Of medicijnen een schadelijk effect kunnen hebben op een organisme of ecosysteem hangt af van de gevoeligheid van het organisme/ecosysteem en de eigenschappen van de stof. Samen met de hoogte en duur van de blootstelling bepalen zij de ernst van de effecten. Bij lage concentraties medicijnresten in het milieu zijn effecten, zoals een verandering van soorten in een ecosysteem, soms niet direct zichtbaar. Bij hoge concentraties kunnen ook zichtbare effecten optreden, zoals sterfte. Als de blootstelling van korte duur is en organismen zich voldoende kunnen herstellen, dan ondervindt het ecosysteem op de lange termijn geen schade. 

Een risicogrens geeft de maximale veilige concentratie weer.  Onder deze grens is er geen sprake van onaanvaardbare effecten. De risicogrens is gebaseerd op de gevoeligheid van een ecosysteem voor langdurige blootstelling aan een specifieke stof. Risicogrenzen voor medicijnresten in het milieu kunnen worden afgeleid voor oppervlaktewater, bodem, grondwater, en sediment. Bij overschrijding van de risicogrens  kunnen schadelijke effecten optreden. Meer informatie hierover staat in het infoblad ‘nut en noodzaak van normen voor medicijnresten in water’. 
 

 Mogelijke effecten op het waterecosysteem


Van veel medicijnresten en hun afbraakproducten zijn de effecten in het milieu onbekend. Van sommige medicijnresten kennen we de effecten wel:

  • Hormonen kunnen effect hebben op de voortplanting van vissen;
  • Pijnstillers kunnen weefselschade veroorzaken bij vissen;
  • Antibiotica beïnvloeden algen en cyanobacteriën;
  • Antidepressiva veroorzaken gedragsveranderingen bij verschillende soorten organismen. 

Sommige antibiotica, antidepressiva en pijnstillers hebben in laboratoriumstudies effecten op diverse waterorganismen  (bijvoorbeeld algen, schelpdieren en watervlooien) bij concentraties die in het veld ook voorkomen. De lokale blootstelling kan dus leiden tot een slechte ecologische kwaliteit. 

De vlokreeft Gammarus, een voorbeeld van een organisme waarvan het gedrag wordt beïnvloed door antidepressiva.

Er zijn vrijwel geen normen voor (dier)geneesmiddelen beschikbaar. Voor veel stoffen zijn er wel risicogrenzen beschikbaar, deze kunnen zijn bepaald in de toelating van een middel of in (wetenschappelijke) literatuur. Deze risicogrenzen geven niet aan welk effect optreedt, maar wel bij welke concentratie. 

Mogelijke effecten van medicijnen voor mensen  

Er zijn ongeveer 2000  werkzame stoffen die in medicijnen voor mensen worden gebruikt. Slechts een klein deel daarvan wordt gemonitord in het oppervlaktewater. Welke en hoeveel metingen er worden uitgevoerd verschilt per regio. Een deel van de stoffen wordt ook echt gevonden.  In 2017 en 2018 kwamen 19 verschillende stoffen minimaal één keer boven de risicogrens uit. Dit betrof onder andere pijnstillers zoals diclofenac,  antibiotica zoals clarithromycine, azythromycine en sulfamethoxazol en het anti-epilepticum carbamazepine. De plaatselijke blootstelling aan deze stoffen kan dus leiden tot een slechte ecologische kwaliteit. 

Wat het daadwerkelijke effect is van medicijnen op ecosystemen in het veld, is in Nederland nooit onderzocht. Wel is aangetoond dat gezuiverd afvalwater hormoonverstorend kan zijn. Dat is te relateren aan de aanwezigheid van verschillende soorten stoffen, waaronder medicijnresten.

Een slechte ecologische kwaliteit in het veld is niet automatisch het gevolg van blootstelling aan medicijnresten. Wel kan een slechte ecologische kwaliteit tot gevolg hebben dat de effecten van medicijnresten worden versterkt. Het kan ook zijn dat andere omgevingsfactoren het onmogelijk maken om de effecten van medicijnresten in te schatten. 

Door een gebrek aan gegevens over het vóórkomen in water en het effect is voor veel medicijnresten niet duidelijk of de risicogrens wordt overschreden. Hierbij speelt een rol dat voor een deel van de middelen de detectiegrens van meetapparatuur niet laag genoeg is om tot op het niveau van de risicogrens te meten. Van een aantal stoffen die vrijwel helemaal niet worden gemonitord is bekend dat ze mogelijk een risico vormen voor het watersysteem, zoals fluoxetine (antidepressivum), levonorgestrel (anticonceptie) en ethinylestradiol (‘de pil’). 


Mogelijke effecten van diergeneesmiddelen  

Van sommige diergeneesmiddelen is een risico voor het milieu vastgesteld.  Niet altijd kon het risico beoordeeld worden. Dat komt omdat er geen meetgegevens zijn of dat de risicogrens niet bekend is. Ook zijn de risicogrenzen soms zo laag, dat met de huidige meetapparatuur de aanwezigheid van een stof niet op dit niveau kan aantonen.

In mest is aangetoond dat standaarddoseringen van ivermectine een groot risico vormen voor organismen in mest. Voor andere antiparasitaire middelen ontbraken meetgegevens of risicogrenzen. 

In oppervlaktewater vormen de antiparasitica imidacloprid en fipronil (door toediening aan huisdieren) en ivermectine en permethrin een risico. De detectielimieten van deze stoffen liggen boven de risicogrens. Dus áls ze worden gevonden, is er ook meteen sprake van een risico. Maar als de stof niét wordt aangetoond, kan er nog steeds sprake van een risico zijn. Ook metingen van het antibioticum sulfamethoxazol in oppervlaktewater overschrijden regelmatig de risicogrens, al komt dit waarschijnlijk vooral door gebruik van medicijnen door mensen. 

Incidenteel wordt in grondwater voor een enkele werkzame stof de generieke signaleringswaarde van 0,1 microgram per liter of de risicogrens van de stof zelf overschreden. In bodem en sediment is voor geen enkele stof een risico aangetoond, maar geschikte gegevens (meetgegevens en/of risicogrenzen) ontbreken vaak voor deze compartimenten.
Van een aantal geselecteerde stoffen zijn er helemaal geen meetgegevens of risicogrenzen. Beide ontbreken bijvoorbeeld voor de pijnstillers metamizol en carprofen. Het hormoon altrenogest en het antiparasiticum fluralaner hebben zeer lage risicogrenzen, maar er zijn nog geen metingen naar gedaan.

Grafiek die de risicoquotient weergeeft op basis van maximale gemeten waardes in oppervlaktewater

Risicoquotiënten voor medicijnresten in oppervlaktewater (2018). Bij een risicoquotiënt hoger dan 1 overschrijdt de gemeten concentratie de risicogrens (de rode balkjes). Voor meer informatie zie het rapport Medicijnresten en waterkwaliteit.  

Maatregelen  

Het feit dat een deel van de medicijnresten een risico vormt voor het watermilieu is voldoende om te beslissen óf, en zo ja, wáár er maatregelen genomen moeten worden. Welke individuele stoffen het precies zijn is daarbij minder van belang, omdat de mogelijke maatregelen vaak vergelijkbaar zijn voor verschillende medicijnresten. In de ketenaanpak Medicijnresten uit Water wordt gewerkt aan maatregelen in de gehele keten, van toelating en productie tot de afvalfase. 

Mengseltoxiciteit

De risicobeoordeling van zowel medicijnen als diergeneesmiddelen vindt momenteel plaats op basis van individuele stoffen. Blootstelling aan een mengsel van stoffen kan echter grotere negatieve effecten veroorzaken, zeker als deze stoffen een vergelijkbare werking hebben. Dat geldt zowel voor effecten op het milieu als op de gezondheid.  Er wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan naar risico’s van mengseltoxiciteit.