Volwassenen met een chronische aandoening of beperking sporten en bewegen minder dan volwassenen zonder deze problemen. Bij beperkingen gaat het om motorische, gezichts- en gehoorbeperkingen. Mensen met een motorische beperking sporten en bewegen het minst.

Dit blijkt uit onderzoek dat het RIVM heeft uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Hierin is gebruik gemaakt van zelf-gerapporteerde data van ruim 380.000 volwassenen uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen die door GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)'en, CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) en RIVM in 2012 is uitgevoerd. Uitgangspunt voor voldoende bewegen is de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen: tenminste 5 dagen per week gedurende 30 minuten matig intensief bewegen.

Mensen met chronische aandoening of beperking

Van mensen met een chronische aandoening of beperking in de leeftijd van 19 tot 55 jaar haalt, afhankelijk van de aandoening of beperking, 33 tot 52 procent deze beweegnorm. Bij de groep zonder deze problemen in deze leeftijdscategorie is dat 55 procent. Het grootste verschil (20%) is te zien bij mensen met een motorische beperking; zij bewegen het minst. Onder 55-plussers met een chronische aandoening of beperking haalt 42 tot 71 procent de beweegnorm, tegenover 84 procent van de mensen zonder deze problemen van die leeftijd. Ook bij 55-plussers is het grootste verschil (40%) te zien bij mensen met een motorische beperking. Binnen de groep mensen met chronische aandoeningen, zijn patiƫnten met hart- en vaatziekten het minst actief.

Sporten

Het aantal mensen dat wekelijks sport, neemt af naarmate ze ouder worden. Van de gezonde 55-plussers sport 54 procent wekelijks, versus 68 procent onder de gezonde 19- tot 54-jarigen. Dit is bij mensen met een chronische aandoening of beperking respectievelijk 22 tot 39 procent en 33 tot 56 procent. Fitness wordt door zowel mensen met als zonder een chronische aandoening of beperking het meest beoefend. Mensen met een motorische beperking sporten het minst, namelijk 33 en 22 procent (onder 19-54 respectievelijk 55+ jarigen).

Het beleid van het ministerie van VWS is erop gericht mensen te stimuleren om te bewegen en te sporten, ongeacht een aandoening of beperking. Nu duidelijk is dat mensen met een aandoening of beperking minder bewegen en sporten, is het van belang om inzicht te krijgen in de redenen daarvan. Inzicht in hun behoeften aan sport of beweging en of het aanbod aansluit bij hun behoeften is van groot belang.