De hygiënerichtlijn voor verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonen is voor het laatst herzien in 2017. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.
De schoonmaakschema’s bij deze richtlijn kunt u hier downloaden als Word-document. Voor het maken van een checklist of rapport kunt u gebruik maken van de normenlijst.
1 Inleiding
In deze inleiding staat voor wie de richtlijn voor verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonen is geschreven en wat het doel van de hygiëne-eisen is. Ook wordt er uitgelegd waarom hygiëne belangrijk is. Daarnaast vindt u een leeswijzer als ondersteuning bij het vinden van specifieke informatie.
Voor wie is deze hygiënerichtlijn?
Deze richtlijn is een hulpmiddel om de hygiëne vorm te geven in een verpleeghuis, woonzorgcentrum of voorziening voor kleinschalig wonen voor ouderen. Voor de leesbaarheid van de richtlijn zal er in de rest van de tekst worden gesproken over ‘verpleeghuizen en woonzorgcentra’.
De richtlijn is geschreven voor alle medewerkers op de werkvloer. Hoofdverantwoordelijkheid voor de implementatie en uitvoering van de richtlijn ligt bij het management, omdat zij direct verantwoordelijk zijn voor een goede hygiëne binnen hun organisatie.
Wat is het doel van deze richtlijn?
Deze richtlijn geeft een overzicht van de hygiëne-eisen waar verpleeghuizen en woonzorgcentra aan moeten voldoen. De richtlijn is afgestemd met de Werkgroep Infectiepreventie (WIP (Werkgroep Infectiepreventie)). Indien één van de WIP-richtlijnen met betrekking tot de verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonen voor ouderen wordt gewijzigd, dan wordt de LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid)-richtlijn tussendoor gewijzigd zodat de richtlijn in overeenstemming blijft met de richtlijnen van de WIP. U vindt in dit document zowel richtlijnen over bouw, inrichting en schoonmaak als richtlijnen die direct te maken hebben met de hygiënische uitvoering van handelingen zoals dierplaagbeheersing, legionellapreventie en afvalverwerking.
Cliënten lopen een groter infectierisico dan de gemiddelde burger. Dit komt doordat cliënten:
- vaak relatief dicht op elkaar leven;
- veel gebruikmaken van dezelfde ruimtes en materialen;
- vaak een verminderde weerstand hebben;
- soms een slechtere persoonlijke hygiëne hebben;
- met meerdere (zorg)handelingen door verschillende (zorg)medewerkers te maken hebben.
Het is de taak van de organisatie om het infectierisico zo klein mogelijk te maken. Een goed hygiënebeleid is hiervoor nodig.
Hygiëne en ziekteverwekkers
Een goede hygiëne voorkomt de verspreiding van micro-organismen en virussen. Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën en schimmels. Micro-organismen en virussen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed en urine, op meubelen en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige kunnen ziekten veroorzaken.
Door contact tussen mensen kunnen deze ziekteverwekkers zich van de ene mens naar de andere verspreiden. Als ze zich vervolgens in het lichaam vermenigvuldigen, kan iemand ziek worden. Zulke ziektes noemen we infectieziekten.
Of een besmetting uitgroeit tot een infectie, heeft met verschillende dingen te maken:
- de hoeveelheid ziekteverwekker waarmee iemand besmet is;
- hoe gemakkelijk de ziekteverwekker mensen ziek maakt;
- iemands lichamelijke conditie: de een wordt ziek, de ander voelt zich niet lekker en een derde heeft nergens last van.
Hoe verspreiden ziekteverwekkers zich?
Ziekteverwekkers verspreiden zich op de volgende manieren:
- via de handen;
- door de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers of stof);
- via voedsel en water;
- via voorwerpen (bijvoorbeeld wc’s en deurklinken);
- via lichaamsvloeistoffen (bloed, ontlasting, braaksel, speeksel enzovoorts);
- via dieren (huisdieren en insecten).
Hygiëne voorkomt ziekte
Infectierisico’s beperkt u in de eerste plaats door een goede hygiëne. Alle regels in deze richtlijn hebben hiermee te maken.
In de basis is hygiëne niet meer dan het volgende:
- Breng wat vuil is niet in contact met wat schoon is. En andersom.
- Maak schoon wat vuil is of gooi het weg. NB: U kunt niet altijd aan de buitenkant beoordelen of iets vuil of schoon is.
- Alles begint en eindigt met handhygiëne.
Wat is de relatie met de richtlijnen van de Werkgroep Infectie Preventie?
De Werkgroep Infectie Preventie (WIP) maakt in samenwerking met relevante beroepsverenigingen landelijke richtlijnen voor infectiepreventie in zorginstellingen. De WIP-richtlijnen bevatten handvatten voor het maken en verbeteren van infectiepreventiebeleid. Dit beleid richt zich op het voorkómen van infecties die het gevolg zijn van verleende gezondheidszorg. De WIP-richtlijnen worden door professionals in de infectiepreventie en de IGZ (Inspectie voor de Gezondheidszorg) gezien als normering / richtlijn voor de zorginstellingen in Nederland.
De hygiënerichtlijnen van het LCHV zijn ook geschreven ter voorkoming van infecties en zijn gebaseerd op de WIP-richtlijnen, maar richten zich op een andere doelgroep. De WIP-richtlijnen zijn namelijk bedoeld voor beleidsmakers, terwijl het LCHV praktische informatie biedt die managers kunnen gebruiken in aansturing van hun medewerkers. De LCHV-richtlijnen kunnen dus gezien worden als een praktische uitwerking van het door de WIP vastgestelde beleid. In geval van mogelijke verschillen tussen deze hygiënerichtlijn en WIP-richtlijnen zijn de WIP-richtlijnen leidend.
Leeswijzer
Elk hoofdstuk en elke paragraaf begint met een korte inleidende tekst. Hierin leest u waarom het onderwerp belangrijk is. Daarna volgt een opsomming van de hygiënenormen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
In hoofdstuk 8 vindt u schoonmaakschema’s en instructies voor medewerkers.
Tot slot: de inhoud van de zorg die gegeven wordt aan cliënten kan sterk verschillen per instelling. Door deze verschillen in geleverde zorg, zal sommige informatie in deze richtlijn niet van toepassing zijn op uw instelling. Deze informatie kunt u overslaan.
2 Algemene hygiëne
In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over hygiënisch handelen door uw medewerkers. Specifieke informatie over schoonmaken en desinfecteren staat in hoofdstuk 4.
Voor een optimale hygiëne is het niet alleen belangrijk dat uw medewerkers weten hoe ze moeten werken, maar ook waarom ze dat moeten doen.
2.1 Persoonlijke hygiëne van medewerkers
Medewerkers en cliënten hebben veel contact met elkaar. Hierbij kunnen ziekteverwekkers zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde materialen. Een goede persoonlijke hygiëne verkleint het infectierisico. Hieronder vindt u de eisen aan de persoonlijke hygiëne van medewerkers; de eisen voor cliënten vindt u in hoofdstuk 3. Met ‘medewerkers’ wordt zowel medisch, verplegend en verzorgend personeel als paramedici (pedicure, fysiotherapeuten et cetera) en kappers bedoeld.
Hygiënenormen
|
Persoonlijke verzorging
Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via de handen. Daarom moeten de handen goed schoon te maken zijn. Dit kan alleen wanneer medewerkers geen hand- en polssieraden of braces dragen en korte nagels zonder nagellak, gelnagels of kunstnagels hebben. Hand- en polssieraden, lange nagels, kunstnagels en nagellak belemmeren een goede handhygiëne. Daarnaast kunnen ziekteverwekkers zich verspreiden via sieraden en haren. Geef uw medewerkers de volgende instructies om het verspreiden van ziekteverwekkers te voorkomen:
Hygiënenormen
|
Hoesten en niezen
Ziekteverwekkers kunnen zich ook verspreiden in de lucht, bijvoorbeeld bij hoesten. Een medewerker hoeft zich niet ziek te voelen door de ziekteverwekkers, maar deze ziekteverwekkers kunnen de cliënten met een verminderde weerstand wel ziek maken. Geef medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Handhygiëne
Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. De handen krijgt u schoon door ze te wassen met water en zeep. Zijn de handen niet zichtbaar vuil dan kunt u ze inwrijven met een (door het Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) toegelaten) handdesinfectans. Zie ook paragraaf 8.2.
Hygiënenormen
1 Deze momenten zijn gebaseerd op het advies ‘My five moments for hand hygiene’ van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO (World Health Organization
)), zoals opgenomen in de ‘WHO Guidelines on Hand Hygiëne in Health Care’. |
(Werk)kleding
Met “(werk)kleding” wordt kleding bedoeld die tijdens de werkzaamheden wordt gedragen. Of medewerkers tijdens hun werkzaamheden dienstkleding of privékleding dragen, is afhankelijk van het beleid van uw instelling. Geef medewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Er zijn geen aanbevelingen voor werkschoenen op basis van onderzoek. Afspraken over werkschoenen zijn afhankelijk van het beleid van uw instelling.
Mobiele communicatiemiddelen
Mobiele communicatiemiddelen kunnen besmet zijn met ziekteverwekkers. Hierdoor is het mogelijk dat er micro-organismen via de handen worden overgedragen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen
Om te voorkomen dat medewerkers besmet raken met ziekteverwekkers, moeten zij in sommige gevallen persoonlijke beschermingsmiddelen dragen: handschoenen, schorten, mondneusmaskers (eventueel voorzien van een spatscherm) en een beschermende bril. Zie het schema in paragraaf 9.2.
Zorg ervoor dat de persoonlijke beschermingsmiddelen in de originele verpakking in de directe omgeving van medische zorghandelingen en/of onderzoek aanwezig zijn.
In deze paragraaf beschrijven we wanneer deze middelen gedragen moeten worden, en welke eisen er aan de middelen worden gesteld. Zo moeten handschoenen van latex of nitril zijn, en aan een aantal NEN (Nederlandse norm ) normen voldoen. Het type schort dat gedragen moet worden is afhankelijk van de situatie; soms is er een schort nodig dat alleen de romp en bovenbenen bedekt (een halterschort), in andere gevallen is een schort met lange mouwen verplicht. Het type mondneusmasker dat gedragen moet worden, hangt af van het type micro-organisme en de manier waarop de ziekteverwekker zich verspreid (bijvoorbeeld in druppels of los zwevend door de lucht).
Handschoenen
Hygiënenormen
|
Tips
|
Beschermende kleding
Hygiënenormen
|
Mondneusmaskers, eventueel met beschermende bril of spatscherm
Er bestaan verschillende type medische mondneusmaskers in de gezondheidszorg die gebruikt worden om medewerkers te beschermen tegen besmetting door patiënten of andersom om de patiënt te beschermen tegen besmetting door de medewerker. Afhankelijk van de ziekteverwekker is een chirurgisch mondneusmasker ten minste type II, FFP1- of FFP2-ademhalingsbeschermings-masker nodig.
Wanneer er alleen besmetting is via grote druppels en huidschilfers die over een relatief kleine afstand worden verspreid en relatief kort in de lucht zweven, is een chirurgische mondneusmasker of een FFP1-masker voldoende. Verspreidt de ziekteverwekker zich via kleine druppels of druppelkernen, bijvoorbeeld bij tuberculose, dan is een FFP2-masker nodig. FFP2-maskers filteren de lucht beter dan FFP1-maskers.
Bij het gebruik van mondneusmaskers gelden de volgende regels:
Hygiënenormen
|
2.3 Eten en drinken
Bij het bereiden en eten van voedsel is het mogelijk dat er micro-organismen van cliënten op het eten en/of in het drinken terechtkomen.
Hygiënenormen
|
Voedselveiligheid
Cliënten kunnen ziek worden van eten dat besmet is met ziekteverwekkers. In de “Warenwet Hygiëne van Levensmiddelen ” staat dat iedereen die eten verstrekt aan ‘derden’, maatregelen moet nemen om de kans te verkleinen dat iemand ziek wordt van het eten. Deze maatregelen noemen we ook wel een voedselveiligheidssysteem of Hygiënecode.
Voedselveiligheidsmaatregelen zijn gebaseerd op drie basisprincipes: beheersing van de temperatuur, hygiëne en controle van de houdbaarheid. Hygiënecodes zijn een praktische uitwerking van de basisprincipes van voedselveiligheid, ook wel HACCP (Hazard Analysis Critical Control Points; een systeem om de voedselveiligheid te beheersen) genoemd.
Beheersing van de temperatuur
De temperatuur van gekoelde of diepvriesproducten beïnvloedt de voedselveiligheid. Hoe kouder deze producten worden bewaard, hoe minder kans ziekteverwekkers hebben om uit te groeien. Bij hoge temperaturen worden veel ziekteverwekkers juist gedood. Daarom gaan veel regels in de Hygiënecode over de temperatuurnormen. Zo mag de temperatuur in een koelkast niet hoger zijn dan 7 °C en moet rauw vlees tot minstens 75 °C worden verhit.
Hygiëne
Via vuile handen en vuile materialen (zoals keukenspullen, de koelkast of andere etenswaren) kan voedsel besmet raken met ziekteverwekkers. Daarom staan er in de Hygiënecode zowel normen die gesteld worden aan de persoonlijke hygiëne van mensen die werken met voedsel als regels gericht op de schoonmaak van materialen en werkruimten.
Houdbaarheid
Al het voedsel is bederfelijk. Daarom is het controleren en garanderen van de houdbaarheid van producten een belangrijk aspect van voedselveiligheid.
Hygiënecodes
In de Hygiënecode staan maatregelen die u moet nemen wanneer u bezig bent met eten. Van het kopen of het ontvangen van eten tot aan het bewaren van voedsel en van het bereiden van het eten tot aan het serveren van eten en drinken. Door te werken volgens een Hygiënecode, voldoet u aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid.
Hygiënecodes die u kunt gebruiken zijn:
- de Hygiënecode voor de voedingsverzorging in zorginstellingen en Defensie;
- de Hygiënecode voor de voedingsverzorging in woonvormen*.
Hygiënenormen
|
De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)) controleert steekproefsgewijs of u de regels uit uw code naleeft.
* Het gebruik van de Hygiënecode voor woonvormen is beperkt door een definitie, valt uw locatie niet onder de definitie, dan mag u geen gebruik maken van deze Hygiënecode. Onder een woonvorm wordt verstaan het voeren van een ‘gewoon’ huishouden van een kleine groep bewoners door activiteiten ‘samen’ te doen, zoals boodschappen doen, koken en samen eten, onder begeleiding van een team van medewerkers. De bewoners zijn ingeschreven op het adres van de groep, er is sprake van gezamenlijke ruimten en de woonruimte is herkenbaar als ’huis’, wat betekent dat er een eigen ingang is voor de gehele groep. Er is sprake van een mate van zelfredzaamheid, zoals zelf kunnen aankleden, waardoor de bewoners zelf het dagelijks leven in richten, zo bepalen zij bijvoorbeeld zelf wanneer ze opstaan, eten en naar bed gaan.
2.4 Wasgoed
Vuile was kan besmet zijn met ziekteverwekkers. U kunt het wasgoed extern door een wasserij laten regelen, of zelf wassen. Let op de volgende eisen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.5 Afvalverwerking
Afval kan een bron van ziektekiemen zijn. Daarom moet de opslag en afvoer van afval aan bepaalde eisen voldoen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Afvalverwerking van afval wat direct afkomstig is van cliëntenzorg valt onder het Beleidskader van het Landelijk Afvalbeheer Plan 2 (LAP2). In sectorplan 19 staan de specifieke regels opgenomen waaronder wat als infectieus afval moet worden beschouwd (p.9).
Uitgebreide informatie betreft afvalverwerking vindt u op de website Landelijk Afvalbeheerplan.
2.6 Infectiepreventie binnenlucht
Door te ventileren en regelmatig te luchten wordt overdracht van ziekteverwekkers die verspreid worden via de lucht verminderd. Een gezond en prettig binnenmilieu is om veel meer redenen belangrijk, zoals het voorkomen van geurhinder en beperken van allergenen. Zie voor adviezen over een gezond binnenmilieu de website GGD Leefomgeving of de GGD-richtlijnen voor Medische Milieukunde.
De hygiënenormen en tips in dit hoofdstuk zijn aanvullend op het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In het Bbl zijn onder meer eisen opgenomen over de hoeveelheid luchtverversing die minimaal met de ventilatievoorzieningen van een ruimte moet worden behaald, ook wel ‘ventilatiecapaciteit’ genoemd. De ventilatiecapaciteit betreft de hoeveelheid verse buitenlucht die aan een ruimte moet kunnen worden toegevoerd. Dit houdt in dat deze hoeveelheid in de praktijksituatie niet altijd hoeft te worden gerealiseerd. De capaciteit van de ventilatievoorziening moet zijn afgestemd op het aantal mensen dat gebruik kan maken van de ruimte. Mogelijk zijn er ook nog aanvullende eisen of richtlijnen voor uw sector, bijvoorbeeld in uw Arbocatalogus.
Deze paragraaf is bedoeld voor locaties waar de gebruiker/huurder van een ruimte de ventilatie zelf kan regelen door het openen van ramen/roosters of een knop. De hygiënenormen zijn echter ook van toepassing op gebouwen met een centraal luchtbehandelingssysteem, ook wel ‘heating, ventilation & airconditioning’ (HVAC)-installaties genoemd. Voor het uitvoeren van de normen wordt de verantwoordelijke voor het onderhoud en hygiëne van de gebouwvoorzieningen aangesproken. Bespreek onderstaande hygiënenormen en tips met de gebouwbeheerder, schoonmaakdienst, Arbocoördinator en/of andere partijen die betrokken zijn bij het binnenmilieu/-klimaat.
2.6.1 Ventileren en luchten
Ventileren is het verversen van de binnenlucht met buitenlucht. Dit kan op verschillende manieren praktisch worden uitgevoerd, zoals door ‘natuurlijke ventilatie’ (ventilatieroosters openhouden en/of ramen op een kier zetten; afhankelijk van de voorzieningen) of door ‘mechanische ventilatie’ (een systeem in het gebouw zorgt voor de luchtverversing en de hoeveelheid ventilatie is meestal in te stellen). Luchten is in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.
Door te ventileren en te luchten kan het aantal ziekteverwekkers die zweven in de binnenlucht worden verminderd. Ook zorgt ventileren en luchten voor het afvoeren van vocht waardoor schimmelgroei kan worden beperkt. Luchten is ook nodig als de lucht niet fris ruikt. Dit kan door het korte tijd (ongeveer 10 à 15 minuten) openzetten van een of meerdere ramen en deuren in de ruimte. In ruimtes waar geen ramen zijn die open kunnen, kan ook het ventilatiesysteem op maximaal gezet worden als er geen mensen in de ruimte aanwezig zijn.
Ventileer altijd voldoende voor het aantal mensen dat aanwezig is in de ruimte. Bijvoorbeeld: als een kantoorruimte voor 4 personen omgebouwd wordt tot een vergaderruimte voor 10 personen, dan is het noodzakelijk om te bepalen of de ventilatie(capaciteit) voldoende is voor dit aantal mensen. Daarnaast verschilt de hoeveelheid benodigde ventilatie ook per activiteit die plaatsvindt (gebruiksfunctie). Bijvoorbeeld: wordt er gesport, is het een zorginstelling of betreft het een kantoorruimte?
Onder voldoende ventileren wordt verstaan dat de luchtverversing minimaal de waarde behaalt die is opgenomen in het Bbl (zie aansturingsartikel 4.121) of genoemd wordt in aanvullende richtlijnen/Arbovoorschriften, en dat deze ventilatievoorziening ook correct wordt gebruikt (maximaal gebruik ventilatiecapaciteit bij volledige bezetting). Maak een instructie hoe de ventilatievoorziening te gebruiken indien de ruimte gehuurd wordt of in bruikleen is en de natuurlijke ventilatie of mechanische ventilatiesystemen door de gebruiker van de ruimte zelf moeten worden aangezet.
Bij voorkeur wordt ook bij oude gebouwen gestreefd naar de minimale ventilatiecapaciteit voor ‘nieuwbouw’ (Bbl; aansturingsartikel 4.121). Om ook op de langere termijn voldoende ventilatie te garanderen is het bij nieuwbouw en renovatie aan te bevelen uit te gaan van een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bbl. Als waarde wordt minimaal 7 liter/seconde/persoon geadviseerd (NEN-EN 16798-1); de WHO adviseert 10 l/s/p.
Om te bepalen of er voldoende wordt geventileerd kan gebruik worden gemaakt van een CO2-meter. Een CO2-meter geeft een indicatie of er voldoende wordt geventileerd. Let op: het is belangrijk om de CO2-meter op de juiste plek te zetten voor een goede meting. Ook heeft de hoeveelheid personen in de ruimte invloed op de meting. Zie voor meer informatie over ventileren en CO2-meters: Ventileren zo gedaan!
Als ventilatieroosters niet worden schoongemaakt of het mechanische ventilatiesysteem niet wordt onderhouden, kan dit op termijn een negatief effect hebben op de hoeveelheid luchtverversing. Ook kan hierdoor na verloop van tijd meer geluid ontstaan waardoor een ventilatiesysteem dat door mensen in de ruimte zelf is te regelen in een lagere stand wordt gezet. Het is daarom van belang de ventilatievoorzieningen goed te onderhouden.
Onderstaande hygiënenormen zijn aanvullend op de geldende eisen uit het Bbl en eventueel aanwezige ventilatievoorschriften uit de Arbocatalogus of sectorspecifieke ventilatierichtlijnen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.6.2 Temperatuur en hoge luchtvochtigheid
Vochtige lucht kan leiden tot meer schimmelgroei en huisstofmijten (bij meer dan 70% relatieve luchtvochtigheid). Door een temperatuur van 15 °C of lager ontstaat eerder condensvorming, waardoor schimmels en huisstofmijten makkelijker groeien.
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.6.3 Luchtreinigers
Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur of het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt.
Luchtreinigers geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkomen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als overwogen wordt een luchtreiniger te gebruiken en overleg hierover met de Arbocoördinator (indien aanwezig).
Hygiënenormen
|
Tips
|
2.7 Legionellapreventie
In waterinstallaties kan de legionellabacterie groeien. Als deze bacterie wordt ingeademd kunnen mensen een longontsteking krijgen (ook wel ‘veteranenziekte’ genoemd), maar de meeste mensen worden niet ziek. De bacterie kan worden ingeademd als water wordt verneveld, bijvoorbeeld bij een douche, sierfontein of whirlpool. In hele kleine waterdruppeltjes (aerosolen) die hierbij vrijkomen, kan de legionellabacterie zitten.
Alleen onder bepaalde omstandigheden kunnen legionellabacteriën zich vermeerderen. Risicofactoren hiervoor zijn:
- een watertemperatuur tussen de 20 en 50 °C (bij deze temperatuur kunnen de bacteriën zich sneller vermenigvuldigen);
- de aanwezigheid van biofilm op bijvoorbeeld de binnenwand van leidingen en baden (een biofilm is een slijmlaagje dat onder andere bestaat uit protozoa (eencellige organismen); legionellabacteriën vermeerderen zich in deze protozoa);
- plekken waar water (tijdelijk) stil kan staan of waar hetzelfde water meerdere malen langs komt; op deze plaatsen vormt biofilm zich sneller.
Legionellapreventie richt zich op het beheersen of verwijderen van bovenstaande risicofactoren. Factoren voor drinkwater die hierbij helpen zijn:
- koud watertemperaturen onder de 20 °C, of tussen 20 en 25 °C als het water goed kan doorstromen en niet langer dan een week stilstaat;
- warm watertemperaturen boven de 55 °C bij het tappunt;
- een goede doorstroming en een korte verblijftijd van het water.
Er bestaat verschillende regelgeving op het gebied van legionellapreventie. Voor zorginstellingen zijn eisen aan legionellapreventie vastgelegd in:
- Hoofdstuk 4 van het Drinkwaterbesluit en de bijbehorende ‘Regeling legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater’. Deze regelgeving is alleen van toepassing op drinkwaterinstallaties* van prioritaire locaties. Onder prioritaire locaties vallen ook verpleeghuizen en woonzorgcentra.
- Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), hoofdstuk 15. Dit hoofdstuk is van toepassing als u een badwaterbassin heeft.
- Het Bal, paragraaf 4.46. Deze paragraaf is van toepassing op natte koeltorens.
- De Arbowet, art. 5, en het Arbobesluit, art. 4.85, 4.87a en 4.87b. Hieruit volgt dat medewerkers zo min mogelijk blootgesteld mogen worden aan waterinstallaties waarmee legionellabacteriën kunnen worden verspreid. Deze Arbowetgeving valt buiten het bereik van deze richtlijn, en wordt hier niet verder toegelicht.
* Drinkwaterinstallatie: het geheel van leidingen, fittingen, toestellen en tappunten na de watermeter, aangesloten op het leidingnet van een drinkwaterbedrijf of collectieve watervoorziening, of op een collectief leidingnet.
Legionellapreventie volgens het Drinkwaterbesluit en het Bal (Besluit activiteiten leefomgeving )
Het Drinkwaterbesluit en het Bal hebben als doel de groei van legionellabacteriën en verspreiding via aerosolen te voorkomen. Alhoewel specifieke regelgeving per besluit verschilt, zijn er ook belangrijke overeenkomsten:
Hygiënenormen
|
2.8 Paramedici en kappers
In uw instelling kunnen paramedici (zoals fysiotherapeuten en pedicures) en kappers werken. Uiteraard moeten ook zij letten op een goede persoonlijke hygiëne en gelden de eisen in paragraaf 2.1 ook voor hen. Overige eisen aan de hygiëne staan beschreven in andere richtlijnen, en worden in dit document niet verder uitgewerkt.
Hygiënenormen
|
2.9 Dieren en dierplaagbeheersing
Dieren
Net als mensen kunnen dieren een infectieziekte oplopen. Een klein deel van deze infectieziekten kan van dieren worden overgedragen op mensen. Deze ziekten noemen we zoönosen. Het overdragen van ziekteverwekkers kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens het aaien of knuffelen van dieren. Zijn (huis)dieren toegestaan binnen uw instelling? Dan is het belangrijk maatregelen te nemen om het risico op zoönosen te verkleinen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Dierplaagbeheersing
Ratten, muizen en duiven zijn voorbeelden van dieren die niet alleen overlast en schade geven, maar ook infectieziekten kunnen overdragen. Om de medewerkers en cliënten hiertegen te beschermen, is een goede dierplaagbeheersing nodig. Hierbij moet de beheersing zich in de eerste plaats richten op het voorkómen van ongewenste dieren door wering, en pas in de tweede plaats op bestrijding. Deze benadering van dierplaagbeheersing wordt ook wel Integrated Pest Management (IPM) genoemd.
Maatregelen om ongewenste dieren te weren richten zich op het voorkomen of beperken van:
- plekken waar ongewenste dieren kunnen binnenkomen, schuilen of nestelen;
- de aanwezigheid van water en voedsel(resten).
Deze maatregelen zijn onder te verdelen in technisch-bouwkundige, hygiënische en bedrijfsmatige maatregelen. Technisch-bouwkundige maatregelen zijn bijvoorbeeld horren plaatsen, kieren en gaten dichten en wild struikgewas (waar dieren in kunnen schuilen) rondom het gebouw verwijderen. Een goede schoonmaak en het bewaren van eten in afsluitbare bakken of potten zijn voorbeelden van hygiënische maatregelen. Onder bedrijfsmatige maatregelen valt onder andere het controleren van binnenkomende producten op (sporen van) ongewenste dieren.
Hygiënenormen
|
2.10 Infectie- en hygiënecommissie
Voor een goed hygiënebeleid in uw instelling is een infectie- en hygiënecommissie onmisbaar. Naast de implementatie van deze hygiënerichtlijn, brengt de commissie knelpunten en vragen over infectiepreventie en bestrijding in kaart en draagt oplossingen aan.
Hygiënenormen
|
Tips
|
3 Hygiëne van cliënten
In de voorgaande hoofdstukken zijn maatregelen beschreven die u en uw medewerkers kunnen nemen om infectierisico’s te verkleinen. Maar cliënten kunnen hier zelf ook aan bijdragen. Bijvoorbeeld door zich regelmatig te wassen en geen kleren en spullen met elkaar te delen. Daarom is het belangrijk dat het hygiënisch bewustzijn van de cliënten, zo mogelijk, wordt vergroot. In dit hoofdstuk vindt u maatregelen die hieraan bijdragen.
3.1 Verzorging van cliënten
In deze paragraaf vindt u een aantal eisen om de verzorging van cliënten zo hygiënisch en veilig mogelijk te laten verlopen.
Hygiënenormen
|
Gebruik van apparatuur
Bij sommige cliënten wordt speciale apparatuur gebruikt, zoals vernevel- of uitzuigapparatuur. Om besmetting via deze apparatuur te voorkomen, moet met schone materialen worden gewerkt. Houdt u aan onderstaande eisen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Verzorging van overleden cliënten
Wanneer een cliënt overlijdt, moet deze persoon verzorgd worden. In de meeste gevallen voert de uitvaartorganisatie een groot deel van de taken uit, maar het kan ook voorkomen dat een medewerker dit doet. Daarnaast kan de familie een aantal handelingen uitvoeren.
Bij de verzorging van de overledene worden verschillende handelingen uitgevoerd waarbij een infectierisico aanwezig is. Dit geldt bijvoorbeeld voor:
- het verwijderen van infusen, katheters, sondes en stomamateriaal;
- het opvangen van urine en feces;
- het wassen van het lichaam;
- het afdekken van verwondingen;
- het aanbrengen van incontinentiemateriaal.
Zorg dat medewerkers en familieleden de volgende maatregelen nemen om het infectierisico te verkleinen:
Hygiënenormen
|
3.2 Persoonlijke hygiëne cliënten
Binnen verpleeghuizen en woonzorgcentra is er veel contact tussen cliënten onderling en tussen cliënten en medewerkers. Hierbij kunnen ziekteverwekkers, zoals bacteriën, virussen, luizen en schurftmijten zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde spullen. Een goede persoonlijke hygiëne van cliënten verkleint de kans op de verspreiding van ziekteverwekkers.
Hygiënenormen
|
Ernstig vervuilde (nieuwe) cliënten
Het kan voorkomen dat cliënten vanuit een ernstig vervuilde thuissituatie uw instelling binnenkomen. Zij kunnen last hebben van geïnfecteerde wonden of infectieziekten zoals hoofdluis en scabiës. Om te voorkomen dat een besmettelijke ziekte zich verspreidt naar andere cliënten en medewerkers, moeten er maatregelen worden genomen. Daarnaast is het belangrijk om bij het wassen van sterk vervuilde cliënten voorzichtig te werk te gaan. Wanneer jarenlang vervuilde cliënten te grondig worden gewassen, daalt hun lichaamstemperatuur namelijk sterk, wat kan leiden tot ernstige gezondheidsproblemen.
Naast een goede persoonlijke hygiëne van medewerkers (zie paragraaf 2.1), is daarom ook het volgende van belang:
Hygiënenormen
|
4 Schoonmaken en desinfecteren
In vuil en stof kunnen ziekteverwekkers zitten. Door regelmatig schoon te maken, haalt u ook veel ziekteverwekkers weg. Hierdoor verkleint u de kans op ziekte.
Er is een verschil tussen schoonmaken en desinfecteren. Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Zo raakt u ook de meeste ziekteverwekkers in het stof of vuil kwijt. Maar om bijvoorbeeld ziekteverwekkers in bloedvlekken weg te krijgen moet u na het schoonmaken óók desinfecteren. Door te desinfecteren, doodt u de overgebleven ziekteverwekkers tot een aanvaardbaar niveau.
4.1 Schoonmaken
Schoonmaakregels
Er komt veel kijken bij een goede schoonmaak. Als er verkeerd wordt schoongemaakt, kunnen er ziekteverwekkers achterblijven of zelfs verspreid worden.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Schoonmaaktechnieken
In de schoonmaakschema’s in de bijlagen staat per soort ruimte aangegeven hoe vaak en op welke manier verschillende oppervlakken en materialen moeten worden schoongemaakt. De schoonmaakmaterialen moeten ook goed schoongemaakt, gedroogd en opgeruimd worden. Daarnaast gelden de volgende regels:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Schoonmaakschema’s gebruiken
Een schoonmaakschema voorkomt dat onderdelen worden overgeslagen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
4.2 Desinfecteren
In sommige gevallen is het schoonmaken van voorwerpen en oppervlakken onvoldoende en moet er na het schoonmaken ook worden gedesinfecteerd. Desinfectie is nodig wanneer een oppervlak of voorwerp vervuild is met bloed en andere lichaamsvloeistoffen en bij sommige infectieziekten. Hierbij gelden de volgende algemene regels:
Hygiënenormen
|
Toegelaten desinfecterende middelen voor oppervlakken, materialen en handen
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beoordeelt of een desinfecterend middel goed werkt en veilig is. Ook stelt het Ctgb vast waarvoor het gebruikt mag worden. Een middel kan bijvoorbeeld alleen geschikt zijn voor het desinfecteren van de handen, en niet voor het desinfecteren van oppervlakken. Daarnaast zijn sommige middelen alleen effectief tegen bacteriën, terwijl andere middelen ook virussen kunnen doden.
Middelen die door het Ctgb zijn toegestaan, zijn te herkennen aan een code op de verpakking. Dit kunnen de volgende codes zijn:
- een N-code (4 tot 5 cijfers gevolgd door ‘-N’, bijvoorbeeld: 12345 N);
- een NL-code (NL- gevolgd door 7 of 11 cijfers).
Daarnaast moet de fabrikant op de verpakking vermelden waarvoor het middel gebruikt mag worden.
Middelen die zijn toegelaten, staan ook op de website van het Ctgb. Hoe u deze middelen op de website kunt vinden, staat beschreven in paragraaf 9.3. Op de website van het Ctgb is voor elk toegelaten middel het ‘Actueel gebruiksvoorschrift’ opgenomen. In dit gebruiksvoorschrift staat waarvoor het middel gebruikt mag worden en tegen welke micro-organismen het effectief is. Ook staat er hoe u het middel moet gebruiken.
Hygiënenormen
|
Let op: u mag een desinfecterend middel alleen gebruiken voor de toepassingen die in het gebruiksvoorschrift staan beschreven! Zie de onderstaande voorbeelden:
- Voorbeeld 1:
U heeft een desinfecterend middel waarmee u uw handen wilt desinfecteren. In het gebruiksvoorschrift staat alleen beschreven dat het middel geschikt is voor desinfectie van harde oppervlakken. U mag dit middel dan niet voor uw handen gebruiken.
- Voorbeeld 2:
U heeft een desinfecterend middel waarmee u een oppervlak wilt desinfecteren dat bevuild was met bloed. In het gebruiksvoorschrift staat dat het middel effectief is tegen bacteriën, gisten en schimmels. U mag dit middel dan niet gebruiken voor desinfectie van het oppervlak; bij een verontreiniging met bloed heeft u namelijk een middel nodig dat effectief is tegen virussen.
Er is een aantal toegelaten middelen die in één handeling zowel schoonmaken als desinfecteren. Dit staat dan in het gebruiksvoorschrift. Gebruikt u zo’n middel? Dan is schoonmaken voordat u dit middel gebruikt uiteraard niet nodig.
5. Bouw en inrichting
In dit hoofdstuk vindt u de eisen aan de bouw en inrichting die nodig zijn om een goede persoonlijke hygiëne, schoonmaak en hygiënische omgang met materialen, producten en afval mogelijk te maken. Voor elk type ruimte in uw instelling vindt u hieronder een paragraaf met de hygiënemaatregelen.
Daarnaast zijn er aanvullende bouwvoorschriften vastgelegd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Bijvoorbeeld eisen aan het benodigde aantal toiletten. De specifieke eisen verschillen per type bouw (bestaande bouw of nieuwbouw); deze details vallen buiten de reikwijdte van deze richtlijn.
5.1 Algemene eisen
Alle ruimtes binnen uw instelling moeten goed schoon te maken en te houden zijn. Houdt u aan de algemene eisen tijdens de bouw en inrichting:
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.2 Huiskamers
Cliënten brengen veel tijd door in huiskamers en eten en drinken er vaak. Dit moet hygiënisch kunnen gebeuren. Let daarom op het volgende:
Hygiënenormen
|
5.3 Sanitaire ruimten
Toiletten en postoelen
Iedereen die van het toilet of een postoel gebruikmaakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed schoon te maken zijn. Dat gaat alleen als muren en vloeren glad zijn en er geen vocht in kan doordringen. Vocht is namelijk een goede voedingsbodem voor ziekteverwekkers.
Hygiënenormen
|
Spoelruimte
In de spoelruimte worden volle po’s en urinalen in de pospoeler gezet. Vaak worden in dezelfde ruimte ook de schone po’s en urinalen bewaard. Houdt u aan de volgende eisen om besmetting van de vuile naar de schone po’s en urinalen te voorkomen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Douche- en badruimte
Omdat het in douche- en badruimtes heel vochtig is, groeien schimmels en andere micro-organismen er relatief makkelijk. Neem daarom de volgende hygiënemaatregel:
Hygiënenormen
|
5.4 Keuken
Een gemeenschappelijke keuken kan variëren van een kleine ruimte met koelkast waar eten (koud) wordt klaargemaakt tot een grote keuken waar (warme) maaltijden bereid worden.
Hygiënenormen
|
5.5 Opslag schoonmaakmaterialen
Zorg voor een aparte opslagruimte waar schoonmaakmiddelen en materialen opgeborgen kunnen worden. Zo worden vuile en gevaarlijke stoffen of giftige materialen gescheiden van voedingsmiddelen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.6 Medische behandelruimte
In de medische behandelruimte (zoals een artsenkamer of onderzoekskamer) wordt medische zorg verleend aan cliënten. Zorg dat er een aparte behandelruimte beschikbaar is waar medische zorgverleners veilig en hygiënisch kunnen werken:
Hygiënenormen
|
5.7 Snoezelruimte
In een snoezelruimte kunnen cliënten ontspannen. Dit is een speciale plek waar de zintuigen van cliënten geprikkeld worden via geluid, licht en andere materialen.
Hygiënenormen
|
6 Medische en verpleegkundige zorg
Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via handen, (werk)kleding en medische hulpmiddelen. Door het intensieve contact tussen medewerkers en cliënten is er tijdens het verlenen van medische en verpleegkundige zorg een verhoogde kans op besmetting. Om dit risico op besmetting te verkleinen moet u zich tijdens het verlenen van verpleegkundige en medische zorg houden aan de eisen uit dit hoofdstuk. Daarnaast gelden uiteraard de algemene maatregelen op het gebied van persoonlijke hygiëne (zie paragraaf 2.1) en schoonmaak en desinfectie (zie hoofdstuk 4).
6.1 Verpleegkundige handelingen
In uw instelling kunnen diverse verpleegkundige handelingen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld de verzorging van wonden, het schoonmaken of verwisselen van verschillende soorten katheters, sondes en canules, het uitzuigen van cliënten, het verzorgen van stomazakjes en het verwisselen van incontinentiemateriaal.
Al dit soort handelingen geeft een verhoogd risico op verspreiding van micro-organismen van de ene naar de andere cliënt. Daarom is het van belang om in protocollen en werkinstructies maatregelen op te nemen die dit besmettingsrisico verminderen.
Hieronder staan eerst algemene hygiëne- en infectiepreventiemaatregelen. Vervolgens worden er voor een aantal handelingen aanvullende eisen beschreven.
Hygiënenormen
Voorbereiding
Tijdens de handeling
Na de handeling
|
Sputum
Naast bovenstaande algemene maatregelen, geldt bij het opvangen van sputum het volgende:
Hygiënenormen
|
Verblijfskatheter
Naast bovenstaande algemene maatregelen, geldt bij het aftappen of ontkoppelen van de urineopvangzak van een verblijfskatheter het volgende:
Hygiënenormen
|
Tracheacanule
Naast bovenstaande algemene maatregelen, geldt bij het schoonmaken van de binnencanule van de tracheacanule het volgende:
Hygiënenormen
|
Sondes
Naast bovenstaande algemene maatregelen, geldt bij het toedienen van sondevoeding of het vervangen van het toedieningssysteem het volgende:
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.2 Po's, urinalen en urine- en stomaopvangzakken
Gebruik van po’s en urinalen
Zie ook de WIP (Werkgroep Infectiepreventie)-richtlijn ‘Urinelozing en stoelgang’. Onderstaande maatregelen gelden bij het gebruik van po’s en of urinalen:
Hygiënenormen
|
Urine- en stomaopvangzakken
Zie ook de WIP-richtlijn ‘Urinelozing en stoelgang’. Onderstaande maatregelen gelden voor opvangzakken voor urine en stoma’s:
Hygiënenormen
|
6.3 Medicijnen en steriele materialen
Medicijnen kunnen hun werking verliezen als ze te lang of bij een verkeerde temperatuur worden bewaard. Ook steriele materialen, zoals gaasjes en pincetten, moeten op de juiste manier worden opgeslagen; anders neemt de steriliteit af.
Medicijnen
Hanteer de volgende regels als medicijnen worden verstrekt binnen uw instelling:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Steriele materialen
Steriel verpakte instrumenten blijven alleen steriel als de verpakking droog en onbeschadigd is. Let op de volgende regels wanneer steriele materialen worden gebruikt:
Hygiënenormen
|
Tips
|
6.4 Omgang met scherp afval
Bij het verlenen van medische zorg of het injecteren van medicijnen kunnen scherpe materialen zoals naalden of mesjes worden gebruikt. Bij het gebruik van deze materialen, is er een kans op prikaccidenten. Omdat 85% van de prikaccidenten voorkomen in de zorgsector, is er een Europese richtlijn (richtlijn 2010/32/EU (Europese Unie)) opgesteld die werkgevers van alle EU-lidstaten verplicht om hun medewerkers tegen deze accidenten te beschermen. In Nederland is dit vertaald in het Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.97. In dit besluit staat dat er veilige naaldsystemen beschikbaar moeten zijn met ingebouwde beveiliging, zodat de zorgmedewerker na gebruik zichzelf of anderen er niet mee kan besmetten. Ook is in het besluit opgenomen dat het verboden is om het hoesje na gebruik terug op de naald te zetten (‘recappen’ genoemd).
Naast het gebruik van de juiste naalden, wordt het risico op prikaccidenten verder verlaagd door een juiste omgang met gebruikte naalden en naaldcontainers. Daarom gelden de volgende regels voor de omgang met scherp afval:
Hygiënenormen
|
Volle naaldcontainers vallen in de categorie ‘ziekenhuisafval’. Aan de afvoer van ziekenhuisafval zijn bij wet eisen gesteld (zie hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer). Zo mag u uw containers alleen inleveren bij inzamelaars die een zogeheten VIHB-nummer hebben. Op de website van de NIWO kunt u een lijst met goedgekeurde inzamelaars vinden. Zoek hiervoor op ‘VIHB-lijst’ en klik vervolgens op ‘Raadplegen VIHB-lijst (bedrijfsafval en gevaarlijk afval)’.
6.5 Prik-, snij-, bijt- en spataccidenten
Ook wanneer u zich bij de omgang met scherp afval houdt aan de eisen in de vorige paragraaf, kunnen er in uw instelling prik-, snij-, bijt- en spataccidenten plaatsvinden. Hier spreekt men van als het bloed of de slijmvliezen van een medewerker of cliënt in contact komt met bloed, wondvocht of de slijmvliezen van een ander. Bij zo’n accident kunnen ziekteverwekkers worden overgedragen, zoals het hepatitis B of C virus en hiv (humaan immunodeficientievirus). Bij een bijtaccident lopen zowel de bijter als de degene die gebeten is het risico om besmet te worden door de ander.
Door een protocol voor prik-, snij-, bijt- en spataccidenten dat bekend is bij de medewerkers, verkleint u de kans dat medewerkers of cliënten bij zo’n accident een infectieziekte oplopen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
7 Maatregelen bij besmetting
Ook wanneer u goede hygiënemaatregelen instelt, kan het voorkomen dat cliënten of medewerkers besmet raken met een infectieziekte. In sommige gevallen moet u dit melden bij de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). In dit hoofdstuk vindt u informatie over infectiepreventiemaatregelen bij specifieke ziekteverwekkers (zoals MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus ) en het norovirus). In paragraaf 7.4 vindt u maatregelen om de kans te verkleinen dat medewerkers met een infectieziekte cliënten besmetten.
7.1 Meldingsplicht
Cliënten in zorginstellingen zijn meestal vatbaarder voor infectieziekten dan de algemene bevolking. Daarom geldt er op grond van de Wet publieke gezondheid, artikel 26, een meldingsplicht voor het hoofd van een verpleeghuis of woonzorgcentrum:
Hygiënenormen
|
Tips
|
7.2 Beschermende maatregelen
Bij een aantal infectieziekten moeten er beschermende maatregelen worden ingesteld bij een cliënt. Zie paragraaf 9.2 voor een overzicht van de benodigde beschermingsmiddelen bij de belangrijkste infectieziekten.
Een andere beschermende maatregel is isolatie. Er worden vijf typen isolatie onderscheiden:
- contactisolatie;
- druppelisolatie;
- aërogene isolatie;
- strikte isolatie;
- beschermende isolatie.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Hieronder worden de typen isolatie besproken die het meest van toepassing zijn in de verpleeghuissetting: contactisolatie en druppelisolatie. De arts bepaalt, in overleg met de deskundige infectiepreventie, of isolatie nodig is en zo ja, in welke vorm.
Contactisolatie
Binnen verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonen is contactisolatie de meest gangbare vorm van isolatie. Contactisolatie is nodig bij cliënten met een ziekte die zich via contact verspreidt, bijvoorbeeld besmettelijke diarree en Clostridium.
Voorkom verspreiding van zulke ziektes door bij cliënten in contactisolatie de volgende maatregelen te nemen:
Hygiënenormen
|
Druppelisolatie
Druppelisolatie is nodig bij cliënten met een ziekte die zich via druppels over een afstand van ongeveer 1,5 meter verspreidt. Een voorbeeld hiervan is griep (influenza).
Voorkom verspreiding van zulke ziektes door bij cliënten in druppelisolatie de volgende maatregelen te nemen:
Hygiënenormen
|
7.3 Infectieziekten
COVID-19
Sinds 2020 hebben zorginstellingen te maken met het COVID-19-virus dat zich kan verspreiden in de instelling. Afhankelijk van het aantal besmettingen geldt landelijk een inschalingsniveau. Bij dit inschalingsniveau horen (preventieve) maatregelen om verdere verspreiding tegen te gaan. De LCI-richtlijn COVID-19 beschrijft hoe GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en moeten handelen bij COVID-19. Voor zorginstellingen buiten het ziekenhuis zijn er bijlagen bij de richtlijn beschikbaar over verpleging, verzorging en PBM-gebruik en over het uitvoeren van bron- en contactonderzoek bij COVID-19.
Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO (bijzonder resistente micro-organismen))
Ziekteverwekkers die resistent zijn tegen de eerste keuzeantibiotica of tegen meerdere groepen antibiotica worden BRMO genoemd. Van een infectie met BRMO wordt het ziektebeeld niet ernstiger, wel kan het ziekteproces langer duren en ernstiger zijn. Dit kan zijn omdat er eerst met een antibiotica is gestart waar de BRMO resistent voor is. De kans op infectie is groter wanneer de weerstand verminderd is en bij de aanwezigheid van wonden, katheters en/of drains. BRMO verspreidt zich net als andere ziekteverwekkers.
BRMO is een verzamelen naam voor meerdere ziekteverwekkers die resistent zijn. Hierdoor is het mogelijk dat de beschermende maatregelen per BRMO soort verschillen.
Hygiënenormen
|
Een goede persoonlijke hygiëne voorkomt dat u besmet raakt met BRMO. Naast de algemene maatregelen in paragraaf 2.1, geldt het volgende:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Uitgebreide informatie over hoe om te gaan met BRMO in een verpleeghuis vindt u ook in de WIP-richtlijn ‘BRMO voor verpleeghuizen, wooncentra en kleinschalig wonen ouderen'.
Via bovenstaande link vindt ook u een tabel met daarin een overzicht van de te nemen beschermende maatregelen per BRMO.
MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus )
MRSA (methicilline-resistente Staphylococcus Aureus) is een bacterie die ongevoelig is voor veel soorten antibiotica. De bacterie wordt steeds vaker gevonden bij cliënten en medewerkers in zorginstellingen. MRSA is vooral gevaarlijk voor mensen met een sterk verminderde weerstand, zoals cliënten in een verpleeghuis of woonzorgcentrum. De bacterie kan infecties veroorzaken die moeilijk te behandelen zijn. Gezonde mensen ondervinden meestal geen last van de bacterie. Maar als drager van de bacterie, kunnen zij wel weer andere mensen besmetten.
MRSA wordt vooral overgedragen via de handen, maar kan ook worden verspreid via stofdeeltjes en huidschilfers. Om verspreiding van de bacterie in uw instelling te voorkomen, moet bij cliënten die besmet zijn met MRSA, uitgebreide contactisolatie worden toegepast tijdens:
- de verzorging van de cliënt;
- de schoonmaak van de kamer en het sanitair;
- het opmaken en afhalen van het bed.
Buiten deze momenten is uitgebreide contactisolatie niet nodig. De cliënt mag dus gewoon deelnemen aan activiteiten. Wel is het belangrijk dat de cliënt zijn of haar handen goed wast of desinfecteert.
Hygiënenormen
|
Een goede persoonlijke hygiëne voorkomt dat u besmet raakt met MRSA. Naast de algemene maatregelen in paragraaf 2.1, geldt het volgende:
Hygiënenormen
|
Wanneer de cliënt niet verzorgd wordt, de kamer niet wordt schoongemaakt en het bed niet wordt opgemaakt of afgehaald, hoeven mensen die de kamer binnenkomen (bijvoorbeeld voedingsassistenten, de technische dienst en familie) geen persoonlijke beschermingsmiddelen aan. Wel geldt:
Hygiënenormen
|
Uitgebreide informatie over hoe om te gaan met MRSA in een verpleeghuis vindt u ook in de WIP-richtlijn ‘MRSA voor thuiszorg, verpleeghuis en verzorgingshuis'.
Norovirus
Norovirussen zijn zeer besmettelijke virussen die een ontsteking van het slijmvlies van het maag-darmkanaal veroorzaken, waardoor mensen symptomen krijgen als braken en diarree. In de volksmond wordt dit vaak ‘buikgriep’ genoemd. Dit virus komt veel voor, ook in verpleeghuizen en woonzorgcentra.
Het norovirus is erg besmettelijk en wordt vooral overgedragen via de zogenaamde fecaal-orale route. Dat wil zeggen dat virusdeeltjes in de ontlasting en het braaksel op de een of andere manier (meestal via de handen) in de mond terechtkomen. Dit gebeurt bijvoorbeeld als volgt: een besmet persoon wast zijn handen niet goed na een toiletbezoek. Hierdoor blijven virusdeeltjes uit de ontlasting achter op de handen. Vervolgens maakt hij voedsel klaar, waardoor de virusdeeltjes in het eten terechtkomen. Wanneer iemand anders dit voedsel vervolgens eet, kan hij of zij ook besmet raken. Het norovirus kan al enkele dagen vóór het ziek worden tot dagen erna in de ontlasting zitten.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Een goede persoonlijke hygiëne verkleint de kans dat u besmet raakt met het norovirus. Naast de algemene maatregelen in paragraaf 2.1, geldt het volgende:
Hygiënenormen
|
Uitgebreide informatie over hoe om te gaan met het norovirus in een verpleeghuis vindt u ook in de WIP-richtlijn ‘Norovirus’ voor verpleeghuizen, wooncentra en kleinschalig wonen ouderen.
Clostridium difficile
Clostridium difficile is een bacterie die veel voorkomt in de darmen, maar die daar normaal gesproken geen problemen veroorzaakt. Pas als de drager van Clostridium difficile bepaalde antibiotica gebruikt en de weerstand ernstig afgenomen is, kan deze bacterie uitgroeien en gifstoffen (toxines) produceren waar mensen ziek van worden. Clostridium difficile is een sporenvormer die lang kan overleven; dagelijkse schoonmaak is daarom belangrijk.
Hygiënenormen
|
Persoonlijke hygiëne en beschermende maatregelen
Een goede persoonlijke hygiëne voorkomt dat u besmet raakt met de Clostridiumbacterie. Naast de algemene maatregelen in paragraaf 2.1, geldt het volgende:
Hygiënenormen
|
Uitgebreide informatie over Clostridium difficile vindt u in de richtlijn ‘Clostridium difficile’ van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding.
Scabiës (schurft)
Scabiës is een besmettelijke aandoening die wordt veroorzaakt door de schurftmijt, een klein beestje dat niet met het blote oog te zien is. De vrouwtjesmijt graaft oppervlakkig in de huid gangetjes en legt daar haar eitjes. Het meest voorkomende symptoom is jeuk, maar er zijn allerlei huidafwijkingen mogelijk, zoals roodheid, blaasjes en schilfering.
Bij mensen komt scabiës in twee varianten voor: normale scabiës en scabiës crustosa. Bij normale scabiës zijn er gemiddeld zeven tot dertien volwassen vrouwtjes op de huid van de cliënt. Bij scabiës crustosa is het aantal mijten vele malen groter. Scabiës crustosa komt vaak voor bij zieke mensen die door bijvoorbeeld afweerstoornissen of neurologische aandoeningen minder jeuk door de mijten ervaren. Hierdoor krabben ze minder, waardoor er minder sterfte onder de mijten is en het aantal mijten in de huid zeer groot kan worden (tot tienduizenden). Meer informatie over (de bestrijding van) scabiës is te vinden in de toolkit van het RIVM*.
Overdracht vindt bij normale scabiës voornamelijk plaats via langdurig (langer dan 15 minuten) huidcontact, wat bijvoorbeeld plaats kan vinden bij wassen en zalven. Ook via besmet beddengoed of kleding van de cliënt kan besmetting plaatsvinden. Scabiës crustosa is door het grote aantal mijten zeer besmettelijk en vluchtig contact met een besmette cliënt, zoals het opmaken van een bed, kan al tot overdracht leiden.
* De toolkit scabiës van het RIVM is te vinden op http://rivmtoolkit.nl/Onderwerpen
Hygiënenormen
|
Een goede persoonlijke hygiëne voorkomt dat u besmet raakt met scabiës. Naast de algemene maatregelen in paragraaf 2.1, geldt het volgende:
Hygiënenormen
|
Uitgebreide informatie over scabiës vindt u in de richtlijn ‘Scabiës’ van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding.
7.4 Medewerkers met infectie(ziekten)
Medewerkers met een infectieziekte kunnen cliënten besmetten. Daarom moeten medewerkers zich direct bij een bedrijfsarts of afdelingshoofd melden wanneer zij een infectie hebben. Er wordt dan onderzocht of de medewerker kan blijven werken of dat er naar vervangende werkzaamheden moet worden gezocht.
Hygiënenormen
|
Naast een goede persoonlijke hygiëne, kunnen medewerkers zich tegen een aantal infectieziekten beschermen door zich te vaccineren. Voor gezondheidswerkers is een jaarlijkse griepprik en een vaccinatie tegen hepatitis B aan te raden. Voor COVID-19 beschrijft de LCI-uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie welke regels en mogelijkheden er zijn voor vaccinatie.
Tips
|
Griepprik
Door een jaarlijkse griepprik aan te bieden aan medewerkers en cliënten, verkleint u de kans op besmetting met het griepvirus. Hoewel de prik geen volledige bescherming biedt, blijkt uit onderzoek wel dat een hoge vaccinatiegraad in een verpleeghuis of woonzorgcentrum de verspreiding van het griepvirus bemoeilijkt. Hierdoor zullen minder cliënten en medewerkers het griepvirus oplopen.
Hygiënenormen
|
Vaccinatie tegen hepatitis B
Bij contact met bloed en andere lichaamsvloeistoffen zoals sperma en vaginaal vocht, kunnen medewerkers hepatitis B oplopen. Hepatitis B is een ernstige, zeer besmettelijke infectieziekte die wordt veroorzaakt door het hepatitis B-virus. Dit virus dringt de levercellen binnen en veroorzaakt daar een ontsteking. Een van de gevolgen hiervan is geelzucht.
Uw medewerkers kunnen zich tegen hepatitis B laten vaccineren. Als er tijdens het uitvoeren van werkzaamheden enig risico op besmetting met hepatitis B bestaat, hebben medewerkers zelfs recht op een gratis hepatitis B vaccinatie. U als werkgever moet deze vaccinatie aanbieden. Dit is vastgelegd in Beleidsregel 4.91 van het Arbobesluit. Het risico op besmetting met hepatitis B bestaat niet alleen voor gezondheidsmedewerkers. Ook andere werknemers kunnen met besmet bloed in aanraking komen, bijvoorbeeld tijdens de schoonmaak of bij een agressie-incident waarbij er gebeten is.
Hygiënenormen
|
De vaccinatie tegen hepatitis B bestaat uit drie injecties in totaal. De tweede injectie krijgt men één maand na de eerste. De derde injectie vijf maanden na de tweede. Vier tot zes weken na de laatste vaccinatie kan er een zogenaamde titerbepaling worden gedaan. Hiermee wordt getest of het lichaam genoeg antistoffen tegen hepatitis B heeft aangemaakt. Als dit het geval is, is men levenslang beschermd. Men kan de ziekte dan niet meer krijgen én niet meer overdragen op anderen.
8 Schoonmaakschema’s en instructies
In dit hoofdstuk vindt u schoonmaakschema’s en instructies, bijvoorbeeld voor handen wassen en handen desinfecteren. De schoonmaakschema’s en de instructies handhygiëne kunt u downloaden en uitprinten. U kunt ze dan direct ophangen, bijvoorbeeld bij wastafels of in een schoonmaakkast.
8.1 Schoonmaakschema’s
In de schoonmaakschema’s staat hoe vaak en op welke manier gereinigd moet worden.
U mag natuurlijk vaker schoonmaken dan in deze schema’s is aangegeven. Minder vaak of op een andere manier schoonmaken, mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).
U kunt de schoonmaakschema’s hier downloaden als Word-document. De schema’s zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen. Tevens kunt u de schema’s aanpassen aan de eigen situatie. Bespreek binnen uw eigen organisatie de schoonmaakschema’s en werk ze in nader detail uit tot een eigen werkinstructie.
8.2 Instructies handhygiëne
Bacteriën en virussen zijn overal, op deurknoppen, tafels, telefoons en andere voorwerpen, apparaten en materialen. Sommigen kunnen ziekteverwekkend zijn. Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Door regelmatig handhygiëne toe te passen wordt de kans dat u of iemand uit uw omgeving ziek wordt klein.
Pas voor een goede handhygiëne onderstaande regels toe:
- Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen desinfecterend middel (handalcohol); door zichtbaar vuil vermindert namelijk de werking.
- Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast óf desinfecteert. Pas de manieren echter niet allebei toe; de huid droogt dan te veel uit en beschadigt sneller. De handen worden voldoende schoon als u ze alleen wast of alleen desinfecteert.
Het schema Instructies handhygiëne kunt u hier downloaden als pdf.
8.3 Microvezeldoekjes
Tegenwoordig wordt er steeds meer gebruik gemaakt van microvezeldoekjes. Doordat de vezels in deze doekjes zijn gesplitst, hebben microvezeldoekjes een veel groter oppervlak dan katoenen schoonmaakdoekjes. Zo kunnen microvezeldoekjes vuil en ziekteverwekkers veel beter opnemen dan gewone schoonmaakdoekjes. Bovendien raspen de vezels het vuil los, waardoor u vlekken gemakkelijker verwijdert. U kunt microvezeldoekjes zowel droog als vochtig gebruiken.
Voor een optimaal resultaat gaat u als volgt te werk:
- Gebruik de microvezeldoekjes altijd zonder schoonmaakmiddelen. Wijk hier alleen van af als de leverancier dit aangeeft.
- Wilt u de doekjes vochtig gebruiken? Maak ze dan vlak voor gebruik licht vochtig onder de kraan of met het middel dat de leverancier voorschrijft. Leg de doekjes niet in een emmer water. Hierdoor nemen ze direct hun maximale hoeveelheid aan vocht op en verliezen ze hun reinigende werking.
- Vouw de doekjes voor gebruik een aantal keer dubbel, zodat er meerdere vlakken ontstaan. Gebruik een nieuw, schoon vlak zodra de werking minder wordt.
- Stop vuile microvezeldoekjes direct in de was; spoel ze tussentijds niet uit. Microvezeldoekjes trekken vuil zó goed aan dat handmatig uitspoelen geen zin heeft. Alleen in de wasmachine wordt een vuil doekje weer schoon.
- Was de doekjes volgens de voorschriften van de fabrikant.
- Droog gewassen microvezeldoekjes volgens de gebruiksinstructie. Let op: niet alle microvezeldoekjes kunnen in de droogtrommel. Berg de doekjes nooit vochtig op; hierdoor kunnen ziekteverwekkers uitgroeien.
9 Extra informatie
9.1 Begrippenlijst
Badwaterbassin | Waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden |
Binnenmilieu |
Het binnenmilieu is het milieu in gebouwen. Het binnenmilieu wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. Bijvoorbeeld de temperatuur, de luchtvochtigheid en de hoeveelheid zuurstof in de ruimte. |
Biofilm |
Een laag micro-organismen omgeven door zelfgeproduceerd slijm. Biofilm is vastgehecht aan een oppervlak of drijft op een wateroppervlak. Legionellabacteriën vermeerderen zich in bepaalde eencellige organismen, protozoa genaamd, die in de biofilm leven. |
CE (Conformité Européenne)-markering |
CE staat voor conformiteit met de Europese richtlijnen. Handschoenen, maar ook desinfectiemiddelen voor (een specifieke groep) medische hulpmiddelen zijn voorzien van een CE-markering. |
Cohortverpleging |
Cliënten die besmet zijn met hetzelfde micro-organisme worden bij elkaar (op dezelfde zaal of afdeling) verpleegd. Bij voorkeur door een vast groepje verpleegkundigen of verzorgenden, die niet met andere cliënten in aanraking komen. |
CTGB |
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het CTGB beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt. |
Desinfecteren |
Desinfecteren is het doden van ziekteverwekkers met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel. |
Fife-systeem |
First in, first expired-systeem. Dit betekent dat materialen die het kortst houdbaar zijn vooraan staan en het eerst gebruikt worden. |
HACCP |
Hazard Analysis Critical Control Points. HACCP is een systematische aanpak met als doel het identificeren, evalueren en controleren van de gevaren rondom voedselveiligheid gevaren. |
Handdesinfecterend middel |
Een middel dat de tijdelijke (=transiënte) micro-organismen, verkregen door bijvoorbeeld handcontact of contact met besmette voorwerpen verwijdert en zorgt voor de reductie van residente (=lichaamseigen) micro-organismen. |
IPM |
Integrated Pest Management. IPM is een methode die zich in de eerste plaats richt op het voorkómen van ongewenste dieren door wering, en pas in de tweede plaats op bestrijding. |
Legionellabeheersplan |
In een legionellabeheersplan staan de maatregelen en controles die nodig zijn om de groei van legionellabacteriën te beheersen. |
Legionellarisicoanalyse |
Een legionellarisicoanalyse laat zien of legionellabacteriën kunnen groeien en vernevelen in de waterinstallatie. |
Lichaamsvloeistoffen |
Lichamelijke vloeistoffen zoals ontlasting, urine, bloed, wondvocht, speeksel, braaksel of sperma. |
Luchten |
Luchten is het korte tijd (ongeveer tien minuten) openzetten van alle ramen en deuren. Hierbij wordt het niet veel kouder, maar is wel alle binnenlucht ververst. |
Micro-organismen |
Bacteriën, schimmels, gisten en protozoën zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog (net als virussen) en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken. |
Microvezeldoekjes |
Microvezeldoekjes bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoekjes meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt. |
Naaldcontainer |
Een naaldcontainer is een container speciaal ontworpen voor scherp afval zoals naalden en scheermesjes. Bij goed gebruik bieden naaldcontainers bescherming tegen prikken en snijden aan scherp afval. |
RVG (Register Verpakte Geneesmiddelen)-nummer |
Register Verpakte Geneesmiddelen. De Geneesmiddelenwet bepaalt dat een product dat een genezende werking heeft, moet worden geregistreerd. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG (College ter Beoordeling van Geneesmiddelen)) toetst de werkzaamheid, kwaliteit en veiligheid van deze geneesmiddelen. Is een geneesmiddel goedgekeurd, dan krijgt het een registratienummer. |
Schoonmaken |
Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. |
Ventileren |
Bij ventileren komt voortdurend verse buitenlucht binnen, bijvoorbeeld door een rooster of een open raam. |
9.2 Beschermingsmaatregelen bij infectieziekten
Indicatie | Aparte kamer | Handschoenen | Beschermende kleding | Mondneusmasker | Hoofdbedekking |
---|---|---|---|---|---|
COVID-19 | Ja | Ja | Ja | Ja | Nee |
Influenza (A en B) | Ja of cohortverpleging | Ja | Nee | Ja (FFP1) | Nee |
MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus )1 | Ja | Ja | Ja2 | Ja (chirurgisch) | Nee |
Norovirus3 | Ja of cohortverpleging | Ja | Ja4 | Ja (FFP1) | Nee |
Scabiës5 | Ja | Ja | Ja2 | Nee | Nee |
Clostridium difficile | Ja | Ja | Ja2 | Nee | Nee |
Enterobacteriaeceae (incl. ESBL (Extended spectrum beta-lactamases), excl. CPE (Carbapenemase-producerende enterobacterales )) | Nee | Ja | Ja4 | Nee | Nee |
CPE | Ja | Ja | Ja2 | Nee | Nee |
Acinetobacter species | Ja | Ja | Ja2 | Nee | Nee |
Pseudomonas aeruginosa | Nee | Ja | Ja4 | Nee | Nee |
Stenotrophomonas maltophilia | Nee | Ja | Ja4 | Nee | Nee |
Streptococcus pneumoniae (PRP) | Ja | Ja | Ja4 | Ja (FFP1) | Nee |
Enterococcus faecium (VRE (Vancomycine-resistente Enterokok )) | Ja | Ja | Ja4 | Nee | Nee |
Overname buitenlandse zorginstelling | Ja | Ja | Ja2 | Nee | Nee |
1 Deze maatregel geldt voor schoonmakers en personeel belast met de verzorging en therapie op de kamer.
2 Wegwerpschort met lange mouwen.
3 Deze maatregelen gelden bij kans op contact met diarree en/of braaksel.
4 Halterschort.
5 Deze voorzorgmaatregelen worden genomen bij de verzorging van de cliënt.
9.3 Ctgb-databank
Hieronder staat hoe u desinfecterende middelen kunt vinden op de website van het Ctgb.
Hebt u al een desinfecterend middel en wilt u weten of u dit mag gebruiken? Gebruik dan optie A. Wilt u een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen? Gebruik dan optie B.
A. Zoeken naar een specifiek desinfecterend middel
- Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
- Hier kunt u zoeken op de naam van het product.
- Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
B. Een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen zien
- Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
- Klik op de knop ‘Toon uitgebreide filters’.
- Voer de gewenste selectiecriteria in. Bij Gebruik kunt u professioneel invoeren. Bij Producttype kiest u een optie die hieronder beschreven staat:
- Middelen die geschikt zijn voor het desinfecteren van handen hebben een PT01-code (‘Biociden voor menselijke hygiëne’).
- Middelen die geschikt zijn voor materialen en oppervlakken hebben een PT02-code (‘Desinfecterende middelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg, alsmede andere desinfectantia’).
- Middelen die geschikt zijn voor oppervlakken waarop eet- en drinkwaren kunnen komen, hebben een PT04-code (‘Ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders’).
- Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
- U kunt via de knop downloaden de selectie exporteren naar een Excel-bestand.
Deze zoekhulp is opgesteld in augustus 2019. Klopt het advies niet meer en heeft u hulp nodig? Neem dan contact op met de Servicedesk van het Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) via telefoonnummer 0317 – 471 810 of door het servicedesk-verzoekformulier in te vullen. Het LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) is niet verantwoordelijk voor eventuele wijzigingen aan de website van het Ctgb.
9.4 Mengschema chlooroplossingen
Gebruik onderstaand schema om de juiste chlooroplossing te verkrijgen. Let op: onderstaand schema is gebaseerd op de hoeveelheid werkzaam chloor per tablet. Dit wijkt af van het totale gewicht van een tablet.
Aantal tabletten | Watervolume (in liters) | ppm (parts per million ) | g% | |
---|---|---|---|---|
tabletten à 1,0 g werkzaam chloor | 1 | 4 | 250 | 0,025 |
1 | 1 | 1000 | 0,1 | |
tabletten à 1,5 g werkzaam chloor | 1 | 6 | 250 | 0,025 |
2 | 3 | 1000 | 0,1 |
9.5 Bronnenlijst
Literatuur
- Code van de kapper. Hoofdbedrijfschap Ambachten.
- Hygiënecode voor de voedselverzorging in woonvormen (2014). Den Haag: Voedingscentrum.
- Hygiënecode voor de voedselverzorging in zorginstellingen en Defensie (2014). Den Haag: Voedingscentrum.
- Keurmerk Kinderboerderijen. Vereniging Samenwerkende KinderBoerderijen Nederland (vSKBN).
- LCI-draaiboek Wet publieke gezondheid; artikel 26 meldingen instellingen. December 2008, incl. aanpassing 16-3-2012.
- LCI-richtlijnen. RIVM, Bilthoven.
- Legionellapreventie in waterinstallaties: regels en toezicht (2012). Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
- Richtlijnen Werkgroep Inspectiepreventie (WIP (Werkgroep Infectiepreventie)).
Wetten & regelingen
- Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.97.
- Richtlijn 2010/32/EU (2010). Brussel: De Raad van de Europese Unie.
- Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.
- Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen.
- Wet milieubeheer.
Losse informatie
- HACCP: regelgeving Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.
- Hygiënecode Beslisboom. Voedingscentrum.
- Kenniscentrum Dierplagen (KAD).
- Legionella. Rijksoverheid. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/legionella
- Toolkit Schurft (Scabiës). RIVM.
Verantwoording
De hygiënerichtlijn voor verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonen is voor het laatst volledig herzien in 2017. De Hygiënerichtlijn voor verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonen is gebaseerd op de richtlijnen voor deze setting van de Werkgroep Infectie Preventie (WIP (Werkgroep Infectiepreventie)). De Hygiënerichtlijn wordt herzien aan de hand van de herzieningen van de richtlijnen van de WIP.
Wijzigingen sinds laatste herziening:
- April 2024: De paragraaf ‘Binnenmilieu’ is vervangen door de recentere paragraaf ‘Infectiepreventie binnenlucht’ uit de Algemene hygiënerichtlijn. De normen in deze nieuwe paragraaf zijn onderbouwd met recente literatuur en opgesteld met medewerking van binnenmilieu-deskundigen.
- Maart 2024: Paragrafen waar het Bouwbesluit, het Activiteitenbesluit en het Besluit hygiëne en veiligheid van badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz (Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)) werden genoemd zijn aangepast. Dit is aangepast vanwege de invoering van de Omgevingswet. Het Bouwbesluit is nu het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het Bhvbz en het Activiteitenbesluit zijn opgegaan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal (Besluit activiteiten leefomgeving )).
- September 2022: In de paragraaf ‘Desinfecteren’ is een aanvullende tekst opgenomen voor het reinigen en desinfecteren van herbruikbare hulpmiddelen of instrumentarium. Daarmee wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen een ‘algemeen oppervlak’ en herbruikbare medische hulpmiddelen of instrumentarium.
- Juli 2019: de richtlijn is omgezet naar webbased tekst; hierbij zijn enkele niet-inhoudelijke aanpassingen gedaan en zijn diverse hyperlinks geüpdatet.
- Augustus 2019: paragraaf 9.3 (zoekhulp Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)-databank) is geactualiseerd.
- Maart 2020: de NEN (Nederlandse norm )-normen EN 420 voor handschoenen en EN 1500 voor handdesinfecterende middelen zijn komen te vervallen.
- Oktober 2021: Ten opzichte van de vorige versie is een aantal tekstuele wijzigingen aangebracht en zijn hyperlinks geactualiseerd. In paragraaf 2.1 over persoonlijke hygiënemaatregelen is een hygiënenorm toegevoegd: “Ga niet in werkkleding naar uw werk of weer naar huis. Kleed u om op uw werk”. In paragraaf 2.2 over persoonlijke beschermingsmiddelen is een alinea met uitleg over mondneusmaskers opgenomen en zijn de hygiënenormen aangepast. In paragraaf 2.6 over binnenmilieu is een hygiënenorm over de binnentemperatuur opgenomen. In paragraaf 7.3 over infectieziekten is een alinea opgenomen over COVID-19. In paragraaf 9.1 Begrippenlijst is de definitie ‘first in, first out’ is gewijzigd naar first in, first expired’.
De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl
Downloads
-
Normenlijst hygiënerichtlijn voor verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonen 19-04-2024 Normenlijst hygiënerichtlijn voor verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonenDOCX | 95,98 kB
-
Schoonmaakschema's voor verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonen 25-03-2019 Schoonmaakschema's voor verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalig wonenDOCX | 51,53 kB
-