De in Nederland gemeten radioactiviteit uit Japan ligt duizenden keren lager dan tijdens Tsjernobyl en vormt geen risico voor de Nederlandse bevolking. De berekende stralingsdosis door inhalatie van I-131 jodium isotoop 131 (jodium isotoop 131) over de gehele meetperiode bedraagt minder dan 0,00001 millisievert. De stralingsdosis van Nederlanders is normaal ongeveer 2,5 millisievert per jaar. Op dit moment worden nog steeds sporen van radioactiviteit aangetroffen. Aanvullende data worden gepubliceerd op de RIVM website.

De in Nederland gemeten radioactiviteit uit Japan ligt duizenden keren lager dan tijdens Tsjernobyl en vormt geen risico voor de Nederlandse bevolking.

De berekende stralingsdosis door inhalatie van I-131 jodium isotoop 131 (jodium isotoop 131) over de gehele meetperiode bedraagt minder dan 0,00001 millisievert. De stralingsdosis van Nederlanders is normaal ongeveer 2,5 millisievert per jaar. Op dit moment worden nog steeds sporen van radioactiviteit aangetroffen. Aanvullende data worden gepubliceerd op de RIVM website.

Bij het kernongeval in Fukushima zijn grote hoeveelheden vluchtige radionucliden in de lucht geloosd. Voorlopige schattingen houden het voor I-131 op ruwweg 10% van wat tijdens Tsjernobyl is vrijgekomen. Deze radionucliden hebben zich in de dagen tot weken daarna verspreid over de atmosfeer op het noordelijk halfrond. Het KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) geeft aan dat een deel van de uitstoot zich over de Noordpool en een deel zich over de Atlantische oceaan richting Europa heeft verplaatst.

Het Laboratorium voor Stralingsonderzoek van het RIVM heeft met meerdere meetopstellingen lucht bemonsterd. Het RIVM heeft een HVS opstelling gebruikt om de dagelijkse variaties in kaart te brengen van de meest relevante radionucliden I-131, Cs-137 en Cs-134. Een bemonsteringsapparaat met een nog hoger debiet, Snow White, is gebruikt om aan stof gebonden radionucliden aan te tonen met nog lagere luchtconcentraties. Apparatuur van de RIVM meetwagens is ingezet om de verschillende fracties van I-131 (stofgebonden, elementair en organisch) te bepalen.

In de periode van 23 maart tot 11 april 2011 zijn in Nederlandse buitenlucht sporen van radioactiviteit aangetoond. De hoogste concentraties zijn gevonden voor I-131. Ongeveer 31% daarvan zat in de stofgebonden fractie. De gemiddelde waarde van de stofgebonden fractie over de periode 23 maart - 11 april bedroeg 0,57 milliBq/m3 kubieke meter (kubieke meter). Als we aannemen dat de stofgebonden fractie over de hele periode constant verondersteld mag worden, leidt dat over de periode 23 maart - 11 april tot een gemiddelde I-131 concentratie (alle fracties samen) van 1,84 milliBq/m3.

De gemeten concentraties van Cs-137, Cs-134, Te-129m, Te-129, Te-132 en I-132 waren in de gerapporteerde periode typisch een factor 10 lager dan de stofgebonden fractie van I-131. Voor Cs-136 was het verschil ruim een factor 100. In de landen om ons heen zijn vergelijkbare waarden gevonden.

Op dit moment worden nog steeds sporen van radioactiviteit aangetroffen. Aanvullende data worden gepubliceerd op de RIVM website.