Het RIVM vindt de beschuldiging van belangenverstrengeling aan het adres van drie RIVM-ers onterecht. PAN-Europe doet de beschuldiging in hun recent uitgegeven rapport A Poisonous Injection.

Eén van de betreffende RIVM-wetenschappers coördineert het EU Europese Unie (Europese Unie) project ACROPOLIS Aggregate and Cumulative Risk of Pesticides (Aggregate and Cumulative Risk of Pesticides). Eén van hen participeert in dit project en is daarnaast (op persoonlijke titel) voorzitter van het EFSA Europese Voedselveiligheidsautoriteit (Europese Voedselveiligheidsautoriteit) Scientific Panel on Plant Protection Products and their Residues (PPR Plant Protection products and their Residues (Plant Protection products and their Residues)). De derde tenslotte is enkele jaren betrokken geweest bij een WHO World Health Organization (World Health Organization) project dat een raamwerk heeft opgezet voor het uitvoeren van gecombineerde blootstellingen. Zij werken, zo stelt de directie van het RIVM, vanuit volledige onafhankelijkheid aan het opzetten van een methode om de stapeling van pesticiden te meten. Het RIVM deelt al jaren de zorg met andere wetenschappers over de noodzaak van een EU-methode hiervoor. De Europese Commissie is heel tevreden over de resultaten die zijn behaald binnen ACROPOLIS en wil een vervolg mogelijk maken. Alle wetenschappers die betrokken zijn bij het ontwikkelen van de methodiek worden uitgebreid gescreend op mogelijke belangenverstrengeling en van discussie uitgesloten mocht daar sprake van zijn.

Brief

Op 13 februari 2014 heeft het RIVM een brief gestuurd naar PAN-Europe. Met als doel om in gesprek te gaan over deze onterechte beschuldigingen, foutieve informatie recht te zetten en een rectificatie na te streven.

Acropolis

ACROPOLIS is een door de Europese Commissie gefinancierd onderzoek, waarbij een model is ontwikkeld waarmee de gelijktijdige blootstelling aan bestrijdingsmiddelen kan worden berekend en daarmee een inzicht kan worden verkregen in de eventuele risico’s. Het RIVM heeft dit project gecoördineerd en uitgevoerd in samenwerking met 17 partners van universiteiten tot nationale voedselautoriteiten in Europa. Het project duurde 3,5 jaar en is gefinancierd door Het Europese commissie Seventh Framework Programme (FP7 Seventh Framework Programme (Seventh Framework Programme)).

Dit model geeft inzicht in hoe vaak en hoe lang consumenten blootgesteld worden aan een mengsel van bestrijdingsmiddelen. Ook is er een model ontwikkeld dat berekent hoe groot en hoe vaak we gelijktijdig aan bestrijdingsmiddelen via het voedsel, het huis en/of inademing worden blootgesteld. Het model doet geen uitspraak over welke blootstelling wel of niet aanvaardbaar is, dat is een politiek besluit. Het model genereert informatie op basis waarvan een besluit gevormd kan worden.

De modellen kunnen straks gebruikt worden door nationale beoordelingsinstanties, zoals NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit), de bestrijdingsmiddelenindustrie en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)). In de Europese wetgeving is opgenomen dat deze modellen ontwikkeld moesten worden en dat EFSA de methodologie vaststelt. Het ACROPOLIS model volgt de EFSA methodologie en is in goede samenwerking ontwikkeld.

EFSA heeft diverse consultatierondes georganiseerd en ACROPOLIS heeft alle stakeholders uitgenodigd voor training. De industrie, het Ctgb en de NVWA hebben van deze uitnodigingen gebruik gemaakt. Dat geldt niet voor NGO niet-gouvernementele organisatie (niet-gouvernementele organisatie)’s zoals PAN-Europe.

Meer weten over het project: http://www.acropolis-eu.com/