Go to abstract

Samenvatting

Een aantal meetmethoden zijn getest op hun bruikbaarheid als indicator voor de concentratie in de buitenlucht van carcinogene componenten zoals Benzo(a)Pyreen en roetachtige aerosolen. Het betreft een CO2-meting, twee methoden voor het meten van Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK) en drie methoden voor het meten van concentraties van fijn stof en roet in de buitenlucht (aethalometer, thermografische monitor, zwarte-rookmethode). Op in totaal vijf verschillende, elkaar contrasterende, locaties zijn met deze zes meetmethoden in een periode van ruim twee maanden (van 24 februari t/m 7 mei 1995) continue-metingen uitgevoerd. Correlatieberekeningen aan de meetdata tonen sterke relaties aan tussen verschillende componenten. Vooral de meetdata van de drie koolstof-methoden en de PAK-monitor zijn sterk aan elkaar gerelateerd (> 80%). De precieze verhoudingen tussen deze componenten zijn echter lokatie afhankelijk. Deze locatie-afhankelijkheid kent gedeeltelijk zijn oorzaak in de verouderingsprocessen van de aerosolen, waarbij het foto-elektrisch effect van de op de aerosolen geabsorbeerde PAK afneemt. De massafractie van elementair koolstof (EK) in de atmosferische aerosolen is per lokatie verschillend. De drie koolstofmetingen voldoen allen als een indicatieve meetmethode voor koolstof-condentraties in de buitenlucht. Meetdata van de CO2-monitor vertonen slechts een zwakke correlatie met de andere data. Een CO2-meting is niet bruikbaar als indicatieve meetmethode in deze problematiek.

Abstract

Several measuring methods were assessed as suitable indicators of soot and Polycyclic Aromatic Hydrocarbons (PAH) concentrations in ambient air. Continuous measurements were carried out using six different measuring methods at different, contrasting locations (urban versus rural) in March and April 1995. The data sets of the three measuring methods that determine concentrations of soot in the atmosphere (aethalometer, thermographic monitor and black-smoke method) show a strong correlation, both with one another and with the data set of the PAH monitor. However, the specific relationships between the different components depend on the measuring location. The mass-fraction of elemental carbon in the aerosols also varies considerably with the location. This location dependency can be partially explained by the ageing process of the aerosols. The photo-electric activity of the PAH on the aerosols varies with the 'age' of the aerosol. Measurements of CO2 concentration proved to be inadequate as an indicator of soot and PAH concentrations.

Resterend

Grootte
0MB