Vertegenwoordigers uit twaalf landen van de Europese Unie hebben gediscussieerd over hoe men het best de effecten van mestbeleid kan monitoren. Er zijn zowel overeenkomsten als verschillen in hoe men de effecten op de waterkwaliteit meet.

Lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht om de waterkwaliteit en de effecten van hun mestbeleid daarop te monitoren en hierover te rapporteren aan de Europese Commissie. Uit een internationale workshop blijkt dat landen hun monitoringsverplichting verschillend invullen doordat voorschriften ontbreken. Een andere bevinding is dat de meeste landen de afgelopen zes jaar hebben geïnvesteerd in een uitbreiding van de monitoring van de waterkwaliteit. Deze uitbreiding kwam voort uit een discussie tussen de lidstaten en de Commissie over de wijze waarop het mestbeleid moet worden vormgegeven. Lidstaten proberen hun standpunten hierover te onderbouwen met aanvullende monitoring. Een andere reden voor een uitgebreidere monitoring is dat lidstaten die pas recentelijk bij de Unie zijn aangesloten, hun monitoringssysteem moeten aanpassen aan de richtlijnen.

Het RIVM heeft de workshop in 2009 met het Deense Milieuonderzoeksinstituut (DMU Deens Milieuonderzoeksinstituut (Deens Milieuonderzoeksinstituut)), de Geologische Dienst voor Denemarken en Groenland (GEUS Geologische Dienst voor Denemarken en Groenland (Geologische Dienst voor Denemarken en Groenland)) en het LEI Landbouw Economisch Instituut (Landbouw Economisch Instituut), onderdeel van de Wageningen UR Wageningen University en Research (Wageningen University en Research ), georganiseerd. Aan deze tweede MonNO3-workshop namen twaalf landen uit Noordwest- en Midden-Europa deel. De workshop richtte zich vooral op de ontwikkelingen sinds 2003, het jaar dat de eerste workshop heeft plaatsgevonden.

De tweede workshop heeft, net als de eerste, eraan bijgedragen dat landen kennis en informatie over het monitoren van effecten van het mestbeleid uitwisselen. De workshop stimuleerde bijvoorbeeld de discussie over voor- en nadelen van gebruikte benaderingen van de waterkwaliteitsmonitoring. Daarnaast was er aandacht voor het gebruik van de monitoringsgegevens voor andere doeleinden dan de waterkwaliteitsmonitoring, bijvoorbeeld om maatregelen voor het mestbeleid te onderbouwen. Ten slotte stonden de deelnemers stil bij verbeteringen en uitbreidingen van meetnetten.