Per 15 augustus vertrekt Roel Coutinho als directeur van het Centrum infectieziektebestrijding (CIb Centre for Infectious Disease Control (Centre for Infectious Disease Control)) van het RIVM. Hij wordt opgevolgd door Jaap van Dissel. Net als bij zijn komst in 2005 interviewde de redactie Coutinho. Hoe kijkt hij terug op de afgelopen jaren? En zijn de hooggespannen verwachtingen van toen uitgekomen? “Het is beter gegaan dan ik had gedacht”. En de toekomst? “Het zal wel even afkicken zijn”.

content

Auteur(s):L.D. van Dooren, M. Bouwer

Infectieziekten Bulletin, jaargang 24, nummer 6, juni 2013

 

In 2005 noemde je deze functie ‘de kans die je niet kon laten lopen’. Is het CIb Centre for Infectious Disease Control (Centre for Infectious Disease Control) geworden wat je in je hoofd had?

 

Dat is moeilijk te zeggen. Ik denk het wel, ik denk zelfs dat het beter is gegaan dan ik gedacht had. Ik dacht dat het moeizamer zou worden om een plaats te verwerven in infectieziekteland. Ontzettend veel mensen wilden dit zo graag dat ze er heel veel steun aan hebben gegeven. Natuurlijk is er discussie geweest over onderwerpen, maar over de hele lijn genomen heeft iedereen het omarmd en zag het ook zitten. Dat is niet dankzij mij hoor. Iedereen heeft daaraan een bijdrage geleverd. Het was mijn taak om leiding te geven. Het resultaat is gemeenschappelijk bereikt.

Wat is anno 2013 de uitdaging nog?

Ik hoop dat wij het hele veld van infectieziektebestrijding kunnen gaan bestrijken. In de afgelopen jaren is de verhouding met de agrarische en veterinaire sectoren veel beter geworden. Nu vraagt de  samenwerking met ziekenhuizen aandacht. Ziekenhuizen zijn gewend om hun eigen zaken te regelen en te concurreren in plaats van samen te werken. Dat maakt het veel lastiger. Dat zie je met de ingewikkelde problematiek rond antibioticaresistentie.

In 2005 zei je dat je meer professional bent dan manager, is dat nog zo?

Ja, dat is niet veranderd. Ik heb mijn hele leven gemanaged, maar nooit meer dan de helft van de tijd. Het hoort erbij, maar als het teveel wordt gaat het me irriteren. De politiek-bestuurlijke kant vind ik interessanter dan de bureaucratische. Bureaucratie staat de besluitvaardigheid en de verbinding naar de buitenwereld in de weg. Tegelijkertijd wordt er als organisatie wel van je verwacht dat je problemen oplost. Dat is een spanningsveld voor een actiegerichte en op onderzoek gerichte organisatie als het CIb.

Dat er ophef over een infectieziekte is, wil niet altijd zeggen dat er vanuit volksgezondheidsperspectief ook daadwerkelijk veel aan de hand is. Is het bestrijden van infectieziekten niet veel meer het managen van infectieziekten geworden? 

Ja, we zijn veel meer dan vroeger bezig met het beeld in de media over de ernst van de situatie. Daar hebben we zelf ook aan bijgedragen door te benadrukken dat infectieziekten een mondiaal probleem zijn. Met als gevolg dat als er een keer iets is, iedereen er dan bovenop springt. Het belang van erover communiceren is enorm toegenomen.

Ik krijg bijvoorbeeld vaak de vraag of ik me zorgen maak. Dat is een zinloze vraag. Maar het is wel opvallend. Wij zijn niet van de zorgen, wij zijn er om te kijken wat de realiteit is. Mensen maken zich zorgen omdat ernst van infectieziekten in het collectieve geheugen zit. De pest uit de 14de eeuw spreekt ook nog steeds tot de verbeelding. Dat is waarom mensen zich zorgen maken. En hoe meer zorgen, hoe boeiender het voor de media wordt.

Vraagt dat ook een andere houding van professionals zelf?

Gedeeltelijk wel. Het is nuttig om wetenschappelijk gegevens dichter bij mensen te brengen zodat ze er meer van snappen. Maar in crisissituaties moet alles streng georganiseerd worden. Anders wordt de onrust alleen maar groter.

Je bent als persoon in de afgelopen jaren nog meer het gezicht geworden van de infectieziektebestrijding in Nederland. Willen de media niet vooral een bekend gezicht zien?

Nee, dat geloof ik niet. Het gaat zeker over de inhoud. Ik sta in een bepaalde positie, waarop ik word aangesproken. Dat is ook goed, want dat betekent dat het RIVM erop aangesproken wordt. Ik zie mezelf ook niet als degene die alle kennis heeft. Ik vertaal kennis van anderen naar het publiek. Maar het is natuurlijk ook aan je persoon gekoppeld en ik vind het contact met de media leuk. Ik weet zeker dat al die media mij blijven bellen. Daarin zal ik moeten schakelen. Want de kennis en verantwoordelijkheid liggen bij het RIVM en zo moet het in de toekomst ook blijven.

Welke plaats heeft het CIb internationaal verworven?

Het CIb heeft voornamelijk een Nederlandse rol. Dat is primair waar we voor zijn. De internationale rol zit vooral in deelname aan internationale netwerken. Binnen het ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control) zijn ook veel onderzoeksprojecten waar we aan deelnemen en waarover gerapporteerd wordt.  Omdat er meer onderzoek wordt gedaan en gepubliceerd, is de internationale uitstraling toegenomen. Onderzoek is geen doel op zich, maar het is essentieel voor wat wij doen. Juist voor onderbouwing van kennis en uitstraling naar buiten. Daar hebben we de afgelopen jaren veel energie in gestoken.

In 2005 noemde je ook expliciet de samenwerking met ontwikkelingslanden. Hoe is dat gegaan?

Die samenwerking met ontwikkelingslanden is niet goed van de grond gekomen omdat uiteindelijk niemand bereid was daar geld in te steken. Maar het belang is er nog steeds. Ik had graag een centrum in een ontwikkelingsland willen hebben waar we mee samenwerken. Doordat infectieziekten daar meer voorkomen kunnen we een bijdrage leveren met onze kennis. Tegelijkertijd leer je omgaan met problemen die wij als het ware een beetje vergeten zijn. Een win-winsituatie.

Zou je jezelf willen opvolgen?

Nee, het is best lastig mij op te volgen. Ik heb het CIb op een bepaalde manier opgebouwd en ben zichtbaar geweest. Een nieuwe directeur moet daar instappen. Dat is niet eenvoudig. Maar als je zo zichtbaar bent moet je dat ook niet te lang doen. Juist omdat alles zo publiek is geworden, word je daar ook kwetsbaar in. Ook als ik geen 67 was, zou het tijd zijn dat een ander het overneemt.

Ik heb geprobeerd de basis neer te zetten. Het is aan iemand anders daar verder vorm aan te geven, en accenten te leggen. Wat dat betreft ben ik heel blij met Jaap van Dissel, een sterke persoonlijkheid die zijn eigen kleur aan dingen geeft en dat is erg goed.

Hoe nu verder?

Ik ben mijn hele leven bezig geweest. Dus dat zal wel even afkicken zijn. Ik blijf redacteur van een wetenschappelijk tijdschrift en ook mijn werk aan de universiteit blijf ik doen, vanaf 1 september twee dagen in de week. Het is meer op de achtergrond en dat past eigenlijk niet bij mijn karakter. Ik wil me overal mee bemoeien. Maar we zullen wel zien. We zijn bezig om een groot project op te zetten in Zuid-Afrika. De hivprevalentie is daar hoog, maar ook chronische ziekten (obesitas, diabetes, etc) nemen toe. Doordat hivpatiënten langer leven raken deze twee epidemieën elkaar daar. Daar richt het onderzoek zich onder meer op.

Wat zou je de redactie van het Infectieziekten Bulletin willen adviseren?

Verander niet teveel. Het Infectieziekten Bulletin heeft zijn plaats bewezen. Maar ga wel mee met de tijd. De aandacht voor de situatie in ziekenhuizen bijvoorbeeld moet aan de orde komen. Dat is ook een vorm van bijscholing van de mensen bij de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Het belangrijkst is het inspelen op de actualiteit. Want als er iets speelt komt dat altijd op andere kanalen binnen. Via de website zou je meer over de actualiteit moeten kunnen informeren.  Schrijven is belangrijk en leerzaam. Het is ook een belangrijke rol van het Infectieziekten Bulletin om die kennis te delen. Maar de actualiteit is ook belangrijk en het zou je lezerspubliek vergroten.

Auteurs

L.D. van Dooren, M. Bouwer, Redactie Infectieziekten Bulletin

Correspondentie

Redactie Infectieziekten Bulletin | infectieziektenbulletin@rivm.nl