In een luchtstofmonster, genomen op het RIVM tussen woensdagochtend 23 maart en donderdagochtend 24 maart, zijn radioactieve deeltjes gevonden, afkomstig van het kernongeval in Japan. Het gehalte aan I-131 (jodium isotoop 131) lag ruim een factor 10.000 lager dan tijdens ‘Tsjernobyl’. De gevonden concentraties zijn verwaarloosbaar en leiden niet tot besmetting van gras, gewassen en drinkwater.
De gevonden concentratie van stofgebonden I-131 (jodium isotoop 131) bedraagt 0,00017 Bq/m3 (becquerel per kubieke meter). Ook andere radioactieve stoffen, zoals Cs-134, Cs-137 en Te-132, zijn aangetroffen, maar wel in mindere mate. De precieze waarden daarvan kunnen pas bepaald worden nadat de natuurlijke radioactiviteit in het meetfilter is vervallen. In het luchtmonster van het etmaal ervoor zijn geen radioactieve deeltjes uit Japan aangetroffen. Dat was wel het geval in Zweden en Finland.
Lage concentraties van radioactiviteit in luchtstof worden gemeten door langdurig een grote hoeveelheid lucht door een filter te zuigen. Het verzamelde luchtstof wordt vervolgens geanalyseerd m.b.v. gammaspectroscopie. Voor een gevoelige meting moet er ongeveer een dag lang straling geteld worden. Natuurlijke radioactiviteit, die ook op het filter is verzameld, verstoort deze meting. Dat is vooral een probleem voor radioactieve stoffen waarvan de piek in het spectrum samenvalt met een ‘natuurlijke’ piek. Om toch goed te kunnen meten moet gewacht worden totdat de natuurlijke radioactiviteit vervallen is.
Op dit moment voert het RIVM ook luchtmetingen uit met zogenaamde koolstofpatronen. Daarmee wordt gasvormig jodium ingevangen. In het luchtfilter is alleen jodium verzameld dat aan stofdeeltjes gebonden is. Metingen van andere landen laten zien dat de gasvormige fractie ongeveer een factor 4 hoger is dan de stofgebonden fractie. In totaal zou het dus gaan om een I-131 luchtconcentratie van ongeveer 0,001 Bq/m3. In de dagen na ‘Tsjernobyl’ zijn in Nederland I-131 concentraties gemeten van enkele tientallen Bq/m3.
Het RIVM streeft
ernaar om begin april alle meetgegevens in samenhang te
rapporteren.