Naar aanleiding van deze evaluatie zijn drie scenario’s opgesteld. Op basis hiervan kan het kabinet kiezen hoe de monitoring voor het nationale beleid (Meststoffenwet) en internationale verplichtingen (EU (Europese Unie) Nitraatrichtlijn) vanaf 2011 wordt ingevuld.
Het RIVM en het
LEI (Landbouw Economisch Instituut) hebben de manier waarop het Landelijk Meetnet effecten
Mestbeleid (LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid)) is opgezet,
geëvalueerd. Op basis hiervan zijn vervolgens drie scenario's
opgesteld om het LMM vanaf 2011 vorm
te geven. Alle drie de scenario's bieden mogelijkheden om te
bezuinigen. De mate waarin dat gebeurt, en de mate waarin wordt
voldaan aan de eisen die de ministeries van VROM (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer),
LNV (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en
VenW (Verkeer en Waterstaat) stellen aan het
LMM,
verschillen per scenario.
Het LMM
levert informatie over de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit die
nodig is om te voldoen aan zowel Europese verplichtingen als de
nationale beleidsbehoefte voor het Nederlandse mestbeleid.
Aanleiding voor de evaluatie is de start van het zogeheten Vierde
Nitraatrichtlijn Actieprogramma, waarin afspraken tussen Nederland
en de Europese Commissie staan over de invulling van de Europese
Nitraatrichtlijn. Daarnaast is voor Nederland een nieuwe
derogatieperiode ingegaan, waarmee onder voorwaarden mag worden
afgeweken van het maximum dat de Europese Nitraatrichtlijn aan het
gebruik van dierlijke mest stelt.
Het eerste scenario vult de monitoring van de landelijke trends die
nodig zijn voor rapportageverplichtingen aan de Europese Commissie
beperkt in. Bij dit scenario wordt juist uitgebreid voldaan aan de
eisen vanuit nationaal beleid. Zo worden naast landelijke trends
innovatieve bedrijven gevolgd en zijn er programma's om
specifieke bedrijfsgroepen te monitoren. Het tweede scenario is
omgekeerd: landelijke trends voor Brussel worden uitgebreider
ingevuld, maar de nationale beleidsbehoefte komt beperkt aan bod.
In het derde scenario zijn zowel de rapportageverplichting aan
Brussel als de invulling van de nationale beleidsbehoefte beperkt
ingevuld.