Overzicht van bijzondere meldingen, clusters en epidemieën van infectieziekten in binnen- en buitenland tot en met 4 april 2013

content

Auteur(s): E. Fanoy

Infectieziekten Bulletin, jaargang 24, nummer 4, april 2013

Binnenlandse signalen

Cluster van bovine tuberculose

In oktober 2012 is op een veehouderij bovine tuberculose vastgesteld bij een tiental runderen. De bron bleek een Belgische veehouderij te zijn. Vrijwel alle dieren op dit bedrijf zijn positief getest. Vanuit dit bedrijf zijn 16 dieren naar Nederland geëxporteerd, waarvan er nog 1 dier destijds in leven was. Dit dier, dat op een vleesveebedrijf stond, reageerde positief op de tuberculinatie en is vervolgens door het Centraal Veterinair Instituut (CVI Central Veterinary Institute (Central Veterinary Institute)) onderzocht waarbij het dier histologisch, in de PCR polymerase chain reaction (polymerase chain reaction) en in de kweek positief voor bovine tuberculose is gebleken. De contactbedrijven van dit Nederlandse bedrijf worden momenteel door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)) onderzocht. Daarnaast is ongerelateerd aan dit cluster opnieuw een geval van bovine tuberculose vastgesteld bij een rund op een slachthuis in het zuiden van Nederland. Ook dit dier bleek uit België afkomstig. Contactbedrijven van dit Belgische bedrijf worden momenteel door de NVWA onderzocht. Ook humane contacten bij de bedrijven en bij de slachthuizen werden onderzocht. Bij één veehouderij werd bij 2 personen een latente tuberculose infectie (geen ziekte) vastgesteld. Bij de andere bedrijven zijn geen infecties gevonden. Bij de 2 slachthuizen zijn in totaal 102 personen onderzocht met een Mantouxtest. Vier personen reageerden positief, maar uit nader onderzoek bleken deze infecties waarschijnlijk van andere herkomst, oudere datum en niet gerelateerd aan dit cluster. Ook in België zijn geen gerelateerde humane gevallen gevonden.
(Bronnen: NVWA, KNCV Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging (voor tuberculosebestrijding) - Tuberculosis Foundation (Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging (voor tuberculosebestrijding) - Tuberculosis Foundation) Tuberculosefonds)

Infectie met Echinococcus vogeli opgelopen in Suriname

Internisten van het Academisch Medisch Centrum Amsterdam meldden een 56-jarige patiënt met een infectie met Echinococcus vogeli opgelopen in Suriname. De man kwam 30 jaar geleden naar Nederland maar had daarvoor in de binnenlanden van Suriname gewerkt. De patiënt had een grote, niet pijnlijke afwijking in de lever waarbij werd gedacht aan een cysteadenoom met mogelijk maligne degeneratie. De patiënt werd geopereerd en daarbij werden door de patholoog protoscolices en haken gezien, wat typisch is voor een Echinokokken-infectie. Ook de serologie bleek positief. Het cystemateriaal werd met een PCR getypeerd en er bleek sprake te zijn van een E. vogeli, een type Echinococcus dat alleen in Latijns-Amerika voorkomt. De eindgastheer is een hond (in Latijns-Amerika meestal de zogenaamde bush dog) en deze worden genoemd als belangrijke bron voor humane infecties. Knaagdieren zijn tussengastheer. Het klinisch beeld van een E. vogeli-infectie lijkt op dat van E. granulosus, maar bij beeld-vorming is sprake van een polycysteus aspect. Omdat dit beeld erg kan lijken op een maligniteit kan de diagnose gemakkelijk worden gemist. De behandeling is primair chirurgisch, gevolgd door een 1- tot 2 jaar durende behandeling met albendazol.
(Bron: Eurosurveillance)

 


Foto Bushdog (Bron: Encyclopedia Brittanica)

Buitenlandse signalen

Tuberculose in Europa en Nederland

Rondom Wereld Tuberculose Dag op 24 maart hebben het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control)), de World Health Organization (WHO World Health Organization (World Health Organization)) en het KNCV Tuberculosefonds gegevens gepresenteerd over tuberculose in Europa en Nederland. In Europa is het aantal tbc Tuberculose (Tuberculose)-patiënten in 2011 gedaald met 5%. Ondanks dit positieve resultaat is de behandeling van tbc nog steeds niet optimaal in de Europese regio, want 1 op de 3 patiënten geneest niet. Hiermee ligt het genezingspercentage ruim onder het wereldwijde gemiddelde. Bij multiresistente tbc (MDR Multi Drug Resistant (Multi Drug Resistant)-tbc) ligt het genezings-percentage in Europa nog veel lager. Minder dan 50% van de MDR-tbc patiënten wordt succesvol behandeld. Het hoge aandeel MDR-tbc in onder andere de voormalige Sovjetrepublieken verklaart een deel van het lage Europese genezingspercentage. Ook is de gemiddeld hogere leeftijd van tbc-patiënten in Europa ten opzichte van andere gebieden van invloed. In 2012 werd bij 962 personen in Nederland tuberculose vastgesteld. Dit is 4 procent minder dan het aantal patiënten in 2011. MDR-tbc werd bij 12 van de tbc-patiënten vastgesteld (in 2011 waren dat er 15). Sinds 2009 zijn er geen patiënten met extensief resistente tbc (XDR Extensive drug resistent (Extensive drug resistent)) gediagnosticeerd in Nederland. Tuberculose komt het meest voor in de grote steden. Hoewel besmettelijke longtuberculose in Nederland steeds minder vaak voorkomt neemt het aantal gevallen van extrapulmonale tbc in verhouding toe (46% van de tbc-gevallen), vooral bij migranten uit endemische landen die pas jaren na besmetting deze vorm van tbc ontwikkelen.
(Bronnen: ECDC, KNCV, RIVM, WHO).

Gevallen van humane besmetting met influenza-virus A(H7N9) in Oost-China

Sinds 19 februari zijn er 77 bevestigde gevallen gemeld door de Chinese gezondheidsautoriteiten waaronder 16 sterfgevallen in 6 regio’s in het oosten van het land. Er is geen epidemiologisch verband tussen de patiënten ontdekt. Humane infectie met influenza A(H7)-virus is ongebruikelijk, maar komt soms voor bij mensen die direct contact hebben met geïnfecteerde vogels, vooral tijdens uitbraken. In Nederland, Italië, Engeland, Canada en de Verenigde Staten zijn er humane infecties beschreven met H7N2, H7N3 en H7N7. De H7N9-variant is tot nu toe alleen in vogels geïsoleerd tijdens uitbraken in Nederland, Japan en de Verenigde Staten. Dit is de eerste keer dat deze variant een ernstig ziektebeeld heeft veroorzaakt bij mensen. De Chinese gezondheidsautoriteiten hebben de surveillance verhoogd, doen epidemiologisch en diagnostisch onderzoek en vervolgen directe contacten op klachten. Het virus is laagpathogeen voor pluimvee maar kan klachten bij mensen veroorzaken, met name bij ouderen. De Chinese veterinaire sector doet onderzoek naar potentiele dierlijke bronnen. Het virus is aangetoond in duiven, kippen, eenden en in omgevingsmonsters van diermarkten. Diermarkten in de getroffen provincies zijn gesloten.
(Bronnen: ECDC, Chinese CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention)).

 

Figuur Kaart van de provincies van China (Bronnen: WHO, ECDC)

Wildzwijnvlees besmet met Trichinella verkocht in het oosten van Duitsland

In het oosten van Duitsland zijn op regionale marketen in maart producten verkocht, waaronder salami, met wildzwijnbraadvlees. Deze producten blijken besmet met Trichinella, een rondworm. Er zijn nog geen humane gevallen gemeld maar met een incubatieperiode van 1 tot 45 dagen en de lange houdbaarheid van de salami's, is het mogelijk dat er tot eind juni patiënten zullen worden geïdentificeerd. In Nederland worden jaarlijks 0 tot 3 gevallen van trichinose gemeld.
(Bronnen: EPIS Epidemic Intelligence Information System (Epidemic Intelligence Information System), RKI Robert Koch Instituut (Robert Koch Instituut))

Echinokokkose bij vossen in Denemarken

In Eurosurveillance wordt melding gemaakt van 4 vossen in Denemarken die positief zijn getest voor vossenlintworm (Echinococcus multilocularis). In april 2012 was in het kader van een Deens surveillanceprogramma naar Echinococcus multilocularis 1 geïnfecteerde vos gevonden in de plaats Højar, in het zuiden van Denemarken nabij de Duitse grens. Begin 2013 werden nog eens 3 vossen gevonden in dezelfde regio. Lokale prevalentie was 31% (4 positieve dieren van in totaal 13 dieren). In Nederland werd in 2010-2012 in de grensstreek onderzoek gedaan naar het voorkomen van Echinococcus multilocularis bij vossen. Hierbij werd één vos gevonden, die met PCR positief is bevonden (1 positieve vos op 262 geteste vossen). Onderzoek in het oostelijk deel van de provincie Groningen in 1998-2000 gaf een hoger aantal positieve dieren (10 positieven vossen op 106 geteste vossen). De vossenlintworm heeft de vos als eindgastheer. Van deze lintwormsoort kunnen mensen en knaagdieren tussengastheer zijn. Ook honden kunnen besmet raken en zo als eindgastheer optreden. Mensen kunnen zich besmetten door de opname van de eieren van deze parasiet, die door vossen met ontlasting worden uitgescheiden. Er wordt gedacht aan bijvoorbeeld wilde bessen of paddenstoelen uit het bos, die besmet zijn met eieren. Indien mensen besmet raken, kan zich een blaasworm-stadium ontwikkelen in de lever met een incubatietijd van 5-15 jaar, die tot alveolaire echinokokkose kan leiden.
(Bronnen: Eurosurveillance, RIVM)

Tamme ratten als bron voor hantavirusinfectie in Engeland en Wales

In Engeland en Wales is recentelijk Seoul hantavirus (SEOV Seoul hantavirus (Seoul hantavirus)) gevonden bij tamme ratten (Rattus norvegicus). De vondst volgde op een humane casus van hemorragische koorts met renaal syndroom bij een patiënt in Wales. De patiënt had 2 tamme ratten die wegens omstandigheden tijdelijk waren ondergebracht bij de oorspronkelijke fokker in Engeland. Deze 2 ratten waren positief in de PCR voor SEOV. Ook ratten uit de fokkolonie zijn getest en 7 van de 21 dieren waren PCR-positief. Alle ratten uit de fokkolonie zijn geëuthanaseerd. Bij onderzoek naar de humane contacten bleek de vrouw van de patiënt serologisch negatief. De fokker bleek een lage positieve IgG Immunoglobulin G (Immunoglobulin G)-titer te hebben tegen SEOV. Echter, de echtgenote van de fokker had eind 2011 in het ziekenhuis gelegen met een ongediagnosticeerde infectie die acuut nierfalen had veroorzaakt en trombocytopenie. Nu wordt aangenomen dat het klinisch beeld is veroorzaakt door SEOV. De prevalentie van Seoul hantavirus in tamme ratten in Groot-Brittannië is onbekend. De bron van de infectie is nog onbekend. Gedacht wordt aan import in Groot-Brittannië van besmette dieren. De NVWA onderzoekt momenteel of er tamme ratten van Engeland naar Nederland zijn gekomen. Of SEOV in Nederland voorkomt is onduidelijk. Er zijn wel wilde ratten gevonden met een positieve serologische respons. In Nederland zijn geen humane gevallen van hantavirusinfectie door SEOV bekend.
(Bronnen: Eurosurveillance, Signaleringsoverleg Zoönosen)

Rabiësbesmetting in de Verenigde Staten via orgaandonatie

Het Amerikaanse Centrers for Disease Control and Prevention (CDC) meldt een sterfgeval ten gevolge van een rabiësinfectie, die mogelijk via een orgaandonatie is opgelopen. Het slachtoffer had de orgaantransplantatie een jaar eerder ondergaan. In totaal hebben 4 personen organen ontvangen van de besmette donor. Vanwege het beloop van het ziektebeeld dachten de gezondheidsautoriteiten aan een rabiësinfectie en omdat er geen diercontact bekend was, is de mogelijkheid van besmetting via orgaandonatie nader onderzocht. Van zowel de in 2011 overleden donor, als de recent overleden orgaanontvanger zijn monsters positief getest op een vergelijkbaar rabiësvirus. De donor is in 2011 overleden onder een onduidelijk ziektebeeld en na zijn dood zijn de organen voor transplantatiedoeleinden uitgenomen en destijds niet op rabiës getest. De andere 3 orgaanontvangers zijn nu gevaccineerd en worden getest op een eventuele rabiësinfectie. Jaarlijks zijn er ongeveer 1 tot 3 humane rabiësgevallen in de Verenigde Staten. Rabiësinfecties via orgaandonatie zijn wereldwijd slechts enkele keren gerapporteerd. In Nederland worden in principe geen organen gebruikt van donoren die onder een infectieus ziektebeeld overlijden.
(Bron: Promed)

Auteur

E. Fanoy, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven

Correspondentie:
E. Fanoy | Ewout.Fanoy@rivm.nl