Risico's voor het ongeboren kind

  • Transplacentaire transmissie kan optreden bij een primo-infectie, re-infectie of reactivatie. Wie tijdens de zwangerschap voor het eerst in aanraking komt met CMV (die kans is minder dan 1%) kan het virus overdragen op het kind.
  • Van deze geïnfecteerde kinderen heeft 5 tot 10% al bij de geboorte meer of minder ernstige symptomen.
  • Bij 10 tot 15% van de ogenschijnlijk gezond geboren geïnfecteerde kinderen ontstaan er in de loop van de eerste levensjaren alsnog symptomen in de vorm van motorische of mentale retardatie of doofheid.
  • Infectie vroeger in de zwangerschap geeft meer kans op ernstigere schade.

Congenitale CMV-infectie komt wereldwijd voor bij 0,5%-2% van de levend geboren kinderen. Congenitale CMV-infectie komt in Nederland voor bij 1 op de 200 pasgeborenen (ongeveer 0,5%). Dit houdt in dat er in Nederland jaarlijks ongeveer 1000 kinderen met een al dan niet symptomatische congenitale cytomegalovirusinfectie worden geboren. 180 van hen zullen hier blijvende gevolgen aan overhouden. Zie verder de richtlijn en de pagina 'Aangeboren CMV-infectie'.

Advies

Vooral jonge kinderen scheiden CMV langdurig (jaren) in hoge mate uit in urine en speeksel. Met het toenemen van de leeftijd neemt frequentie en mate van uitscheiding af. 

In een thuissituatie met jonge kinderen is overdracht van CMV moeilijk te vermijden maar door goede handhygiëne kan de blootstelling verminderd worden, dit omdat besmetting voornamelijk via de slijmvliezen verloopt. Het advies aan zwangeren is:

  • een goede handhygiëne bij contact met speeksel en urine van jonge kinderen;
  • contact met speeksel van jonge kinderen vermijden door geen voedsel, bestek en bekers te delen.

Naar de pagina Zwangerschap en infectieziekten.


Professionals

Screening voor of tijdens de zwangerschap

Zwangeren in Nederland worden niet routinematig gescreend op CMV-dragerschap. In de bevolking is het risico op het doormaken van een primaire CMV-infectie in de zwangerschap beperkt, minder dan 1%. Bovendien is het toepassen van een goede handhygiëne de enige mogelijkheid om dit risico verder te reduceren.

Advies aan zwangere medewerkers die in hun beroep intensief contact hebben met kinderen

  • Zwangeren/immuungecompromitteerden moeten onbeschermd contact met lichaamsvloeistoffen (met name urine, speeksel, snot) van kinderen of daarmee besmette voorwerpen (luiers, speelgoed, spenen etc.) zoveel mogelijk proberen te vermijden.
  • Na (mogelijk) contact moeten de handen grondig worden gewassen.
  • Gebruik wegwerphandschoenen bij contact met speeksel of urine (bijvoorbeeld het schoonmaken van speelgoed).

Dit geldt dus altijd en niet alleen bij een bewezen geval of tijdens een uitbraak, want alle kinderen kunnen een potentiële bron zijn. Zie verder de LCI-richtlijn.

Besmettelijkheid en wering

Een kind met congenitale CMV is besmettelijk. Het virus komt vooral voor in urine en speeksel. Als een volwassene, bijvoorbeeld de vader van een van de kinderen van het kinderdagverblijf CMV heeft, heeft dit geen consequenties voor de zwangere leidsters van dit kinderdagverblijf. Omdat de overdracht van cytomegalovirus plaatsvindt door vrij intensief contact, zal de vader geen bron zijn van infectie voor de zwangere leidsters van het kinderdagverblijf en kan hij dus gewoon komen.

Wering van bekende uitscheiders van CMV is niet zinvol. Gezien het feit dat een groot deel van de bevolking geïnfecteerd is met CMV en periodiek het virus weer uitscheidt, moet men ervan uitgaan dat iedereen het virus kan verspreiden en alle lichaamsvloeistoffen mogelijk besmet zijn.

Aantonen bescherming zwangere tegen CMV

Volledige bescherming tegen CMV is niet mogelijk. Wel is het mogelijk om met het aantonen van IgG Immunoglobulin G (Immunoglobulin G)-antistoffen tegen CMV vast te stellen dat een zwangere eerder een CMV-infectie heeft doorgemaakt. CMV blijft latent in het lichaam aanwezig en kan regelmatig re-activeren, ook in aanwezigheid van antistoffen.

Indien er geen IgG-antistoffen aantoonbaar zijn, kan er een primo-infectie met CMV plaatsvinden in de zwangerschap, waarbij de kans dat de zwangere het virus overdraagt op het kind ongeveer 50% is. Indien er wel IgG-antistoffen aantoonbaar zijn, kan het virus tijdens een re-activatie eveneens worden overgedragen op het kind. De kans daarop is echter uiterst gering. De aanwezigheid van IgG-antstoffen biedt dus een grote maat van bescherming, maar geen volledige bescherming. Daarnaast kan re-infectie met een ander (geno)type CMV voorkomen.

Diagnostiek bij klinische verdenking op een (primaire) CMV-infectie bij een zwangere

Bij verdenking op (primaire) CMV-infectie bij een zwangere, is het mogelijk dit te ondersteunen met behulp van IgM immuunglobuline M (immuunglobuline M)- en IgG-bepalingen. Indien aanwezig, is het meetesten van het eerstetrimesterserum zinvol. Intra-uteriene infectie kan eventueel worden aangetoond via amnionpunctie gevolgd door kweek of PCR polymerase chain reaction (polymerase chain reaction) op CMV.

Een infectie met CMV bij een zwangere verloopt meestal asymptomatisch. Bij verdenking op een CMV-infectie zal bij een zwangere serologisch onderzoek worden verricht. Het ontbreken van IgM of het ontbreken van een significante titerstijging van IgG bij de moeder sluit een congenitale cytomegalovirusinfectie bij de foetus echter niet uit. CMV-infectie bij de foetus kan worden aangetoond door een positieve CMV-PCR in vruchtwater. Vanwege de geringe foetale urineproductie en de daardoor lage uitscheiding van virus in vruchtwater vóór 21 weken zwangerschap, kan CMV-PCR in vruchtwater fout-negatief zijn. Bij minstens 21 weken zwangerschap wordt een amnionpunctie pas 6 weken na een maternale infectie verricht om foetale CMV-uitscheiding aan te tonen. 

Diagnostiek bij verdenking op een congenitale CMV-infectie

Indien er (verdenking op) een primaire CMV-infectie bij de moeder was of er klinische verdenking op congenitale CMV-infectie bij de pasgeborene is, is diagnostiek geïndiceerd. De diagnostiek naar congenitale CMV infectie bij de pasgeborene bestaat uit kweek of PCR op urine of speeksel afgenomen binnen 2-3 weken na geboorte. Op latere leeftijd kan CMV-PCR op de hielprikkaart worden gedaan voor congenitale CMV-diagnostiek

De diagnostiek van congenitale CMV ligt primair bij de gynaecoloog. Op basis van anamnese, lichamelijk onderzoek, echografie, serologie en eventuele CMV-PCR op vruchtwater kan de diagnose gesteld of verworpen worden

Beleid bij het aantonen van een primaire CMV

Bij een primaire CMV-infectie in de zwangerschap is voor nadere diagnostiek verwijzing naar een gynaecoloog geïndiceerd. Indien er sprake is van een congenitale infectie met ernstige afwijkingen bij het kind kan het afbreken van de zwangerschap worden overwogen. Therapeutische mogelijkheden in de zwangerschap zijn er niet. Voor zuigelingen met een congenitale infectie is de behandeling voornamelijk symptomatisch. Behandeling met chemotherapeutica is in onderzoek maar geen routine.

Naar de LCI-richtlijn CMV