In opdracht van het RIVM heeft het Centrum voor Milieuwetenschappen van de Universiteit Leiden (CML Centrum voor Milieukunde van de Universiteit Leiden (Centrum voor Milieukunde van de Universiteit Leiden)) onderzoek gedaan naar nieuwe methoden voor het meten van de waterkwaliteit. Waterbeheerders steken veel tijd en geld in monitoring van zowel chemische stoffen als ecologische parameters in oppervlaktewater. Hiermee wordt de toestand en kwaliteit van het oppervlaktewater in kaart gebracht en getoetst aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Voor beide typen monitoring is er de behoefte om op een efficiëntere manier meer informatie te verzamelen, bijvoorbeeld over opkomende stoffen, aanwezigheid van mengsels en veranderingen in de samenstelling en het functioneren van het ecosysteem. Tevens is er de wens om chemische en ecologische monitoring beter te koppelen.


Het Centrum voor Milieuwetenschappen (CML Centrum voor Milieukunde van de Universiteit Leiden (Centrum voor Milieukunde van de Universiteit Leiden)) heeft op basis van een literatuuronderzoek verschillende kansrijke innovatieve monitoringstechnieken geïnventariseerd en beoordeeld. Hierbij is gekeken naar de kenmerken van alternatieve technieken, zoals de benodigde technische kennis, de kosten, de mogelijkheid om specifieke chemische stoffen op te sporen en de mate van ecologische relevantie. Vervolgens is via interviews en een workshop met experts uit de waterwereld de haalbaarheid van implementatie op korte termijn onderzocht. Het blijkt dat waterbeheerders graag met innovatieve monitoring aan de slag willen en dat er behoefte is aan samenwerking op dit gebied.

Eén van de onderzochte technieken, environmental DNA deoxyribonucleic acid (deoxyribonucleic acid), wordt al in allerlei onderzoeksprojecten toegepast en lijkt een kansrijke aanvulling op de huidige monitoringspraktijk.
Het RIVM zal de CML-studie “Assessment of monitoring tools and strategies safeguarding aquatic ecosystems within the European water framework directive” gebruiken bij toekomstige beleidsadviezen richting departementen, naast resultaten van andere (internationale) onderzoeken op dit gebied.