In februari 2015 is voor het eerst het Seoulvirus , een soort hantavirus, bij drie in Nederland gevangen bruine ratten vastgesteld. Deze ontdekking gaf aanleiding voor onderzoek naar het risico en de omvang van besmettingen met hantavirus (specifiek Seoulvirus) en leptospirosen bij muskus- en beverratbestrijders. Uit de resultaten blijkt dat het risico op besmetting met hantavirus via bruine ratten klein is. Voor leptospirosen is het risico op blootstelling groter. Persoonlijke beschermingsmaatregelen zijn van belang om dit risico te verkleinen. Het onderzoek is uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in opdracht van de Unie van Waterschappen.

Wat zijn hantavirussen en leptospirose?

Er bestaan verschillende soorten hantavirussen, zoals het Puumula- of het Seoulvirus.  Muizen en ratten kunnen deze hantavirussen bij zich dragen. Ze worden hier zelf niet ziek van, maar kunnen wel mensen besmetten. Als de ziekte bij de mens al klachten geeft, dan zijn dat vooral griepachtige klachten: hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid, spierpijn en koorts. Ook de nieren kunnen ontstoken raken. Als urine, uitwerpselen of speeksel van deze dieren opdroogt, kunnen de virusdeeltjes verwaaien en mensen besmetten. Leptospirose is een verzamelnaam voor meerdere ziektebeelden die veroorzaakt worden door de bacterie Leptospira. Een voorbeeld is de ziekte van Weil. Ook deze bacterie komt bij muizen en ratten voor.

Onderzoeksmethode

De muskus- en beverratbestrijders werkzaam bij de waterschappen in Nederland zijn benaderd met een verzoek om deelname aan het onderzoek. Deelname bestond uit een online vragenlijst en bloedafname met een vingerprik tijdens één van vijf regionale bijeenkomsten in de tweede helft van juni 2016. De bloedmonsters zijn getest op IgG Immunoglobulin G (Immunoglobulin G)-antilichamen tegen zes verschillende hantavirussen en op aanwezigheid van Leptospira-specifieke antilichamen tegen acht relevante typen.

Resultaten

Van de 402 aangeschreven personen vulden 260 personen (65%) de vragenlijst in en gaven 246 personen (61%) een bloedmonster af; van 212 personen (53%) is zowel een vragenlijst als bloed beschikbaar. Van de 246 bloedmonsters die getest zijn op hantavirus, was er 1 positief. Dit komt neer op een seroprevalentie van 0,4% bij muskus- en beverratbestrijders. Het bleek daarbij te gaan om een besmetting met het Puumalavirus en niet het Seoulvirus. Van de 162 bloedmonsters die beschikbaar waren voor het testen op leptospirose, waren er 2 positief. Dit komt neer op een seroprevalentie van 1,2% bij muskus- en beverratbestrijders. Op basis van surveillance bij bruine ratten zijn er geen aanwijzingen voor wijde verspreiding van het Seoulvirus, wel zijn bij ongeveer de helft van de dieren leptospiren aangetoond.