Het aanbod van interventies om depressies te voorkomen en tegen te gaan, is groot maar versnipperd. Hoeveel mensen gebruik maken van de groepsbijeenkomsten, de zelfhulpcursussen of chatsessies, is onduidelijk. Dat blijkt uit een onderzoek van het RIVM Depressiepreventie: nationale en internationale inventarisatie.
In Nederland krijgt bijna één op de vijf mensen in zijn of haar leven een depressie. Daarom heeft het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) de preventie van depressie als prioriteit in het beleid opgenomen. Het doel is om op lokaal niveau meer mensen te bereiken met preventieve interventies, om zo bij meer mensen een depressie te voorkomen. Uit een inventarisatie van het RIVM blijkt dat het aanbod van interventies voor depressiepreventie groot, maar versnipperd is.
Voor de inventarisatie is onderzocht hoeveel preventieve interventies er tussen 2011 en 2013 in de 28 GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-regio’s in Nederland zijn aangeboden. In totaal zijn bijna 200 verschillende interventies gevonden, waarvan een derde slechts in één van de GGD-regio’s wordt aangeboden. Verder zijn niet in elke GGD-regio evenveel interventies voor verschillende groepen die een groot risico lopen op een depressie beschikbaar: het aanbod voor scholieren, huisartspatiënten met beginnende klachten en mantelzorgers is groter en gevarieerder dan voor mensen met een chronische ziekte of net bevallen moeders.
De gevonden interventies lopen uiteen van groepsbijeenkomsten en zelfhulpcursussen tot chatsessies met lotgenoten onder begeleiding van een hulpverlener, en speciale spreekuren. De meeste van de gevonden interventies worden aangeboden door preventie-afdelingen binnen de geestelijke gezondheidszorg, maar soms ook door bijvoorbeeld de thuiszorg of school.
Het RIVM-onderzoek
laat ook zien dat vaak gegevens ontbreken over het aantal mensen
dat bereikt wordt met een interventie, en over de effectiviteit
ervan.
De onderzoekers wijzen erop dat Nederland gebruik zou kunnen maken
van vernieuwende (effectieve) interventies die in andere landen
zijn ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is begeleiding en
huisbezoeken door ‘vrijwilligers’ bij vrouwen met een beperkt
sociaal vangnet en een hoog risico op een postnatale depressie. Zij
geven deze vrouwen emotionele en praktische steun, in aanvulling op
de verloskundige.