Go to abstract

Samenvatting

Ter voorkoming van sterfte, morbiditeit en blijvende schade als gevolg van invasieve Hib-infecties heeft de Gezondheidsraad geadviseerd vaccinatie tegen Hib in het Rijksvaccinatieprogramma op te nemen, hetgeen in 1993 is gerealiseerd. Om het effect van vaccinatie te beoordelen is surveillance geindiceerd. Naast gegevens betreffende meningitis, die verzameld worden door het Nederlands Referentie Laboratorium voor Bacteriele Meningitis (RBM), zijn gegevens nodig over andere invasieve Hib-infecties ; tevens is er behoefte aan aanvullende informatie, zoals vaccinatiestatus. Daarom voert het RIVM sinds oktober 1993 via het Nederlands Signalerings-Centrum Kindergeneeskunde (NSCK) pediatrische surveillance uit van invasieve Hib-infecties. In dit jaarrapport over Hib-surveillance worden de eerste effecten van vaccinatie beschreven en wordt een vergelijking gemaakt van gegevens verzameld door middel van surveillance door kinderartsen, streeklaboratoria en het RBM. Het totaal van 129 pediatrische meldingen van invasieve H. influenzae infectie betrof 50 gevallen van alleen meningitis, 31 van meningitis met sepsis, 1 van meningitis met artritis, 1 van meningitis met artritis en osteomyelitis, 32 van epiglottitis, inclusief 2 gevallen met sepsis, 9 van alleen sepsis, 4 van alleen artritis, en 1 van alleen osteomyelitis. Alle bewezen infecties traden op bij kinderen die niet of gedeeltelijk gevaccineerd waren. Een kind met sepsis werd 7 maanden na de derde vaccinatie opgenomen; de gekweekte Hi stam werd niet getypeerd. Typering werd verricht in 85% van alle isolaten: 97% was type b. Bij epiglottitiden werd vaak niet adequaat gekweekt. Voor de registratie van Hib-meningitis/-sepsis lijkt het RBM het meest complete systeem te bieden, de meerwaarde van pediatrische surveillance bestaat vooral in de mogelijkheid om aanvullende informatie te verzamelen over de patienten en om andere invasieve Hib-infecties dan meningitis/sepsis te registreren. Het effect van Hib-vaccinatie werd zichtbaar in het aantal gevallen van invasieve Hib-infecties, dat lager was dan het geschatte aantal gevallen van voor introductie van vaccinatie. Daarnaast lag de piekincidentie voor meningitis niet langer meer bij 0- maar bij 1-jarigen. Het is noodzakelijk dat bij invasieve infecties adequate kweken worden ingezet en dat typering wordt verricht. Daartoe kunnen sinds 1994 alle isolaten van een normaliter steriele locatie worden ingezonden naar het RBM. Vanaf 1 januari 1995 is de casusdefinitie niet langer beperkt tot type b infecties; hierdoor kunnen veranderingen in het aandeel van verschillende serotypes van Hi bestudeerd worden. Verder is cellulitis opgenomen als aparte aandoening. Continuering van surveillance, op zijn minst tot vaccinatie de volledige doelgroep van kinderen tot en met 5 jaar heeft bereikt, is aangewezen om het gevonden effect van deze nieuw aan het Rijksvaccinatieprogramma toegevoegde vaccinatie te bevestigen. De beschreven complementaire vormen van surveillance bieden daartoe goede mogelijkheden.

Abstract

Following the recommendation by the National Health Council to include immunisation against Hib in the National Immunisation Programme in order to prevent mortality, severe morbidity and permanent disability as a consequence of invasive Hib infection, all children born after 1 April 1993 are offered immunisation. To assess the efficacy of this immunisation, surveillance has to be carried out. Apart from data on meningitis collected by the Netherlands Reference Laboratory for Bacterial Meningitis (RBM), data are needed on the incidence of other invasive Hib infections, as well as additional information on the cases, like vaccination status. Therefore since October 1993 active paediatric surveillance on invasive Hib infections is carried out by the RIVM via the Dutch Paediatric Surveillance Unit (NSCK). In this annual report on the Hib surveillance in 1994, the first effects of immunisation are described and a comparison is made of data collected through surveillance by paediatricians, public health laboratories and the RBM. A total of 129 paediatric reports of invasive infection by H. influenzae concerned 50 cases of just meningitis, 31 of meningitis with sepsis, 1 of meningitis with arthritis, 1 of meningitis with arthritis and osteomyelitis, 32 of epiglottitis including two cases with sepsis, 9 of only sepsis, 4 of only arthritis and 1 of only osteomyelitis. All proven infections occurred in children who had not or incompletely been vaccinated. One child with sepsis had had 3 vaccinations and became ill 7 months later ; the isolated Hi strain was not serotyped. Typing was performed in 85% of all isolates, of which 97% were of type b. Appropriate culturing was often omitted in cases of epiglottitis. The RBM seems to provide the most complete registration of meningitis/sepsis by Hib, the additional value of paediatric surveillance consists mainly in its ability to collect additional information on the cases and data on invasive infections other than meningitis/sepsis. The effect of immunisation against Hib became apparent in the number of cases of invasive infections which was lower than the estimated number before vaccination was introduced. Furthermore the peak incidence for meningitis no longer appeared in children aged 0, but in children aged one year. Adequate culturing and typing of specimen from a normally sterile site is essential ; since 1994 all such isolates can be send to the RBM for typing. As from 1 January 1995 the case definition for the paediatric surveillance is no longer restricted to type b infections ; this offers the opportunity to study changes in prevailing serotypes of Hi as well. Furthermore cellulitis is explicitly included in the case definition. Continuation of surveillance, at least until immunisation has covered the total risk group (children aged 0-5 years), is indicated to confirm the first effects of the inclusion of Hib vaccination in the NIP. The complementary systems of surveillance are appropriate to doing this.

Resterend

Grootte
0MB