Go to abstract

Samenvatting

In de Nederlandse toelatingsbeoordeling voor gewasbeschermingsmiddelen wordt de blootstelling van waterorganismen te eenzijdig berekend. In de huidige beoordeling wordt namelijk alleen rekening gehouden met de mate waarin deze stoffen het oppervlaktewater bereiken via de verwaaide nevel van de gewasbeschermingsmiddelen (drift). Deze nevel ontstaat nadat de middelen over het land zijn gespoten. Hoewel dit de belangrijkste 'route' is, blijken twee andere routes ook van belang: via de atmosfeer en via de drainagesystemen in de bodem van de landbouwpercelen. Het RIVM heeft daarom in samenwerking met het Planbureau voor de Leefomgeving, Wageningen UR en het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) deze twee routes aan de blootstellingsscenario's toegevoegd. Specifiek gaat het hierbij om neerwaartse bespuiting in veldgewassen (akkerbouw, bloembollen en vollegrondsgroenteteelt). Grote hoeveelheid oppervlaktewater in Nederland Deze aanpassing is onderdeel van een herziening van de Nederlandse methode om risico's van gewasbeschermingsmiddelen te berekenen. Dat is nodig om de methode beter overeen te laten komen met Europese toelatingsprocedures voor dergelijke stoffen, waarin drainage al langer wordt meegenomen. De specifiek Nederlandse omstandigheden zoals de ruime hoeveelheden oppervlaktewater en de eigen driftcijfers blijven gehandhaafd. Kenmerkend voor het nieuwe scenario is dat er sprake is van een lage stroomsnelheid in het Nederlandse slootwater, waardoor stoffen relatief lang in het water blijven. Uitgangspunten Een van de uitgangspunten van het voorstel is de beleidskeuze dat de berekende maximale concentratie van een stof in negentig procent van de sloten onder de norm ligt. In de berekeningsprocedure wordt ook uitgegaan van belasting van het oppervlaktewater door gebruik op alle naastliggende percelen. Driftreducerende maatregelen blijven belangrijk Momenteel zijn telers van veldgewassen verplicht maatregelen door te voeren om de drift langs sloten met minimaal 50 procent te verminderen. Voorbeeldberekeningen met vier stoffen laten zien dat dergelijke driftreducerende technieken belangrijk blijven. In sommige gevallen kunnen aanvullende maatregelen de hoeveelheid drift namelijk nog verder omlaag brengen.

Abstract

In the current Dutch authorisation procedure for calculating the exposure of surface water organisms to plant protection products, drift deposition is considered to be the only source for exposure of surface water organisms. Although drift can still be considered the most important source, atmospheric deposition and drainage may constitute important sources as well. Therefore, RIVM, PBL Netherlands Assessment Agency, Wageningen UR and the Board for the authorisation of plant protection products and biocides have derived a new procedure in which these two potential sources are included. The new procedure, described in this report, is restricted to downward spray applications in field crops.

Specific Dutch circumstances
The update of the procedure was initiated to bring the Dutch procedure more in line with the EU procedure, which already takes account of drainage. However, typical Dutch adaptations of the procedure remain. In the new procedure, drift is still based on Dutch drift deposition measurements. Characteristic is that the flow velocity of the selected ditch is rather low.

Risk management decisions
Two boundary conditions were used as starting points for deriving the scenario. First, there was the risk management decision that the scenario should be protective for at least 90 per cent of field ditches. Second, it was assumed that all adjacent fields are treated with the same substance and thus contribute to resulting exposure concentrations in the ditch.

Drift reducing measures still important
Currently, when spraying plant protection products on fields along surface water, growers should maintain a crop-free buffer zone and use certified sprayers that reduce spray drift deposition by at least 50 per cent. Example calculations with four substances showed that it is worthwhile to invest in further drift reduction. Calculated impacts on water organisms reduced upon applying higher drift reduction when drift was the dominant factor.

Resterend

Grootte
3.36MB