Het helpen verzorgen van dieren, naar buiten gaan, gezamenlijk koken of helpen tuinieren; verschillende kenmerken van zorgboerderijen kunnen ook worden toegepast in andere zorgomgevingen voor mensen met dementie. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM en Maastricht University.
Het RIVM en Maastricht University interviewden managers en professionals van zorgboerderijen en reguliere zorginstellingen over de verbetering van de dementiezorg in Nederland. De onderzoekers hebben gekeken of specifieke kenmerken van zorgboerderijen ook kunnen worden toegepast in andere zorgomgevingen, zoals in verpleeghuizen of voorzieningen voor dagbesteding in de wijk. Dan kan het gaan om het aanbieden van betekenisvolle activiteiten, mogelijkheden om naar buiten te gaan, de aanwezigheid en het verzorgen van dieren, het creëren van een huiselijke sfeer en de benaderingswijze van mensen met dementie. De reden van dit onderzoek is de verwachte positieve invloed van zorgboerderijen op de kwaliteit van leven van mensen met dementie. Zo zijn er aanwijzingen dat zorgboerderijen ervoor kunnen zorgen dat mensen meer bewegen, sociale contacten hebben, buiten zijn, een gevarieerd dagprogramma hebben en goed eten en drinken.
Uit het onderzoek blijkt dat verschillende kenmerken van de zorgboerderij al worden toegepast in reguliere zorginstellingen. Alleen verschilt de mate waarin en de manier waarop. Zo zijn op zorgboerderijen activiteiten veelal niet speciaal georganiseerd; het zijn vaak dagelijkse klussen die gewoon gedaan moeten worden, zoals het verzorgen van de dieren of tuinieren. Ook kunnen mensen met dementie op de zorgboerderij doorgaans gemakkelijk naar buiten. In reguliere zorginstellingen worden activiteiten (spelletjes doen, naar een film kijken) vaak speciaal op specifieke momenten georganiseerd. Ook kunnen mensen met dementie wat minder gemakkelijk naar buiten. Dat kan te maken hebben met de omgeving waarin de zorginstelling gevestigd is, maar soms ook met het feit dat zorgprofessionals mensen met dementie graag in de gaten willen kunnen houden.
Verder blijkt uit het onderzoek dat de manier waarop met mensen met dementie wordt omgegaan kan verschillen. Managers van zorgboerderijen geven aan dat er in de reguliere dementiezorg vaak wordt gekeken naar wat mensen met dementie niet meer kunnen, terwijl ze vaak meer dingen kunnen dan gedacht. De zorgboerderijen proberen activiteiten daarom zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de belevingswereld van hun cliënten. Managers van reguliere zorginstellingen geven aan dat het lastig kan zijn om op deze manier met mensen met dementie om te gaan. Volgens hen is het moeilijk om de traditionele instellingsgedachte "wij weten en bepalen wat goed voor u is" om te zetten naar een visie waarin autonomie, participatie en de capaciteiten van mensen met dementie het uitgangspunt zijn.
De onderzoekers van het RIVM en Maastricht University geven aan dat de organisatorische context van belang is wanneer traditionele zorginstellingen kenmerken van zorgboerderijen willen overnemen. Een stimulerende (buiten)omgeving kan goed zijn voor mensen met dementie, maar daarvoor zijn wel creatieve en flexibele zorgprofessionals nodig die de omgeving weten te benutten en activiteiten weten te verzinnen. Daarnaast zijn zorgmanagers nodig die dat steunen en ook een duidelijke visie hebben op wat goede dementiezorg is.
Het onderzoek werd gefinancierd door Alzheimer Nederland en PGGM.