Twee soorten bacteriën die bij de mens diarree kunnen veroorzaken (STEC Shigatoxineproducerende E. coli-stammen (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) en Campylobacter) komen veel voor op melkgeitenbedrijven en melkschapenbedrijven. Dat blijkt uit onderzoek van het RIVM en de NVWA. De resultaten laten zien dat pasteurisatie van melk en hygiëne na bezoek aan een melkgeitenbedrijf of melkschapenbedrijf belangrijk is om ziekte te voorkomen.

Pasteurisatie en hygiëne 

De gevonden bacteriën zitten in de darmen van de dieren en komen zo in de mest terecht. Een kleine hoeveelheid mest kan rauwe melk of rauwmelkse kaas al besmetten. Een besmetting kan worden voorkomen door alleen gepasteuriseerde melk te drinken of te gebruiken in andere voedingsmiddelen. Daarnaast kunnen mensen op een bedrijf besmet raken als zij contact hebben met de dieren of hun omgeving. Bezoekers kunnen de kans op ziekte verkleinen door hun handen te wassen na contact met de dieren of hun omgeving

Onderzoek

In het onderzoek bij dieren zijn 181 melkgeitenbedrijven en 24 melkschapenbedrijven onderzocht. Vooral de bacteriën STEC Shigatoxineproducerende E. coli-stammen (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) (Shiga-toxineproducerende E. coli Escherichia coli (Escherichia coli)) en Campylobacter zijn veel aangetroffen. STEC kwam op vrijwel alle onderzochte bedrijven voor. Campylobacter is aangetoond bij één op de drie geitenbedrijven (33 procent) en op bijna alle schapenbedrijven (96 procent). Bij de veehouders en gezinsleden zijn deze bacteriën veel minder gevonden. 

Listeria kwam minder vaak voor, namelijk op ongeveer 9 procent van de geiten- en ongeveer 17 procent van de schapenbedrijven. De bacterie is niet bij de onderzochte mensen gevonden. Mensen lopen risico besmet te raken met de listeriabacterie door het eten van rauwmelkse zachte kaas. In het onderzoek werd ook gekeken naar Salmonella en ESBL Extended spectrum beta-lactamases (Extended spectrum beta-lactamases)-producerende bacteriën. Deze kwamen niet vaak voor op de onderzochte bedrijven. 

Het RIVM en de NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) onderzoeken jaarlijks hoe vaak verwekkers van zoönosen voorkomen bij verschillende soorten veehouderijen. Zo zijn eerder al vleesvarkens en leghennen onderzocht.