Een werkgroep van deskundigen, zorgverleners en patiënten heeft een richtlijn ontwikkeld, die patiënten en zorgverleners kan helpen bij het stellen van een diagnose en de behandeling van vermoeidheidsklachten na Q-koorts, het zogeheten Q-koortsvermoeidheidssyndroom (QVS (Q-koorts vermoeidheidssyndroom)). Deze richtlijn is vanmiddag aangeboden aan het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport).
De werkgroep, onder voorzitterschap van het RIVM, ging aan de slag nadat Q-uestion, de stichting voor mensen met Q-koorts, in het voorjaar van 2010 de minister van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) verzocht om richtlijnen.
Tot en met 2006 was Q-koorts in Nederland een zeldzame ziekte. In 2007 deed zich de eerste grote uitbraak van Q-koorts in ons land voor. Vanaf dat jaar is het aantal meldingen van Q-koorts in Nederland drastisch gestegen, met in 2007 168 gevallen tot 2354 gevallen in 2009 en 506 gevallen in 2010. Ongeveer 20% van de patiënten blijft na het doormaken van Q-koorts langdurig klachten houden.
Voor deze groep patiënten bestond tot nu toe geen eenduidig
beleid voor diagnostiek en behandeling. In de praktijk kunnen
patiënten met QVS (Q-koorts vermoeidheidssyndroom) een scala aan gezondheidsklachten ervaren die
kunnen leiden tot beperkingen in het dagelijks leven.
Patiënten voelen zich vaak onbegrepen en artsen vinden het moeilijk
hiermee om te gaan. Aan de hand van deze richtlijn kunnen
QVS-patiënten op een gestructureerde wijze worden geholpen. Naast
de richtlijn voor zorgprofessionals heeft RIVM ook een informatieve
factsheet gemaakt voor mensen die meer over de situatie van
QVS-patiënten willen weten, zoals werkgevers en gemeenteambtenaren.
In de richtlijn staat onder meer het advies om QVS-patiënten te
verwijzen naar gespecialiseerde behandelaars die cognitieve
gedragstherapie (CGT (cognitieve gedragstherapie)) voor QVS kunnen bieden.