Al bijna 20 jaar (sinds 1995) zijn er richtlijnen over infectieziektebestrijding voor de openbare gezondheidszorg. De Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)) van het Centrum Infectieziektebestrijding, sinds 2005 onderdeel van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), heeft de taak om deze richtlijnen te ontwikkelen en daarbij de expertise uit het veld optimaal te benutten. Er is bij de totstandkoming van deze richtlijnen veel veranderd in de afgelopen jaren, zoals onder andere de toevoeging van een evidence based bijlage op basis van een knelpuntenanalyse door GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en, samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie)) voor ontwikkeling van de paragraaf Diagnostiek en uitbreiding met arborelevante informatie. Toch is het primaire doel van de LCI-richtlijnen hetzelfde gebleven: de infectieziektebestrijding in het veld van de openbare gezondheidszorg ondersteunen bij het dagelijks handelen. Hoe tevreden zijn de gebruikers eigenlijk over deze richtlijnen? Hoe vaak worden ze in de dagelijkse praktijk gebruikt? En kunnen de richtlijnen nog worden verbeterd? In onderstaande studie worden de resultaten weergegeven van een klanttevredenheidsonderzoek dat het afgelopen jaar is uitgevoerd.

ib juli 2014

Auteurs: A. Urbanus, T. Oomen, D. Beaujean

Infectieziekten Bulletin, jaargang 25, nummer 7, augustus 2014

Wanneer een infectieziekte wordt vastgesteld, is er altijd ergens een bron. Aan deze bron zijn mogelijk meerdere mensen blootgesteld, en soms kan de zieke verspreiding naar anderen veroorzaken. Een snelle en adequate reactie met effectieve maatregelen is dan vereist. Omdat de mogelijke maatregelen legio zijn, en iedere situatie anders is, helpen richtlijnen om snel en zinvol actie te ondernemen. De richtlijnen zijn bedoeld als ondersteuning voor de dagelijkse GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-praktijk en worden mede door artsen, verpleegkundigen en specialisten uit de praktijk geschreven of herzien. Er zijn inmiddels bijna 100 ziektespecifieke bestrijdingsrichtlijnen en ongeveer 30 draaiboeken voor uitbraken van infectieziekten.

Methode

Eind 2012 is er een vragenlijst verspreid onder de gebruikers van de richtlijnen en draaiboeken om de klanttevredenheid onder de gebruikers te meten. De vragenlijst is ontwikkeld in het online softwareprogramma Formdesk. Dit programma maakt het mogelijk om digitaal vragenlijsten te versturen en te verwerken. Op 13 december 2012 werd de vragenlijst voor het eerst verstuurd met het verzoek deze door te sturen aan collega’s. Het is niet bekend aan hoeveel collega’s de vragenlijst is doorgestuurd. Op dit verzoek reageerden 114 respondenten. Dat waren vooral artsen en verpleegkundigen van de afdelingen Infectieziektebestrijding van GGD’en, maar ook artsen-microbiologen, deskundigen op het gebied van infectiepreventie en bedrijfsartsen. Allemaal professionals waarvan bekend is dat zij regelmatig gebruik maken van de LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)-richtlijnen en -draaiboeken. Op 17 januari 2013 werd er een herinneringsmail verstuurd waarop nog eens 199 respondenten reageerden. Op 20 februari werd het onderzoek afgesloten. Er werden in totaal 313 vragenlijsten ingevuld.

Resultaten

Van de 313 deelnemers die zijn gestart met de vragenlijst, vulden 52 de vragenlijst niet volledig in. Deze zijn verwijderd uit het databestand.
In totaal vulden 48 artsen en 51 verpleegkundigen van de GGD-afdelingen Infectieziektebestrijding, 41 artsen-microbiologen, 94 bedrijfsartsen en 16 deskundigen op het gebied van infectiepreventie de vragenlijst volledig in. Hoewel van 9 deelnemers het beroep niet bekend was, zijn zij wel in het databestand geïncludeerd. Hiermee is het totaal aantal deelnemers dat de vragenlijst volledig invulde 259, (zie figuur 1). De meeste (70%) respondenten gaven aan meer dan 3 jaar in de infectieziektebestrijding te werken. Bedrijfsartsen vormden een groot aandeel van de deelnemers (36%). Dit komt waarschijnlijk omdat er binnen deze groep extra aandacht is gegeven aan de oproep om de vragenlijst in te vullen.


 

 

Figuur 1 Verdeling van de beroepsgroepen die de vragenlijst hebben ingevuld. 


Tevredenheid LCI-richtlijnen

Bijna alle respondenten (97%) waren bekend met de LCI-richtlijnen en 88% gaf aan de richtlijnen regelmatig te raadplegen. De meerderheid van alle respondenten kon de richtlijnen goed vinden op de website (91%) of in het boek (69%).
De richtlijnen werden goed beoordeeld. De respondenten beoordeelden ze gemiddeld met een rapportcijfer van 7,7 (mediaan 8). Over het algemeen waren de meeste respondenten tevreden over de richtlijn:

‘In de regel zijn de richtlijnen en draaiboeken duidelijk en goed toepasbaar in de praktijk. Binnen mijn werkzaamheden als verpleegkundige infectieziektebestrijding vormen ze een goede basis’.

‘Ik vind de richtlijnen uitermate nuttig. Ik grijp er regelmatig op terug, ook om dingen uit te leggen aan arts-assistenten, en ook geïnteresseerde leken. Als het zo uitkomt vermeld ik ze ook met link en al op mijn Twitter account’.

Er werden ook kritische opmerkingen over de schrijfwijze van de richtlijnen gemaakt:

‘Taalgebruik per richtlijn verschilt nogal. Er zijn richtlijnen die ik moeilijk vind om te lezen en die ik minder goed kan toepassen. Sommige paragrafen in sommige richtlijnen vind ik onoverzichtelijk’.

‘Sommige richtlijnen hebben een onprettig, ingewikkeld taalgebruik. Sommige paragrafen zijn onoverzichtelijk geschreven, waardoor lastiger te vertalen naar de praktijk’.

Meest gebruikte paragraaf

Paragraaf 4 Besmetting en paragraaf 9 Maatregelen naar aanleiding van een geval werden over het algemeen het meest gebruikt en gemiddeld werd deze paragraaf met een rapportcijfer van 7.7 beoordeeld. Paragraaf 5 Desinfectie wordt het minst gebruikt door de artsen en verpleegkundigen van GGD’en en artsen-microbiologen terwijl paragraaf 3 Microbiologie het minst wordt gebruikt door de bedrijfsartsen. De artsen-microbiologen gaven aan dat zij paragraaf 1 Algemeen weinig lazen.

Herziening van richtlijnen

De LCI-richtlijnen worden elke 5 jaar herzien of eerder als er belangrijke wijzigingen in het beleid zijn. Wanneer er nieuwe richtlijnen zijn of een richtlijn is herzien, dan wordt dit aangekondigd via een mailing aan professionals die zich op deze mailing hebben geabonneerd. Het merendeel van de verpleegkundigen (68.6%) en artsen (54.2%) van GGD’en gaf aan de nieuwe of herziene richtlijnen binnen het team te bespreken.

Gebruik van andere richtlijnen

Bijna 87% gaf aan naast deLCI-richtlijnen ook andere nationale richtlijnen te gebruiken, waarbij de richtlijnen van de Werkgroep Infectie Preventie (WIP Werkgroep Infectiepreventie (Werkgroep Infectiepreventie)) het meest worden geraadpleegd (zie figuur 2). Ondanks dat men aangeeft dat er overlap is tussen deze richtlijnen vinden de meeste respondenten (94%) dit geen probleem. Een uitspraak van een van de respondenten illustreert deze bevinding:

‘Het zou een slechte zaak zijn als ze niet overlapten’.

Maar men plaatste ook de kanttekening:

‘Overlap is prima, zolang de diverse richtlijnen elkaar maar niet tegenspreken’.

Evidence based bijlagen

Sommige LCI-richtlijnen hebben een evidenced based bijlage. In deze bijlage wordt aan de hand van literatuur uiteengezet waarom voor een bepaald beleid is gekozen. De bijlage functioneert als achtergrondinformatie. De meeste respondenten (85.3%) gaven aan weinig van deze bijlagen gebruik te maken. Artsen infectieziektebestrijding van GGD’en maken het meest gebruik van deze bijlage (29%). De volgende uitspraak illustreert de laatste bevinding:

‘Een evidence based bijlage bij de richtlijn vind ik zo raar. De hele richtlijn zou evidence based moeten zijn, er mogen overigens veel meer literatuurverwijzingen in want ik zoek graag even iets na, en de verwijzingen horen er gewoon bij, anders komt de richtlijn minder betrouwbaar over’.


 

 

Figuur 2 Overzicht van richtlijnen die naast de LCI-richtlijnen ook regelmatig geraadpleegd worden


Arbeidsrelevante - en diergerelateerde informatie

Naast de evidenced based bijlagen zijn er in de richtlijnen ook paragrafen te vinden waarin arbeidsrelevante informatie staat. De meerderheid van de bedrijfsartsen (91%) gaf aan veel gebruik te maken van deze paragrafen. Bijna driekwart van de overige respondenten (71%) gebruikten deze paragrafen nauwelijks. Bedrijfsartsen gaven aan dat zij de arbeidsrelevante informatie in paragraaf 4 Besmetting, paragraaf 6 Verspreiding, paragraaf 8 Primaire preventie en paragraaf 9 Maatregelen naar aanleiding van een geval, het meest gebruiken.

Sinds kort word er in richtlijnen over zoönosen aan dieren gerelateerde informatie opgenomen. Een meerderheid (65%) van de respondenten verwachtte dat zij in de toekomst hier regelmatig gebruik van zal gaan maken.

Hoe houden we de richtlijnen toegankelijk?

Het merendeel van de respondenten (40%) zou in de toekomst de LCI-richtlijnen het liefst via de RIVM-website en via een applicatie op de telefoon/tablet willen raadplegen.

De meerderheid (61%) gaf aan dat het volgens hen een goed idee is om in de toekomst slechts een selectie van alle richtlijnen in het boek op te nemen. De helft vond het tevens een goed idee om alleen een selectie van paragrafen op te nemen in een volgende uitgave van het richtlijnenboek. In de algemene opmerkingen spraken de respondenten zich vooral uit over de voordelen van het raadplegen van de LCI-richtlijnen via een applicatie voor de mobiele telefoon, een respondent beschreef dit als volgt:

‘Een boek is niet meer van deze tijd; svp alle richtlijnen en draaiboeken alleen online! Zo gebruikt iedereen de meest up-to-date informatie en dit bespaart een hoop papier (en onnodige rommel op werkkamer)’.

Maar sommige respondenten spraken ook hun zorgen uit:

‘Ik vind het belangrijk dat er ook een papieren versie van de richtlijnen blijft bestaan, omdat wij (nog) niet beschikken over bijvoorbeeld een tablet (met internet)’.


 

 

 

Figuur 3 Antwoorden op de vraag ‘Weet u hoe u de LCI moet bereiken?’ onderverdeeld per beroepsgroep 

 


LCI-draaiboeken

Naast de LCI-richtlijnen over de maatregelen bij 1 geval van een bepaalde infectieziekte, zijn er ook LCI-draaiboeken waarin het beleid tijdens een uitbraak van een bepaalde infectieziekte wordt beschreven. Het merendeel van de respondenten (66%) gaf aan de draaiboeken regelmatig te gebruiken, met name de artsen (92%) en verpleegkundigen (82.4%) van GGD’en. De vindbaarheid van de draaiboeken op de website vond ruim de helft van de respondenten (56%) goed. Men beoordeelde de draaiboeken met een gemiddeld rapportcijfer van 7.4 (mediaan 7).

Bereikbaarheid van de LCI

De LCI beantwoordt dagelijks vele vragen van GGD’en en andere professionals in de infectieziektebestrijding. (1) Ruim driekwart (76%) van de respondenten gaf aan dat zij goed weten hoe de LCI bereikt kan worden als zij een vraag hebben over de LCI-richtlijnen of -draaiboeken. Bijna alle artsen (98%) en verpleegkundigen (100%) gaven aan feilloos de LCI te kunnen bereiken (zie figuur 3). De meeste artsen (70%) en bijna de helft van de verpleegkundigen (48%) van GGD’en hebben het idee dat er altijd wat met hun vraag gedaan wordt (zie figuur 4). Dit geldt echter niet voor alle respondenten: 31.6% van alles respondenten heeft het idee dat er meestal tot altijd wat met hun vraag wordt gedaan.


 

 

Figuur 4 Antwoorden op de vraag ‘Heeft u het idee dat er altijd wat met uw vraag gedaan wordt?’ onderverdeeld per beroepsgroep


Discussie en conclusie

Over het algemeen worden de LCI-richtlijnen en draaiboeken goed beoordeeld: gemiddeld geven de gebruikers ruim een 7,5. Er zijn duidelijk verschillen waar te nemen per doelgroep. In eerste instantie worden de LCI-richtlijnen en -draaiboeken geschreven voor artsen en verpleegkundigen van de afdelingen infectieziektebestrijding van GGD’en. Uit de resultaten van dit onderzoek komt naar voren dat deze doelgroep goed bekend is met het gebruik van de richtlijnen en de LCI goed weet te vinden. De groep bedrijfsartsen is oververtegenwoordigd in het onderzoek, waarschijnlijk vanwege een actieve oproep vanuit de beroepsgroep om aan het onderzoek mee te werken. Aangezien de resultaten per doelgroep zijn geanalyseerd, heeft dit geen invloed op de resultaten.

Veel gebruikers geven aan geïnteresseerd te zijn in het opzoeken van de richtlijnen op een smartphone of tablet, maar denken wel dat zij dit in de praktijk toch (nog) niet gebruiken. Wellicht is de reden hiervoor dat deze gebruikers nog niet door hun werkgever worden gestimuleerd tot het gebruik van een smartphone of tablet. Er wordt binnen het RIVM gewerkt aan een nieuwe presentatievorm van de richtlijnen zodat ze via smartphone en tablet makkelijker leesbaar zullen zijn.

De mening is verdeeld over de noodzaak van een nieuwe uitgave van het richtlijnenboek. Binnenkort een zal het mogelijk zijn voor gebruikers om zelf via de RIVM-website een geprinte uitgave van het boek samen te stellen (het zogenoemde printing on demand). Desgewenst kan de gebruiker alle richtlijnen of een selectie van richtlijnen en/of paragrafen in boekvorm laten printen.

De auteurs van de richtlijnen besteden veel aandacht aan de ontwikkeling van de evidenced based bijlagen. Aangezien in deze bijlagen de onderbouwing van het beleid wordt beschreven, ligt het voor de hand dat slechts een beperkte groep hier gebruik van maakt. In de dagelijkse praktijk volstaat in de meeste gevallen de tekst die in de richtlijn zelf staat.

Ook de LCI-draaiboeken werden over het algemeen goed beoordeeld. Regelmatig is opgemerkt dat men niet goed op de hoogte is van het bestaan van de verschillende draaiboeken (data niet verkregen uit deze studie). Daarom is besloten om een generiek draaiboek op te stellen dat kan worden gebruikt bij alle uitbraken. Dit generieke draaiboek zal in de loop van 2014 op de website worden gepubliceerd. Daarna zullen op een systematische wijze alle generieke processen uit de ziektespecifieke draaiboeken worden geschrapt en vervolgens zal worden beoordeeld wat dit voor gevolgen heeft voor deze draaiboeken.

Opvallend was dat, in tegenstelling tot de artsen en verpleegkundigen van GGD’en, niet alle respondenten het gevoel hebben dat er iets met hun vraag wordt gedaan. Een kleine aanpassing in de richtlijn wordt meestal snel doorgevoerd, echter een grote inhoudelijke aanpassing doorloopt een uitgebreide beoordelingsprocedure die tijdrovend kan zijn. Dit verklaart mogelijk dat het idee bestaat dat er niets met een vraag is gebeurd, terwijl dit achter de schermen vrijwel altijd het geval is.

De helft van de gebruikers verwacht de zoönosenrichtlijnen regelmatig te gaan gebruiken. Dat is inmiddels al mogelijk. Sinds maart 2014 staan er 10 zoönoserichtlijnen waarin deze informatie is opgenomen op de website. Binnenkort verschijnen er nog 6 zoönoserichtlijnen.

Auteurs

A. Urbanus, T. Oomen, D. Beaujean, Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven

Correspondentie

Anouk.Urbanus@rivm.nl

  1. Urbanus, A., et al. (2014). Dagelijkse advisering en respons in de praktijk van de LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding) 2012. Infectieziektebulletin, jaargang 25 (nummer 1).