Overzicht van bijzondere meldingen, clusters en epidemieën van infectieziekten in binnen- en buitenland.

content

Auteur: E. Fanoy 

Infectieziekten Bulletin, jaargang 25, nummer 7, augustus 2014

Binnenlandse signalen

Meer kinkhoest in Nederland 

In de landelijke cijfers is een langzame toename te zien in het absolute aantal kinkhoestmeldingen per maand ten opzichte van 2013 (figuur 1). Er zijn echter grote regionale verschillen.


 

 

Figuur 1 Aantal kinkhoestmeldingen per maand met 1e ziektedag tussen 1/1/1990 en 23/8/2014 (Bron: Osiris)


Percentage mensen met soa seksueel overdraagbare aandoening (seksueel overdraagbare aandoening) licht gedaald in 2013, aantal testen stijgt

In het RIVM-jaarrapport Soa 2013 is te lezen dat onder bezoekers van de Centra Seksuele Gezondheid (CSG Centrum Seksuele Gezondheid (Centrum Seksuele Gezondheid), de voormalige soapoli’s) het percentage mensen met een soa voor het eerst sinds 2007 licht gedaald is, met 0,4 naar 14,7%. Het aantal mensen dat zich bij een CSG heeft laten testen op een soa is wel gestegen. Net als in voorgaande jaren was chlamydia de meest vastgestelde soa bij de CSG in 2013. Het percentage mensen met chlamydia daalde ten opzichte van 2012 van 12,2 naar 11,8%. Chlamydia werd het meest vastgesteld bij heteroseksuele mannen en vrouwen onder de 25 jaar. Het percentage personen waarbij een gonorroe-infectie werd gediagnosticeerd bij de CSG bleef in 2013 vrijwel stabiel ten opzichte van 2012 (3,6% in 2012 en 3,4% in 2013), nadat het in de voorgaande jaren licht gestegen was. Gonorroe werd het meest gediagnosticeerd bij mannen die seks hebben met mannen (MSM mannen die seks hebben met mannen (mannen die seks hebben met mannen)). Het aantal personen met een hivinfectie, gediagnosticeerd bij een van de CSG, is in 2013 nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2012 (358 versus 356 in 2012). Het percentage positieve testen daalt sinds 2008: van 3,0% naar 1,4% bij MSM in 2013. Ook het percentage mensen dat in een laat stadium van een hivinfectie bij een hivbehandelcentrum komt, is de afgelopen jaren gedaald. (Bron: RIVM)

Antibioticaresistentie en -gebruik in kaart gebracht

Na jarenlange toename en stabilisatie in de laatste 2 jaar van het gebruik van antibiotica in de bevolking, daalde het gebruik in 2013 van 11,3 naar 10,8 DDD defined daily doses (defined daily doses)/1000 inwoners (DDD staat voor een standaard dagdosering). Dit blijkt uit de jaarlijkse rapportage NethMap Consumption of antimicrobial agents and antimicrobial resistance among medically important bacteria in the Netherlands (Consumption of antimicrobial agents and antimicrobial resistance among medically important bacteria in the Netherlands)/MARAN Monitoring of antimicrobial resistance and antibiotic usage in animals in the Netherlands (Monitoring of antimicrobial resistance and antibiotic usage in animals in the Netherlands). Ook is het totale gebruik van antibiotica in Nederlandse ziekenhuizen afgenomen. Wel is er een trend dat er meer breedspectrumantibiotica worden gebruikt. De resistentie tegen deze gangbare antibiotica, zoals amoxicilline, neemt toe. Steeds vaker komen multiresistente bacteriën voor bij gecompliceerde urineweginfecties, waardoor het steeds lastiger wordt om patiënten met deze infecties adequaat te behandelen. De verkoop van antibiotica voor dieren is in 2013 gedaald met 16%. Sinds 2009 bedraagt de totale verkoopdaling 58%. Dit heeft geresulteerd in een algemene afname van antibioticaresistentie in de dierhouderij. Antibiotica zoals fluoroquinolonen en derde- en en vierdegeneratiecefalosporinen, die van belang zijn voor de volksgezondheid, worden nog maar zeer beperkt ingezet in de veehouderij. Dit heeft tot gevolg dat het aantal ESBL Extended spectrum beta-lactamases (Extended spectrum beta-lactamases) (Extended spectrum beta lactamase)-vormende bacteriën in de darmflora van landbouw-huisdieren is afgenomen. (Bron: NethMap/MARAN-rapport)

Toename van malaria veroorzaakt door plasmodium vivax

In de aangiftecijfers is een significante toename van het aantal malariapatiënten in Nederland te zien. Dit gaat vooral om een sterke toename van het aantal infecties met Plasmodium vivax (zie figuur 2), vooral onder mensen geboren in Eritrea. Deze stijging was het meest prominent in de maand mei. In deze periode was er een sterke toename van het aantal asielzoekers uit Eritrea. Het gaat om infecties die waarschijnlijk worden veroorzaakt door reactivatie van leverstadia van de parasiet (hypnozieten). Plasmodium vivax komt niet veel voor in Eritrea, maar wel in Ethiopië en Soedan. Het is mogelijk dat de asielzoekers tijdens hun vlucht zijn besmet in deze landen.

Ook in Nederland kwam tot ongeveer 1960 malaria voor die werd veroorzaakt door een variant van Plasmodium vivax. De vector voor deze malaria is de mug Anopheles atroparvus. Omdat deze mug nog maar zelden voorkomt in Nederland is het onwaarschijnlijk dat Nederlandse muggen als vector gaan dienen voor lokale transmissie.


 

Figuur 2 Gemelde malariapatiënten onderscheiden naar malariaspecies, 2014 (Bron: RIVM/Osiris)


Meldingsplicht chikungunya en dengue Caribisch gebied

Per 1 september 2014 is chikungunya een meldingsplichtige infectieziekte geworden behorende tot groep C als bedoeld in de Wet publieke gezondheid. De meldingsplicht geldt alléén voor Caribisch Nederland (Bonaire, Saba, St. Eustatiuts) en niet voor continentaal Nederland. Voor de volledige tekst en toelichting zie: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr. 278, 2014.

Per 1 juli 2014 is dengue een meldingsplichtige infectieziekte geworden, behorende tot groep C als bedoeld in de Wet publieke gezondheid. De meldingsplicht geldt alléén voor Caribisch Nederland (Bonaire, Saba, St. Eustatius) en niet voor continentaal Nederland. Voor de volledige tekst en toelichting zie: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr. 56, 2014.

Voor informatie over preventie en bestrijding van dengue en chikungunya kunt u contact opnemen met de Landelijke Coördinatatie Infectieziektebestrijding (LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)) van het RIVM: 030- 274 7000. (Bronnen: ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control), RIVM, PAHO Pan American Health Organization (Pan American Health Organization))

Buitenlandse signalen

Ebolavirus in West-Afrika

De ebolavirusuitbraak in West-Afrika, die in maart 2014 in Guinee begon, duurt voort (zie figuur 3). Er is veel media-aandacht voor ebola. De kans op een importgeval in Europa is heel klein, maar niet uitgesloten. Tot 28 augustus zijn in Guinee, Sierra Leone, Liberia en Nigeria in totaal 3069 patiënten gemeld. Hiervan werd bij 1528 patiënten de besmetting bevestigd door een laboratoriumtest; 1427 zijn overleden. Genetische analyse van het virus laat zien dat het nauw verwant is (97% identiek) aan het Zaïre ebolavirus dat in het verleden in de Democratische Republiek Congo en Gabon werd geidentificeerd. De belangrijkste transmissieroute is contact met lichaamsvloeistoffen van patiënten in een gezins- of ziekenhuissetting of tijdens begrafenis-rituelen. (Bronnen: ECDC, WHO World Health Organization (World Health Organization), NEMJ, CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention), RIVM, Baize et al. 2014).

Chikungunya-uitbraak in het Caribisch gebied

Sinds oktober 2013 is er een chikungunya-uitbraak in het Caribisch gebied. Op 1 augustus waren in totaal 570.972 vermoedelijke en bevestigde patiënten bekend bij de Wereldgezondheidsorganisatie- Pan American Health Organization (WHO-PAHO World health organization/ Pan American Health Organization (World health organization/ Pan American Health Organization)). In de meeste gebieden waar chikungunya voorkomt neemt het aantal meldingen nog steeds toe, vooral in Guadeloupe en de Dominicaanse Republiek. Ook breidt de uitbraak zich nog steeds uit. Er zijn ook 21 recente infecties gerapporteerd door Curaçao, waarbij het in de meeste gevallen om een autochtone transmissie ging. In Nederland zijn tot nog toe 4 patiënten bekend die de ziekte opliepen in het Caribisch gebied. De verwachting is dat het virus zich via reizigers verder zal verspreiden in de ‘immunologisch naïeve’ populatie in Noord-, Centraal- en Zuid-Amerika. De vectoren die het virus kunnen verspreiden, de muggensoorten Aedes aegypti en Aedes albopictus, komen in grote delen van Amerika voor.


 

 

Figuur 3 Overzicht van landen in Caribisch gebied waar chikungunya voorkomt t/m week 34


West-Nijlvirusinfectie in Europa

Griekenland meldt het eerste geval van West-Nijlvirusinfectie in 2014 bij een 85-jarige persoon uit de regio Oost-Attica. Het is de eerste patiënt in de Europese Unie in 2014. Tot op heden zijn 27 patiënten gemeld in aangrenzende landen sinds het begin van het transmissieseizoen. Er zijn patiënten gemeld in Bosnië-Hercegovina, Servië, de Servische Republiek en Rusland. Daarnaast wordt op ProMed Program for Monitoring Emerging Diseases (Program for Monitoring Emerging Diseases) melding gemaakt van patiënten in Israël. In Kroatië is een paard positief bevonden. Het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) houdt een kaart bij van gebieden waar West-Nijlvirusinfecties worden gemeld (figuur 4). Tot slot wordt in Eurosurveillance melding gemaakt van West-Nijlvirusisolaties in muggen die werden gevangen in het zuiden van Tsjechië in 2013. Niet eerder werd West-Nijlvirus in dit gebied gevonden. (Bronnen: ECDC, ProMed, Eurosurveillance)


 

 

Figuur 4 Verspreiding van West-Nijlvirusinfecties in Europa t/m 28 augustus


Onverwacht buizen met pokkenvirus gevonden in Amerikaans laboratorium

In een opslagruimte van een laboratorium van de Amerikaanse voedsel- en warenautoriteit (FDA Food and Drug Administration  (Food and Drug Administration )) werden onverwachts 6 gevriesdroogde en afgesloten buizen met het opschrift variola (pokkenvirus) aangetroffen. Volgens het etiket dateren de buizen van 1950. De afgesloten buizen zijn direct overgebracht naar een beveiligd BSL biosafety level (biosafety level)-4-laboratorium van de gezondheidsautoriteiten (CDC) in Atlanta en met PCR polymerase chain reaction (polymerase chain reaction) (Polymerase Chain Reaction) is bevestigd dat het om pokkenvirus gaat. Er wordt nog met kweekonderzoek gekeken of het een repliceerbaar virus is. De CDC heeft de WHO ingelicht over de onverwachte vondst. De WHO houdt momenteel toezicht op de 2 aangewezen opslagplaatsen van pokkenvirus in Atlanta en in Novosibirsk (Rusland). De laatste onverwachte vondst van buizen met pokkenvirus was in 1990 in een vriezer in Oost-Europa. Pokkenvirus is dankzij een wereldwijde vaccinatiecampagne uitgeroeid en in 1980 is de wereld pokkenvrij verklaard en werd het vaccineren gestaakt. (Bron: CDC)

Auteur

E. Fanoy, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven

Correspondentie
ewout.fanoy@rivm.nl