Om inzicht te verkrijgen in de voeding van mannen en vrouwen van 18-70 jaar van Surinaamse (zowel Hindoestaanse als Creoolse), Turkse en Marokkaanse afkomst in Amsterdam werd een voedselconsumptie-onderzoek uitgevoerd in samenwerking met de HELIUS a prospective cohort study on the causes of (chronic) diseases among the multi-ethnic population of Amsterdam (a prospective cohort study on the causes of (chronic) diseases among the multi-ethnic population of Amsterdam)-studie, (Healthy Life in an Urban Setting). Informatie over de voedselconsumptie en de inname van energie en voedingsstoffen is in een subpopulatie van HELIUS verkregen met behulp van een voedselfrequentievragenlijst.


Onderzoekspopulatie

De rapportage is gebaseerd op complete gegevens van 1365 autochtone Nederlanders, 841 Hindoestanen, 997 Creolen, 539 Turken en 458 Marokkanen. De netto respons was 44%. 

Methodiek

De HELIUS a prospective cohort study on the causes of (chronic) diseases among the multi-ethnic population of Amsterdam (a prospective cohort study on the causes of (chronic) diseases among the multi-ethnic population of Amsterdam)-studie is een prospectieve cohortstudie waarvan de dataverzameling in 2011 startte. Voor de huidige rapportage van de voedselconsumptie zijn gegevens gebruikt die zijn verzameld van januari 2011 tot december 2013. De steekproef is getrokken uit het Amsterdamse bevolkingsregister (GBA bevolkingsregister (bevolkingsregister)) en aangevuld met familieleden van drie generaties tussen 18 en 70 jaar (kinderen ≥18 jaar, ouders en grootouders). Surinamers, Turken, en Marokkanen van zowel de eerste als de tweede generatie waren vertegenwoordigd in de onderzoekspopulatie. Informatie over het geboorteland is gebruikt voor het bepalen van de etniciteit. Na akkoord tot deelname, invullen van een algemene vragenlijst en een medisch onderzoek zijn de deelnemers uitgenodigd om deel te nemen aan het HELIUS-Voedingsonderzoek.

In HELIUS-Voeding is gebruikgemaakt van een voedselfrequentievragenlijst (FFQ food frequency questionnaire (food frequency questionnaire)) voor de voedingsnavraag. Met behulp van vier etnisch specifieke FFQ’s werden gegevens over de consumptie van voedingsmiddelen verzameld en werd vervolgens de inname van energie, macro- en microvoedingsstoffen berekend. De gehanteerde methodiek leent zich vooral voor het relatief vergelijken van de voedingsgegevens van de verschillende bevolkingsgroepen. Omdat de voedselconsumptie binnen Nederland alleen goed bekend is voor de autochtone bevolking, is de huidige voedingsvoorlichting op het autochtone voedingspatroon gericht. Het rapport beschrijft hoe de voeding van de niet-westerse groepen zich verhoudt tot van die van de autochtone Nederlandse onderzoekspopulatie in de HELIUS-studie. Op basis van deze vergelijking kan worden bepaald of de voedingsvoorlichting aan de niet-westerse groepen andere aandachtspunten behoeft en of andere voorbeeldmenu’s beter aansluiten bij de gewoonten.

Resultaten

Algemene karakteristieken van de voedingspatronen

De niet-westerse groepen gebruikten minder vaak een ontbijt en het soort middagmaaltijd (brood of warm) varieerde. In de groep van Turkse en Marokkaanse afkomst bereiden vooral de vrouwen de warme maaltijd. Een grote meerderheid van de Turken en Marokkanen en in iets mindere mate de Hindoestanen geven aan dat ze voorschriften vanuit het geloof toepassen op hun voedingspatroon. Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting in een beperkte consumptie van alcohol.

  • Het voedingspatroon van Amsterdammers van Surinaamse afkomst kenmerkte zich door een hoge consumptie van vis, deegwaren, rijst en andere granen. Van groenten, zuivelproducten, vetten en koek en gebak en alcoholische dranken werd weinig geconsumeerd.
  • Surinamers van Creoolse afkomst dronken veel vruchtendranken en frisdranken met suiker. Verder aten zij in vergelijking met de Nederlanders meer vlees en vleesproducten (inclusief kip) en weinig peulvruchten.
  • Surinamers van Hindoestaanse afkomst aten juist veel peulvruchten. Onder de Hindoestanen waren veel mensen met een vegetarische voeding zonder vis of een veganistische voeding.
  • Het voedingspatroon van de Turkse Amsterdammers karakteriseerde zich vooral door een hoge consumptie van peulvruchten, groenten, fruit, brood, vlees en soepen. Turkse mannen consumeerden relatief ook veel zuivel. Turken gebruikten weinig vis en alcoholische dranken.
  • Het voedingspatroon van de Marokkaanse Amsterdammers kenmerkte zich door een hoge consumptie van aardappelen, brood, vetten en oliën en een lage consumptie van groenten en alcoholische en niet-alcoholische dranken.
  • Het voedingspatroon van de autochtone Nederlanders viel op door een hoge consumptie van zuivel, koek en gebak en alcoholische dranken. De consumptie van peulvruchten, fruit, graanproducten en vis was juist laag onder de autochtone Nederlanders.
  • De verschillende populaties gebruikten ook specifieke producten. Voorbeelden hiervan zijn Surinaamse groentesoorten zoals bitawiri en kousenband, ayran (Turkse yoghurtdrank) en Turks of Marokkaans brood.

Door de resultaten van deze HELIUS-studie te vergelijken met die van de algemene Nederlandse voedselconsumptiepeiling kunnen we voor een aantal voedingsstoffen indirect afleiden of er al dan niet een knelpunt in de voeding is. Dit leidt tot de volgende conclusies:

Amsterdammers van Surinaamse afkomst

  • De groenteconsumptie is laag ten opzichte van de aanbeveling van 200 g per dag.
  • De inname van eiwit en de vitamines B6 en B12 lijkt voldoende; dat geldt ook voor de inname van vitamine B2 in de vrouwen.

Amsterdammers van Turkse afkomst

  • De visconsumptie is laag ten opzichte van de aanbeveling om twee keer per week vis te eten.
  • De inname van verzadigd vet is te hoog.
  • De inname van eiwit en de vitamines B2, B6 en B12 lijkt voldoende.

Amsterdammers van Marokkaanse afkomst

  • De groenteconsumptie is laag ten opzichte van de aanbeveling van 200 gram per dag.
  • De inname van eiwit en de vitamines B2, B6 en B12 lijkt voldoende.

Het vetzuurpatroon in de voediving van de Surinamers en Marokkanen was gezonder (minder verzadigde vetzuren) dan van de Turkse en autochtone Nederlanders.

Verder werden in de meeste niet-westerse groepen lage innames van voedingsvezel, calcium, en de vitamines A en B1 (vooral vrouwen) en bij Surinamers ook ijzer en magnesium gezien. Op grond van het huidige onderzoek kan niet worden vastgesteld of deze lage innames inadequaat zijn en leiden tot negatieve gezondheidseffecten. Een voeding met een hogere consumptie van onder andere volkorenproducten, groenten, fruit, zuivelproducten en smeer- en bereidingsvetten draagt bij aan het verhogen van de inname van deze voedingsstoffen.

Conclusies

Conclusies 

De voeding van de onderzochte groepen verschilt. Zo eten Turken doorgaans meer fruit dan autochtone Nederlanders. Surinamers en Marokkanen consumeren relatief minder ongezonde (verzadigde) vetten. Door de andere keuze van voedingsmiddelen krijgen de niet-westerse groepen gemiddeld genomen minder voedingsvezel, calcium en vitamine A binnen en de vrouwen onder hen minder vitamine B1. Daarnaast krijgen Surinamers minder ijzer en magnesium binnen. Of deze lagere innames ook inadequate innames zijn, was met dit onderzoek niet vast te stellen. Deze resultaten verdienen daarom verdere aandacht, bijvoorbeeld in een gericht voedingsstatusonderzoek.

De huidige studie geeft inzicht in de voeding van niet-westerse populaties en kan gebruikt worden om een gezond voedingspatroon te stimuleren. 

Organisatie en uitvoering

Opdrachtgever

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Uitvoering

Instanties: RIVM met medewerking het Academisch Medisch Centrum (AMC Academisch Medisch Centrum Amsterdam (Academisch Medisch Centrum Amsterdam)).
Periode: 2010-2015

Meer informatie 

Meer informatie over de methodiek en resultaten van deze studie kunt u vinden in het rapport.