Tijdens de Q-koortsuitbraken is gebleken dat kennis van aanwezigheid, locatie en omvang van zowel (besmette) veehouderijen als de daarbij horende landbouwhuisdieren van belang is voor de bronopsporing. (1, 2) Deze gegevens bleken lastig - tot niet toegankelijk te zijn voor de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Om dit probleem te ondervangen is er onlangs een gegevensleveringovereenkomst ondertekend door het RIVM, GGD Nederland en de Dienst Regelingen (DR) van het Ministerie van Economische Zaken. Hiermee krijgen het RIVM en de GGD toegang tot de relevante diergegevens uit de database van de DR (voor toelichting zie kader). Het is een zeer uitgebreide en complexe database die niet gebruiksvriendelijk is voor de GGD. Daarom heeft het RIVM voorgesteld de diergegevens zo te bewerken en aan te leveren, dat de GGD ermee kan werken. In dit project is door middel van interviews uitgezocht op welke wijze GGD’en de diergegevens willen ontvangen. Daarnaast is de betrouwbaarheid van de diergegevens geanalyseerd.

ib januari 2014

Auteurs: C.L. Bekker, H. Aangenend, C.H.F.M Waegemaekers W. van der Hoek, J.W. Zenker, A.S.G. van Dam, B. Bom, J.L.A. Hautvast

Infectieziekten Bulletin, jaargang 25, nummer 1, januari 2014

Dit project is uitgevoerd door de afdeling infectieziektebestrijding van GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Gelderland-Zuid, met ondersteuning van een externe adviesgroep. De adviesgroep bestond uit de regionaal arts-consulent infectieziekten (RAC Regionale Arts Consulenten (Regionale Arts Consulenten)) en de regionaal veterinair consulent (RVC regionaal veterinair consulenten (regionaal veterinair consulenten)) van de regio Oost, een GIS Geografic Information System (Geografic Information System)-specialist (geografisch informatiesysteem), een epidemioloog van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb Centre for Infectious Disease Control (Centre for Infectious Disease Control)) van het RIVM en een gezondheidswetenschapper van de GGD Hart voor Brabant.

Door middel van semigestructureerde interviews met medewerkers van de afdeling infectieziektebestrijding van 10 GGD’en is uitgezocht welke diergegevens van belang zijn en hoe zij moeten worden aangeleverd. De deelnemende GGD’en waren verspreid over Nederland en kwamen zowel uit stedelijk als ook landelijk gebied. Alle benaderde GGD’en waren bereid mee te werken.

 

De database van de DR bestaat uit diergegevens van de registratie Landbouwtelling (LBT) en het Identificatie- en Registratiesysteem (I&R). De LBT is jaarlijks verplicht voor de agrarische sector en de gegevens worden onder andere gebruikt voor onderzoek. Bedrijven die bedrijfsmatige steun aanvragen komen in de LBT te staan. Hierin worden gegevens geregistreerd over locaties (adres), diersoorten, dieraantallen en dier- en veehouderijkenmerken (onder andere leeftijd, geslacht, huisvesting, beweiding, productiedoel).

Het I&R is een systeem dat voortdurend geactualiseerd wordt en bevat gegevens over locaties, diersoorten, dieraantallen en een beperkt aantal dierkenmerken van runderen, schapen en geiten op hobbymatige en bedrijfsmatige schaal. De geregistreerde I&R-gegevens worden gebruikt om dieren en hun plaats van herkomst snel te kunnen traceren.

 

Resultaten

Behoeften GGD’en

Uit de interviews is gebleken dat het beschikken over diergegevens belangrijk is voor de werkzaamheden van een GGD. Het was voor GGD’en bijvoorbeeld lastig om veehouderijen te lokaliseren tijdens de Q-koortsuitbraak. Zij hebben hiervoor het telefoonboek moeten gebruiken. Dit was niet alleen een tijdrovende bezigheid maar ook zullen zij veehouderijen gemist hebben.

Met de diergegevens uit de DR-database kunnen GGD’en een snellere inventarisatie uitvoeren en beschikken zij over meer diergegevens. De GGD’en gaven aan de diergegevens voornamelijk te willen gebruiken voor bron- en contactopsporing maar dat het ook relevant is voor risico-inventarisaties, wetenschappelijk onderzoek en advisering aan gemeenten over veehouderij en gezondheid.

In Tabel 1 is een selectie van de belangrijkste dier- en veehouderijkenmerken en de bijhorende voorkeuren van de GGD‘en weergegeven. In Tabel 2 is een selectie van de belangrijkste aanleveropties en de bijhorende voorkeuren van de GGD’en weergegeven.

(klik op de tabellen voor een grotere pdf-weergave)

 

 

Betrouwbaarheid diergegevens

In overleg met de DR en de RVC is onderzocht in welke mate de gegevens uit de database betrouwbaar zijn. Een belangrijk knelpunt is dat 8% van de bedrijven in de LBT-registratie meer locaties heeft, waarbij onbekend is op welke locatie hoeveel dieren staan. Gezien het grote aantal geregistreerde dierhouderijen zijn de beperkingen in de registratiesystemen LBT en I&R minimaal. De diergegevens zijn dus betrouwbaar genoeg voor de GGD om voor haar werkzaamheden te gebruiken.

Conclusie

Op basis van de interviews blijkt dat GGD’en behoefte hebben aan de volgende diergegevens:

  • Verblijfslocaties van veehouderijen met runderen, varkens, schapen, geiten, kippen, overig pluimvee, paarden en edelpelsdieren;
  • Aantallen, geslacht en leeftijd van de dieren, huisvesting (bijvoorbeeld soort stal), beweiding (komen de dieren buiten?) en productiedoel (bijvoorbeeld melk-/vleesproductie);
  • Dichtheidsmaten (bijvoorbeeld aantal dieren per grondoppervlak) en tijdsreeksen (van toename of afname per diersoort).

De GGD’en ontvangen de gegevens bij voorkeur in de vorm van een rapport in pdf-formaat, met tabellen en kaarten, en een Excelbestand. Hierbij moeten de kaarten van elke regio gegevens op postcodeniveau tonen, de kaarten van aangrenzende regio’s en heel Nederland kunnen minder details bevatten. Een speciale kaartapplicatie is vooralsnog geen optie omdat situaties waarin GGD’en diergegevens nodig hebben, zich (nog) niet vaak voordoen.

Tenslotte moeten GGD’en kunnen beschikken over goede instructies ten aanzien van het lezen en gebruiken van de gegevens. Naast het aanleveren van de gegevens zou het RIVM een loketfunctie kunnen vervullen voor het beantwoorden van vragen.

Op basis van de uitkomsten van dit project zal het RIVM, in afstemming met de RAC en GGD Nederland, nadere afspraken maken over het beschikbaar stellen van de diergegevens aan de GGD’en. Naar verwachting kunnen de diergegevens eind 2013 in rapporten en Excelbestanden worden aangeleverd.

 


Met dank aan alle medewerkers van de GGD’en voor het meewerken aan de interviews en de DR in Assen voor het beantwoorden van onze vragen.

Dit project werd gefinancierd door RIVM Regionaal programmabudget regio Oost. Het volledige adviesrapport is digitaal op te vragen bij Jeannine Hautvast, GGD Gelderland-Zuid.

Auteurs

C.L. Bekker1, H. Aangenend1, C.H.F.M Waegemaekers2, 3, W. van der Hoek3, J.W. Zenker4, A.S.G. van Dam5, B. Bom6, J.L.A. Hautvast1

  1. GGD Gelderland-Zuid
  2. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
  3. Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM
  4. Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
  5. GGD Hart voor Brabant
  6. Informatie-Organisatie, RIVM

Correspondentie:

jhautvast@ggdgelderlandzuid.nl

  1. Van Steenbergen JE, Morroy G, Groot CAR Calculation of Air Pollution from Road traffic (Calculation of Air Pollution from Road traffic)Calculation of Air Pollution from Road traffic et al. Een uitbraak van Q-koorts in Nederland - mogelijk verband met geiten. NTvG Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde)Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 2007, 151(36): 1998-2003
  2. Evaluatiecommissie Q-koorts. Van verwerping tot verheffing: Q-koorts beleid in Nederland 2005-2010. 2010