettelijkheid en ernstig gevaar voor de volksgezondheid.
  • Een lijk besmet met een infectieus of giftig agens of een infectieuze of giftige stof waardoor een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan.
  • Een voor de praktijk ongewoon aantal gevallen van een infectieziekte, niet behorend tot de meldingsplichtige infectieziekten, dat een gevaar vormt voor de volksgezondheid.

De GGD neemt na overleg met de patiënt, de behandelend arts, de instelling en/of andere betrokkenen, passende bestrijdingsmaatregelen conform de richtlijnen van de beroepsgroep (in de praktijk bekend als de LCI-Richtlijnen), namens de Burgemeester.

De GGD meldt op zijn beurt de infectieziekte aan het Centrum voor Infectieziektebestrijding ( CIb Centre for Infectious Disease Control (Centre for Infectious Disease Control)), via de internetapplicatie Osiris voor landelijke surveillance. Als het gaat om werknemers met een infectieziekte kan de GGD overleggen met de arbodienst.

Bij een zeer beperkt aantal infectieziekten (groep A uit de Wet publieke gezondheid, of, op verzoek van de Burgermeester, bij Groep B1, zie bijlage 2) ligt de regie van de bestrijding niet bij de GGD, maar bij de minister van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Het CIb vervult een belangrijke rol bij het bepalen van het landelijke bestrijdingsbeleid.

Op advies van de GGD kan de burgemeester dwingende maatregelen nemen die zijn gericht op de patiënt en/of diens contacten. Dergelijke gedwongen maatregelen, gericht op de persoon, zijn alleen mogelijk bij de infectieziekten van groep A, B1 en B2. Bij infectieziekten van groep B2 is uitsluitend gedwongen wering uit het beroep mogelijk. Naast maatregelen gericht op de persoon, kan de burgemeester onderstaande besluiten nemen:

  • Indien er een gegrond vermoeden bestaat van een besmetting, kan de burgemeester gebouwen, vervoermiddelen, goederen en waren controleren op de aanwezigheid van een besmetting, zo nodig door het nemen van monsters.
  • In het geval van een besmetting kan de burgemeester: 
    • a)    voorschriften van technisch-hygiënische aard geven;
    • b)    gebouwen, vervoermiddelen of goederen ontsmetten, met inbegrip van de vernietiging van vectoren.
  • In het geval van een besmetting waarbij ernstig gevaar dreigt voor de volksgezondheid, kan de burgemeester:
    • a)    gebouwen of terreinen dan wel gedeelten daarvan sluiten;
    • b)    een verbod uitvaardigen tot het gebruikmaken of betreden van vervoermiddelen;
    • c)    waren vernietigen.

De burgemeester heft de maatregel op als het gevaar is geweken.

Verplichte melding van syndromen door instellingen
Het hoofd van een instelling waar populaties die kwetsbaar zijn voor infectieziekten, verblijven of samenkomen voor één of meer dagdelen per etmaal, stelt de GGD van de gemeente waarin de instelling gelegen is op de hoogte van het optreden van een ongewoon aantal zieken met maag- en darmaandoeningen, geelzucht, huidaandoeningen of andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard in de desbetreffende populatie of bij het begeleidend of verzorgend personeel.

Vrijwillige melding en consultatie

GGD’en worden veelvuldig benaderd door particulieren, zorgverleners en instellingen met vragen over infectieziekten. Ook hieruit kunnen bestrijdingsmaatregelen voortvloeien. Als het om (alimentaire) zoönosen gaat, kan de GGD desgewenst contact opnemen met de NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) voor inhoudelijke afstemming over bronopsporing.
In geval van meldingen van infectieziekten die mogelijk voedselgerelateerd zijn, wordt ook de NVWA geïnformeerd en wordt gezamenlijk met het Expertisecentrum voedselvergiftiging (ExpVV) van de NVWA bronopsporing  ingezet, conform de afspraken die zijn opgenomen in het Draaiboek uitbraak voedselinfecties en vergiftigingen.

Schema 1. Melding van infectieziekten in de humane gezondheidszorg.

Schema 1. Melding van infectieziekten in de humane gezondheidszorg.

1.1.3 Melding van infectieziekten bij de mens in arbeidssituaties 

Behalve de toepasselijkheid van de Wpg Wet Publieke Gezondheid (Wet Publieke Gezondheid) bij het daadwerkelijk optreden van infectieziekten gelden voor een groot deel van de bevolking (de werkende bevolking) ook de wettelijke verplichtingen en regels van de Arbeidsomstandighedenwet. In de Arbowet zijn ook Europese regels verwerkt betreffende preventie en bestrijding van infectieziekten in en door werk.

Wanneer infectieziekten zich voordoen in een werksituatie (beroepsinfectieziekten), en dat zal vaak het geval zijn, dan gelden aanvullende maatregelen die werkgevers en werknemers te nemen hebben. Deze maatregelen staan in het Arbobesluit Biologische Agentia (hoofdstuk 4, afdeling 9). Deze maatregelen gelden niet alleen ten tijde van een daadwerkelijk geconstateerde infectieziekte, maar betreffen ook, en soms met name, meer generieke maatregelen en uitgangspunten ter preventie. Bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten kunnen werkgevers en werknemers daarbij ondersteunen.

De Arbowet legt de verantwoordelijkheid tot het melden van een infectieziekte bij de Arbodienst (uit hoofde van de bedrijfsarts) wanneer die infectieziekte (hoofdzakelijk) zijn oorsprong heeft in of door werkzaamheden. De melding moet plaatsvinden bij het Nederlands Centrum van Beroepsziekten. Een melding van een beroeps(infectie)ziekte gebeurt elektronisch en kan alleen geschieden door geregistreerde bij het NCvB ingeschreven bedrijfsartsen. De melding is anoniem wat de NAW naam adres woonplaats (naam adres woonplaats)-gegevens van werknemer en werkgever betreft. Gegevens die onder andere gemeld moeten worden betreffen leeftijd, geslacht, werkzaamheden betrokkene, aard van de branche, diagnose, oorzakelijk agens, eventueel interveniërende persoonlijke eigenschappen en genomen preventieve maatregelen. Er is geen limitatieve lijst: iedere infectie die in of door het werk opgelopen wordt, dient gemeld te worden.

Het doel van de meldingen is signalering ter beleidsvoering. De signalen worden één keer per jaar in het verslag Beroepsziekten in Cijfers (BIC) gepubliceerd en door het ministerie van Sociale Zaken gebruikt voor beleidsdoeleinden. Het NCvB bundelt daarnaast kennis over infectieziekten en arbeid in de database ‘KIZA’. In de praktijk komt de arbodienst of bedrijfsarts bij verzuim dat korter dan zes weken duurt nauwelijks meer in beeld waardoor de relatie met het werk onvoldoende kan worden gelegd en geregistreerd en veel signalen gemist worden.

De Arbeidsinspectie heeft een eigenstandige verantwoordelijkheid voor het opsporen van beroeps(infectie)risico’s. Zij zal aan de hand van klachten, ongevallen en eigen opsporingsmethoden achter tekortschietende preventieve maatregelen aangaan.

In de praktijk zullen bij het optreden van infectieziekten behalve de verplichtingen voortkomend uit de Wpg vaak ook regels en verplichtingen voortkomend uit de arbowetgeving invulling moeten krijgen. Samenwerking met Arbodiensten is hierbij van belang. Zeker als er sprake is van een melding op basis van de Wpg moet de GGD nagaan of samenwerking met arboprofessionals nodig is. De baten voor de infectieziektebestrijding liggen hier wellicht nog het meest aan de (secundaire) preventieve kant, meer dan de baten voor de bestrijding van de actuele casus zelf.


1.1.4 Melding en signalering van infectieziekten bij dieren

Verplichte melding

De Wet Dieren en de Europese Diergezondheidsverordening, verplicht een aantal dierziekten en zoönosen (of een vermoeden daarvan) te melden bij de NVWA. Op grond van de Diergezondheidsverordening zijn de meldingsplichtige dierziekten ingedeeld in de categorieën A, B, C, D en E. Voor enkele dierziekten (categorieën A en B) geldt daarnaast ook een bestrijdingsplicht. In dit geval mag de bevoegde autoriteit maatregelen opleggen. De belangrijkste reden om een ziekte bestrijdingsplichtig te maken, is de noodzaak van bestrijdingsmaatregelen om gezondheidsschade bij mens en dier op korte en/of lange termijn te voorkomen. Daarnaast kunnen internationale verplichtingen aan de bestrijdingsplicht ten grondslag liggen.

Naast de categorieën meldingplichtige dierziekten in de EU Europese Unie (Europese Unie) verordening heeft het beleidsverantwoordelijke ministerie – het
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ( LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)) - ook andere dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen aangewezen  die meldingsplichtig zijn. Gebaseerd op de epidemiologische situatie kunnen ad-hoc regels ingesteld worden. Het gaat over spoedgevallen en met onmiddellijke ingang tijdelijk regels zoals de meldings- en bestrijdingsplicht bij de uitbraak van SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome) (severe acute respiratory syndrome)- CoV coronavirus (coronavirus)(coronavirus)-2 bij nertsenhouderijen. In de Wet Dieren is ook een artikel opgenomen dat de melding- en bestrijdingsplicht mogelijk maakt voor een nieuwe dierziekte die ‘’een ernstig gevaar voor de volksgezondheid’’ kan opleveren volgens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

De meldingsplicht geldt voor dierhouders en dierenartsen, waarbij reeds de verdenking van een besmettelijke dierziekte meldingsplichtig is. Ook medewerkers van veterinaire laboratoria zijn verplicht de diagnose van een meldingsplichtige dierziekte te melden. Voor sommige dierziekten geldt een meldingsplicht uitsluitend voor dierenartsen en laboratoria.

De melding moet gedaan worden bij de NVWA. Het NVWA Incident en Crisiscentrum ( NVIC Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht) (Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (UMC Utrecht)) – niet te verwarren met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum) coördineert de afhandeling van deze meldingen. In eerste instantie betreft dat de bevestiging van de verdenking van de betreffende dierziekte door het instellen van een ambtelijk onderzoek en door het nemen van een ambtelijk monster. Vervolgens betreft dit het uitvoeren van bestrijdingsmaatregelen indien voor de betreffende dierziekte een bestrijdingsplicht van toepassing is. Op basis van de Wet Dieren kan de minister van LNV een groot aantal maatregelen nemen.

De NVWA meldt verdenkingen en bevestigen van besmettelijke dierziekten aan de burgemeester van de gemeente waarin de dieren in kwestie worden gehouden. Meestal gaat het over een veehouderij maar kan ook een particulier zijn. Wanneer de ziekte een zoönose is, wordt ook de GGD op de hoogte gesteld.

Een aantal infectieziekten bij dieren wordt regelmatig gemonitord. Dit heeft te maken met de grote impact van de betreffende ziekte voor dier- en volksgezondheid of het houden van de officiële vrijestatus ten aanzien van de betreffende ziekte (bijlage 2 WOAH-vrijestatus). Een voorbeeld is de aviaire influenzamonitoring bij pluimvee.

Dierenartsen, dierhouders en laboratoria melden besmettelijke dierziekten en verdenkingen daarvan bij het NVWA meldpunt dierziekten, tel. 045-5463188, dit nummer is 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar.

De meldingsplicht geldt voor dierhouders en dierenartsen, waarbij reeds de verdenking van een besmettelijke dierziekte meldingsplichtig is. Ook medewerkers van veterinaire laboratoria zijn verplicht de diagnose van een meldingsplichtige dierziekte te melden. Voor sommige dierziekten geldt een meldingsplicht uitsluitend voor dierenartsen en laboratoria.

1.1.5 Melding en signalering van voedselgerelateerde infecties en intoxicaties

Meldingen door GGD’en 

GGD’en kunnen bij de NVWA melding maken van voedselgerelateerde infectieziekten/intoxicaties  met twee of meer gerelateerde zieken (uitbraken) en verzoeken om het opsporen van de mogelijke bron. 

De melding bij de NVWA kan telefonisch via het Klantcontactcentrum (tel. 0900-0388), 24 uur per dag en 7 dagen per week. De melding wordt dan geregistreerd (voorzien van een officieel meldings- (/casus)nummer) en doorgezet naar het Expertisecentrum voedselvergiftiging van de NVWA.

Meldingen door burgers

Personen met klachten van gastro-enteritis, die vermoeden dat deze veroorzaakt zijn door voedsel, kunnen hiervan een melding maken bij het Klantcontactcentrum: telefonisch of digitaal. Indien er sprake is van voldoende aanknopingspunten, wordt naar aanleiding van de melding bronopsporing opgestart waarbij onderzoek wordt gedaan naar de verdachte voedselbron, de herkomst en de locatie waar deze is gekocht of bereid. Met name bij grotere uitbraken werken de NVWA en GGD nauw samen om de bron te achterhalen.

1.1.6 Regelgeving over de opsporing en bestrijding van de bron van een zoönose 

In de Gezondheidswet wordt de organisatie van de zorg voor de volksgezondheid geregeld. Hierin is in artikel 36 opgenomen dat het Staatstoezicht tot taak heeft onderzoek te verrichten naar de staat van de volksgezondheid en de determinanten daarvan. 
Voor het humane deel zijn de inspectietaak en de bestrijdingstaak vervolgens gescheiden ondergebracht. De Wpg legt de bestrijdingstaak bij de GGD’en, inclusief het bron- en contactopsporingsonderzoek (
art. 6 Wpg). Het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Wpg bepaalde wordt uitgeoefend door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de NVWA (artikel 64 Wpg). In het Besluit Staatstoezicht op de volksgezondheid worden de NVWA en de IGJ Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd) aangewezen als onderdelen van het Staatstoezicht. In de Gezondheidswet zijn, onder verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tevens de bevoegdheden van het Staatstoezicht opgenomen (artikelen 5.13, 5.15 t/m 5.18 en 5.20 Awb). 

Dit houdt onder andere in dat de NVWA bronopsporing mag doen na verzoeken van de GGD’en wanneer mensen ziek zijn geworden na direct of indirect contact met dieren (non-alimentaire zoönosen) of via levensmiddelen, al dan niet van dierlijke oorsprong.

Het opleggen van maatregelen als zodanig is vanuit de staatstoezichtsfunctie niet mogelijk, tenzij bij de uitvoering daarvan bevindingen worden gedaan die onder de invloedsfeer van de Warenwet of de Wet Dieren vallen. Een voorbeeld is dat de NVWA-maatregelen mag opleggen bij een positieve C. psittaci chlamydia psittaci (chlamydia psittaci)-bevinding in vogels naar aanleiding van bronopsporing. Dit geldt echter bijvoorbeeld niet voor gehouden ratten die positief zijn bevonden op het Seoulvirus. In zulke gevallen kan wel artikel 47 van de Wpg van toepassing zijn (opsporen en optreden bij besmette terreinen, gebouwen, goederen, waren, verkeermiddelen, etc.). 

Artikel 47 Wpg geeft ruime mogelijkheden om besmettelijke materialen te beheersen of te vernietigen, maar ook gebouwen of terreinen dan wel gedeelten daarvan te sluiten. In het geval van bijvoorbeeld een Seoul-besmetting mogen de ratten in principe op grond van de Wpg door de GGD bestreden worden, wanneer de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio, als bevoegd gezag, daartoe heeft besloten.

Bestrijden kan variëren van uitvoeren van bronopsporing, risicocommunicatie en/of behandelen tot aan ruimen/euthanasie. Wanneer gebruik gemaakt moet worden van de vangnetfunctie in de Wpg, verzoekt in de meeste gevallen de GGD de NVWA om de feitelijke bestrijding uit te voeren, vanwege de bij de NVWA aanwezige kennis en expertise. 

Wanneer de hygiënevoorschriften of andere opgelegde maatregelen niet opgevolgd worden, dan kunnen op grond van artikel 67, eerste lid, Wpg strafsancties (gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie) worden opgelegd. Het is de arts-infectieziektebestrijding (en niet de GGD-directie of manager) die beoordeelt of er ‘een ernstig gevaar' dreigt voor de volksgezondheid (artikel 17 Wpg). Bij complexe gevallen zoals de bevinding van Seoulvirus in gehouden ratten, waarbij de enige effectieve optie lijkt het vernietigen van de vectoren, is een goede onderbouwing nog belangrijker.

In het algemeen fungeert de Wpg ten aanzien van zoönosen als vangnet. De uitzondering daarop vormen ‘vectoren’. Een vector wordt door de minister gedefinieerd als “een insect of ander dier dat normaliter een infectueus agens met zich meevoert waardoor een volksgezondheidsrisico kan ontstaan, dan wel een plant of substantie waarin een infectueus agens normaliter leeft waardoor een volksgezondheidsrisico kan ontstaan”. Vanwege het preventieve belang voor de humane gezondheid zijn de artikelen 6a en 47a opgenomen in de Wpg. Deze bepalingen hebben uitsluitend betrekking op monitoring en bestrijding van vectoren. Op grond van deze artikelen is de minister van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport), in plaats van de gemeente, verantwoordelijk voor de bestrijding van invasieve exotische vectoren. De minister is op grond hiervan tevens bevoegd om te controleren op, bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) aangewezen, vectoren en preventieve voorschriften op te leggen of tot vernietiging van vectoren over te gaan. In de meeste gevallen zal voor de uitvoering bijstand gevraagd worden van de NVWA. Ter verduidelijking; het gaat hier om vectoren die enkel voor mensen gevaarlijk zijn. Deze vallen niet onder de Diergezondheidsverordening en worden dus bestreden op grond van de Wpg. Vectoren die voor dieren gevaarlijk zijn, worden bestreden op grond van de Diergezondheidswetgeving. Vectoren die zowel voor mens als dier gevaarlijk zijn, worden op grond van beide wetten of op grond van één van deze wetten bestreden, afhankelijk van de aard van de benodigde bestrijding. 

Bron:  de Staat van Zoönosen 2022  

Schema 2. Melding van besmettelijke dierziekten.

Schema 2. Melding van besmettelijke dierziekten.

1.2 Signalering

Nederland is geen epidemiologisch eiland. Ziekten kunnen onverwacht de kop opsteken vanuit het buitenland maar ook binnenslands kunnen verschuivingen plaatsvinden die een andere benadering ten aanzien meldingsplicht noodzakelijk maken. Denk bijvoorbeeld aan het invoeren van de tijdelijke meldingsplicht voor de nieuwe influenza A H1N1. Er bestaan diverse mogelijkheden voor organisaties en professionals om elkaar onderling op de hoogte houden van veranderingen en/of mogelijke nieuwe bedreigingen. Deze vorm van signalering is belangrijk in het kader van risico-identificatie en early warning.

1.2.1 Signaleringsoverleg (humaan)

Grote en kleine epidemieën van infectieziekten in binnen- en buitenland doen zich regelmatig voor. Van de overheid wordt verwacht dat deze op de hoogte is van epidemieën om zo nodig gerichte bestrijdingsmaatregelen te nemen om (verdere) verspreiding in Nederland te voorkomen. Het behoort tot de taken van het RIVM om te signaleren of zich landelijke dreigingen voordoen op infectieziektegebied en om de overheid hierover te informeren. Sinds 2006 strekt deze taak zich niet alleen uit tot het Ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport), maar vanwege de problematiek van werkgerelateerde infecties ook tot het Ministerie van SZW Sociale zaken en werkgelegenheid (Sociale zaken en werkgelegenheid). Op verzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en jeugd ( IGJ Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd)) is op 1 januari 1999 door het RIVM het Signaleringsoverleg in het leven geroepen. Doelstelling van het overleg is het genereren en beoordelen van betrouwbare signalen op het gebied van infectieziekten en hierover te rapporteren aan alle betrokkenen.

Signalen kunnen afkomstig zijn uit diverse surveillancebronnen die gericht zijn op toename van bestaande of komst van nieuwe infectieziekten. Signalen kunnen daarnaast afkomstig zijn uit contacten met het eigen werkveld van de deelnemers van het overleg, zoals arts-microbiologen of artsen infectieziektebestrijding bij GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’ en. Het wekelijkse overleg resulteert in een overzicht van signalen dat diezelfde dag per e-mail verzonden wordt naar direct betrokkenen in de infectieziektebestrijding in Nederland. Behalve naar de opdrachtgever (IGJ en VWS), gaat het verslag naar overheidsfunctionarissen die deze informatie voor hun werk nodig hebben (GGD’en, LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding), Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, en dergelijke) en naar professionals in de gezondheidszorg die werkzaam zijn op het terrein van de infectieziekten. Experts van de LCI beoordelen naar aanleiding van deze signalen, vaak in overleg met andere deskundigen, of er maatregelen in het kader van de bestrijding noodzakelijk zijn.

Iedereen die beroepsmatig voor toezending van het verslag in aanmerking denkt te komen, kan contact opnemen door een e-mail te sturen. Nieuwe signalen kunnen ook via dit e-mailadres doorgegeven worden.

1.2.2 Signaleringsoverleg zoönosen

Het signaleringsoverleg zoönosen ( SO-Z Signaleringsoverleg Zoönosen (Signaleringsoverleg Zoönosen)) komt één keer per maand bijeen en valt onder verantwoordelijkheid van het RIVM/CIb Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu - Centrum Infectieziektebestrijding (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu - Centrum Infectieziektebestrijding)/ Z&O Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie (Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie). In het SO-Z zijn experts vertegenwoordigd van zowel humane als veterinaire organisaties die (mogelijk) zoönotische signalen kunnen opvangen en beoordelen. Signalen kunnen onder andere afkomstig zijn uit de natuur (wildlife, vectoren), de veehouderij, de humane gezondheidszorg, van gezelschapsdieren of van exoten. De experts in het SO-Z beoordelen de ernst van signalen van mogelijke zoönotische aard. Voor de beoordeling over de wenselijkheid van verdere actie, wordt het signaal zo nodig doorgegeven aan een volgende schakel in de zoönosestructuur. Deskundigen van de LCI  en de voorzitter van het SO-Z organiseren hiervoor in samenwerking met relevante experts uit het humane en veterinaire veld zo nodig een afstemmingsoverleg of een responsteam. Criteria voor het ondernemen van actie kunnen zijn: een uitbraak van een zoönose met meer of ernstigere ziektegevallen dan normaal of waarbij bestrijding/preventie complex is, lacunes in behandeling of preventie, het opduiken van een nieuwe ‘emerging’ verwekker in dierreservoir of bij mensen, waarvan de impact nog onbekend is, of maatschappelijke onrust. De beraadslagingen van het SO-Z zijn vertrouwelijk om zoveel mogelijk een vrije discussie op basis van deskundigheid te kunnen bevorderen.

Iedereen die beroepsmatig voor toezending van een overzicht van signalen van het SO-Z in aanmerking denkt te komen, kan contact opnemen door een e-mail te sturen. Nieuwe signalen kunnen ook via dit e-mail adres doorgegeven worden.

1.2.3 Berichtendiensten Infact, Labinfact, Vetinfact en Arbo-infact

Als het CIb Centre for Infectious Disease Control (Centre for Infectious Disease Control) beroepsbeoefenaren werkzaam in de infectieziektebestrijding over een spoedeisende situatie wil informeren, wordt de informatie verspreid via een van de elektronische berichtendiensten. Berichten kunnen afkomstig zijn van het CIb of van samenwerkingspartners: GGD’en, microbiologen, enzovoorts. Daarnaast zijn er berichtendiensten voor professionals op Arbo-gebied, die door het NCvB wordt onderhouden en dierenartsen, die gemeenschappelijk door GD Gezondheidsdienst voor Dieren (Gezondheidsdienst voor Dieren), WBVR Wageningen Bioveterinary Research (Wageningen Bioveterinary Research), CIb/Z&O, NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) en KNMvD Maatschappij voor Diergeneeskunde (Maatschappij voor Diergeneeskunde) worden onderhouden. 

De verschillende varianten komen hieronder kort aan de orde.

Infact

Infact is uitsluitend bedoeld voor de volgende beroepsgroepen:

  • artsen en verpleegkundigen infectieziektebestrijding van GGD'en (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)
  • artsen-microbioloog (leden NVMM Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie) Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie)
  • (pediatrisch) internisten-infectiologen (leden VIZ Vereniging voor Infectieziekten (Vereniging voor Infectieziekten) Vereniging voor Infectieziekten)
  • deskundigen infectiepreventie (leden VHIG Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg) Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg)

Daarnaast kunnen medische vertegenwoordigers van koepelorganisaties en inspecties deelnemen om relevante signalen door te geven aan hun achterban. Onder andere de volgende organisaties zijn vertegenwoordigd:

  • Nederlands Huisartsen Genootschap ( NHG Nederlands Huisartsen Genootschap (Nederlands Huisartsen Genootschap) Nederlands Huisartsen Genootschap)
  • Inspectie voor de Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd)
  • Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie ( KNMP Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie) Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie)
  • Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB Nederlands Centrum voor Beroepsziekten)
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD Maatschappij voor Diergeneeskunde)

Labinfact

De berichtenservice Labinfact is onderdeel van Infact en is uitsluitend bedoeld voor artsen-microbioloog, klinisch werkzame virologen en moleculair biologen verbonden aan een medisch microbiologisch laboratorium. De berichten worden verzorgd door LCI in samenwerking met IDS Centrum Infectieziekteonderzoek, Diagnostiek en laboratorium Surveillance (Centrum Infectieziekteonderzoek, Diagnostiek en laboratorium Surveillance).

Vetinfact

Vetinfact is bedoeld voor:

  • landbouwhuisdieren- en gezelschapsdierenpractici,
  • veterinaire professionals bij inspecties en beleid en
  • veterinaire pathologen, microbiologen, virologen, parasitologen of epidemiologen. 

De elektronische berichtendienst is bedoeld als een laagdrempelig communicatiemiddel om onder de vlag van de ‘One Health’-gedachte de vroege signalering van zoönotische aandoeningen te bevorderen. Veterinaire professionals worden in staat gesteld snel berichten te ontvangen en te sturen over ontwikkelingen of incidenten op het gebied van zoönotische infecties waardoor kennis en expertise worden vergroot en intercollegiaal overleg wordt bevorderd. Zodoende wordt een bijdrage geleverd aan de verbetering van de dier- en volksgezondheid. Vetinfact is complementair aan de Infact- en Labinfactberichtendiensten. In voorkomende gevallen kunnen berichten in alle drie de netwerken worden uitgezet. De snelle communicatie tussen alle direct betrokkenen op het gebied van de infectieziektebestrijding in de veterinaire en de medische domeinen, met name van belang tijdens incidenten, wordt op deze manier gefaciliteerd.

Arbo-infact

Arbo-infact is een gezamenlijk initiatief van het NCvB en het CIb. Dit project wordt verder mogelijk gemaakt door een subsidie vanuit het ministerie van SZW. Arbo-infact is een elektronische berichtenservice, waarmee arboprofessionals snel berichten kunnen ontvangen over ontwikkelingen of incidenten op het gebied van infectieziekten ten tijde van een crisissituatie. Arbo-infact baseert zich op het eerder genoemde Infact.

Informatie die ook relevant is voor arboprofessionals wordt voorzien van een bedrijfsgezondheidskundige aanvulling en aan geabonneerde arboprofessionals toegestuurd. De Arbo-infactredactie maakt onderdeel uit van de redactie van het Kennissyteem infectieziekten en arbeid (KIZA). Het NCvB/KIZA verzorgt de technische ondersteuning.

Versiebeheer

Laatst gewijzigd: november 2023 (1.1.1, 1.1.4 en 1.1.6) en 17 mei 2021