Interviews focusgroepen - RIVM Corona Gedragsunit

Onderzoek suggereert dat de coronapandemie en de sociaal beperkende maatregelen invloed hebben op mentaal en sociaal welzijn, met name bij jongere leeftijdsgroepen (16 – 40 jaar). Er is ook een groeiende mate van ervaren onrechtvaardigheid van het beleid, zoals over de ongelijke verdeling van de lasten van de pandemie, en dalend draagvlak voor en naleving van met name de sociaal beperkende maatregelen.

Vragenlijstonderzoek geeft beperkt inzicht in het hoe en waarom van deze veranderingen, en verschillen tussen groepen en individuen in hoe zij dit alles ervaren en verklaren. Het doel van dit kwalitatieve onderzoek is om de waarom-vraag achter deze problemen in kaart te brengen. Bovendien willen we ook kijken wat we daarvan kunnen leren, kijkend naar de komende maanden van de pandemie. 

Vraagstellingen

  1. Hoe ervaren mensen de pandemie en het beleid op dit moment en verschilt dat tussen groepen?
  2. Hoe kijkt men naar de pandemiebestrijding en beleid van de komende maanden?

Belangrijkste bevindingen

Hoe ervaart men de pandemie en de maatregelen op dit moment?  

  • Leefomstandigheden en impact maatregelen: mensen die een ruime woning en werk hebben, gezond zijn en op wiens dagelijkse activiteiten de coronamaatregelen weinig impact hebben, ervaren een hoog welzijn. Mensen die klein behuisd zijn, veel impact van de maatregelen ondervinden (op hun werk en bij studie, gezondheid en/of sociale leven) ervaren een lager welzijn. 
  • Welzijn en rechtvaardigheid: met name jongere deelnemers vinden dat hun belangen niet goed worden meegenomen: ze zijn klein behuisd, studeren thuis, hebben weinig opties tot bewegen, weggevallen bijbaan, geen financiële compensatie en ze ervaren stigmatisering (‘feestende jongeren’).  
  • Maatregelen: de 1-bezoekerregel wordt als onlogisch ervaren en zou een negatieve impact hebben op het welzijn. Mensen geven dan ook een eigen invulling aan de regel: bijv. 1 persoon wordt 1 huishouden.

Hoe gaan we de komende maanden verder?

  • Belangenafweging: deelnemers die vinden dat de maatschappelijke belangen op dit moment niet goed worden afgewogen door het kabinet, roepen op tot meer differentiatie in maatregelen tussen leeftijdsgroepen en regio’s en meer creatieve oplossingen.
  • Versoepelen maatregelen: na discussie tussen voor- en tegenstanders van snel versoepelen ontstond het beeld dat het geleidelijk afbouwen van maatregelen op basis van (wetenschappelijke) kennis de voorkeur heeft om een ‘jojo-effect’ te voorkomen. Deelnemers denken verschillend over de snelheid van versoepelen: wachten totdat iedereen gevaccineerd is versus als de kwetsbaren zijn gevaccineerd.
  • Coronapaspoort: als onderdeel van een versoepelingsstrategie vinden deelnemers een coronapaspoort waarin een bewijs van vaccinatie of negatief testresultaat is opgenomen een goed idee, mits een testbewijs geen of weinig geld kost, er duidelijkheid is over het eindmoment van een dergelijk paspoort en er veilig databeheer is.
  • Toekomstbeeld: jongeren kijken redelijk somber naar de toekomst. Naast de pandemie noemen ze de klimaatcrisis en woningcrisis. Toch worden ook positieve effecten gezien van de coronacrisis, met name door 40-plussers: een rustiger bestaan, thuiswerken en meer lokaal leven.

Aandachtspunten voor beleid en communicatie

  • Interviews focusgroepen - RIVM Corona Gedragsunit
    De impact van de crisis en maatregelen lijkt onevenredig verdeelt over leeftijdsgroepen.
  • Stigmatisering van jongeren draagt niet bij aan hun welzijn en aan draagvlak voor de maatregelen bij deze leeftijdsgroep.
  • Voor mensen die beperkte woonruimte tot hun beschikking hebben, zijn mogelijkheden om hun leefruimte op veilige wijze, passend binnen de coronaregels, te vergroten erg welkom. Denk aan studieruimtes en mogelijkheden om (buiten) te sporten. Leeftijdsdifferentiatie is hierbij mogelijk.
  • Bij versoepelingen en flankerend beleid zou vanuit welzijn en perceptie van rechtvaardigheid prioriteit gegeven kunnen worden aan bepaalde maatregelen (1 persoon per dag-regeling) en groepen (met name jongeren, klein behuisd, financiële impact) met de meeste impact.
  • Bij versoepelen heeft geleidelijk afbouwen de voorkeur, waarbij het inzetten van een vaccinatie- en/of testbewijs onder duidelijke voorwaarden acceptabel lijkt als toegangsbewijs tot bepaalde locaties of evenementen.
  • Jongeren zijn maar beperkt op de hoogte van de impact van Long COVID. Informatie hierover, mede in relatie tot nadelen van vaccineren en maatregelenpakket lijkt relevant.
  • Deze coronatijd heeft ook positieve effecten opgeleverd die de moeite waard zijn om na te gaan hoe deze, al dan niet gedeeltelijk, behouden kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan thuiswerken, minder vlieg- en autoverkeer, lokaal leven en aandacht voor naasten.

Het in een veilige omgeving bespreken en uitwisselen van argumenten en verschillende standpunten leidt, tenminste in deze focusgroepen, tot meer begrip en meer eenduidigheid over de beste aanpak van de coronapandemie.

Tussen 22 februari en 11 maart hebben we 8 online focusgroepen* georganiseerd waaraan in totaal 49 mensen hebben deelgenomen: 29 mannen en 20 vrouwen met divers opleidingsniveau (5 tot 7 deelnemers per groep). De focusgroepen vonden in twee fases plaats. De eerste vier (22 en 25 februari 2021) bestonden uit twee focusgroepen met jongeren (16-24 jarigen, studenten en werkenden) en twee met ouderen (60-plussers), om een groot contrast tussen de focusgroepen te realiseren (bijv. in welzijn en steun voor sociaal beperkende maatregelen). 

Tussen 9 en 11 maart 2021 hebben we nog 4 focusgroepen gehouden met mensen uit alle leeftijdscategorieën (16-24 jaar, 25-39 jaar, 40-59 jaar en 60-plussers) en met verschillende opleidingsniveaus. Het doel was enerzijds om na te gaan of de inzichten uit de eerste reeks gedeeld werden door mensen die in verschillende levensfasen zitten. En anderzijds, op basis van suggesties van deelnemers uit de eerste ronde, om mensen van verschillende leeftijden argumenten en perspectieven uit te laten wisselen. 

Alle deelnemers zijn geselecteerd uit de respondenten van het vragenlijstonderzoek van het RIVM en de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en die hebben aangegeven bereid te zijn deel te nemen aan verdiepend onderzoek. 

* Focusgroepen zijn gestructureerde groepsdiscussies met een kleine groep deelnemers, begeleid door een gespreksleider. Met focusgroepen kun je in relatief korte tijd achterhalen welke meningen, opvattingen en waarden er binnen bepaalde sociale groepen bestaan over een probleem of vraagstuk. Een belangrijk kenmerk is dat deelnemers direct op elkaar kunnen reageren waardoor ketens van associaties, persoonlijke ervaringen, normen en waarden ontstaan. Het onderwerp wordt in de breedte afgetast waardoor de onderzoeker een goed idee krijgt hoe er door een bepaalde groep over het onderwerp wordt gesproken en welke denkbeelden er bestaan. 

Hoe ervaart men de pandemie en de maatregelen op dit moment?

Deelnemers aan de focusgroepen geven hun leven op dit moment cijfers uiteenlopend van een 4 tot en met een 9. Jongeren geven in vergelijking met ouderen een lagere score, hoewel er ook onder de jongeren nog veel zevens gegeven worden. Achten en negens werden alleen gegeven door mensen van 27 jaar en ouder.

In de manier waarop deelnemers hun situatie toelichten worden twee bronnen van verschil zichtbaar: leefomstandigheden en veranderingen in de manier van leven ten opzichte van voor de coronamaatregelen. Er is een duidelijk verschil in leefomstandigheden. Zo geven degenen met een hoger cijfer bijvoorbeeld als reden dat het relatief goed gaat, omdat ze in een ruime woning of op een rustige plek wonen. In deze omgeving is het nog steeds mogelijk om enige variatie en beweging op te zoeken. Een belangrijke reden voor een lager cijfer is de beperkte ruimte van een kleine woning, het op een klein oppervlak moeten samenleven met partners/huisgenoten en het niet hebben van een eigen buitenruimte. Oudere groepen profiteren vaker op deze punten en jongeren ondervinden vaker nadeel. 

Wat veranderingen betreft ten opzichte van voor de pandemie, is er zichtbaar verschil in de hoeveelheid verandering die de pandemie en de maatregelen teweeg hebben gebracht in het vertrouwde leven van de deelnemers. Zo geven deelnemers met een hoger cijfer vaker aan dat ze veel van hun oude activiteiten nog kunnen doorzetten omdat ze bijvoorbeeld relatief makkelijk vanuit huis kunnen werken, of toch al niet vaak met groepen bijeen kwamen. Lagere cijfers werden eerder gegeven door deelnemers die aangaven veel verandering te ervaren in de mate en het karakter van sociale contacten en in de verandering of de afname in activiteiten rondom studie, stage of werk. Zoals niet naar college kunnen, geen vrijwilligerswerk kunnen doen, een bijbaan die is gestopt, geen stage kunnen lopen, stage die is afgebroken of volledig thuis uitgevoerd moet worden. Ook wordt genoemd dat de werkdruk voor een enkeling door corona juist omhoog is gegaan (bijvoorbeeld in de zorg).

De invloed die deze factoren hebben op deelnemers lijkt mede afhankelijk te zijn van hun aanpassingsvermogen. Deelnemers met hogere cijfers geven aan zich goed aan te kunnen passen door activiteiten op een andere manier in te vullen (zoals digitaal contact onderhouden, fietsen, hardlopen of wandelen om in conditie te blijven). Een aantal benoemt ook positieve dingen die corona hen gebracht heeft, zoals nieuwe hobby’s, diepere gesprekken met dierbaren, meer rust, minder gejaagd zijn, minder sociale verplichtingen en meer tijd om te bewegen. Deelnemers met een gemiddeld cijfer lijken te berusten of relativeren positieve en negatieve invloeden. Zo geven sommigen aan inmiddels gewend te zijn aan de situatie of zich er bij neer te leggen en wegen anderen de beperkingen en nadelen af tegen de voordelen of dagen waarop het goed gaat. Bijvoorbeeld het gemis van fysiek contact met vrienden en familie tegenover meer tijd voor het gezin. Of klein behuisd zijn als student tegenover nieuw ontplooide sportieve activiteiten buiten de deur. Bij de lagere cijfers is deze manier van redeneren minder zichtbaar en ligt de nadruk vooral op zaken die men heeft 'ingeleverd'.

Zowel op de vraag welke maatregel het lastigst na te leven is, als uit de vraag welke maatregelen men met het oog op het eigen welzijn het eerst zou versoepelen komt de 1-bezoekerregel prominent naar voren. Dit geldt voor alle leeftijdsgroepen. Concreet zit het niet-naleven voor ouderen vooral in het contact met directe familie zoals (klein)kinderen. Jongeren geven vaak aan dat het komt doordat ze in een studentenhuis wonen. Als elke bewoner van een studentenhuis één persoon uitnodigt, zijn er opgeteld teveel bezoekers. Veel deelnemers geven aan dat het aantal van één bezoeker niet logisch of praktisch is. Ze verruimen de regel daarom naar één huishouden of interpreteren de regel bijvoorbeeld als één bezoeker per huisgenoot/bewoner. 

Andere maatregelen die nadrukkelijk voorbij komen zijn de 1,5 meterregel, het sluiten van sportgelegenheden en de avondklok. Zo geven sommigen aan bewust minder afstand tot bekenden (zoals kleinkinderen) te houden en in andere gevallen maakt de fysieke omgeving (zoals wonen in een studentenhuis) of sociale omgeving (druk vanuit de studentenvereniging) het lastig om de 1,5 meterregel of 1-bezoekerregel na te leven. Zowel bij het gemis van sporten in groepsverband als bij de avondklok speelt een sociale component een rol, waarbij in relatie tot sport wordt benoemd dat dit naast het sociale welzijn tegelijkertijd het fysieke en het mentale welzijn kan bevorderen.

Verschillen in welbevinden tussen deelnemers lijkt vooral veroorzaakt te worden door de leefomstandigheden en de mate van ervaren veranderingen ten opzichte van voor de coronamaatregelen. Daarnaast is er ook verschil in hoe mensen met die omstandigheden en veranderingen omgaan. Deelnemers die hun welbevinden als goed ervaren wonen ruim en/of op een rustige plek, ervaren minder veranderingen in hun leven ten opzichte van voor corona en lukt het beter zich aan te passen aan de omstandigheden of berusting te vinden in de situatie. Deelnemers die hun welbevinden een lagere score geven wonen vaker klein, ervaren veel veranderingen en ervaren vooral dat ze zaken hebben moeten inleveren. Jongeren worden in vergelijking met ouderen relatief harder geraakt, zowel qua leefomstandigheden als veranderingen ten opzichte van voor corona.

Hoe gaan we de komende maanden verder?

Afweging maatschappelijke belangen gebeurt matig
De vraag of het kabinet alle maatschappelijke belangen goed afweegt in haar besluitvorming is voorgelegd aan de deelnemers van de tweede reeks focusgroepen. Veel deelnemers vinden dat de maatschappelijke belangen op dit moment niet goed of matig worden afgewogen. Aan hen is tevens de vraag gesteld of zij andere keuzes zouden hebben gemaakt dan het kabinet zoals aangekondigd op de persconferentie van 8 maart*. Sommigen van hen vinden deze vraag lastig te beantwoorden en weten niet direct hoe het anders moet, maar er werden ook drie concrete suggesties genoemd.

*Verlenging van vrijwel alle maatregelen tot 30 maart, zeer milde versoepelingen o.a. met betrekking tot aantal bezoekers in winkels, zicht op opening terrassen vanaf 31 maart mits men zich goed aan de regels houdt en de besmettingen niet stijgen.

Een argument dat door meerdere deelnemers uit de tweede reeks focusgroepen wordt genoemd die vinden dat de maatschappelijke belangen niet goed worden afgewogen, is dat er teveel één lijn wordt getrokken en te weinig wordt gedifferentieerd in termen van maatregelen. Zo gelden voor alle type winkels en alle leeftijdsgroepen dezelfde regels, terwijl daar wel verschil tussen zit. Deelnemers zouden daarom graag meer differentiatie in maatregelen willen zien, zowel tussen leeftijdsgroepen, maar ook tussen regio’s.

Jongeren zijn over het algemeen minder kwetsbaar en daar zou ook meer mogelijk voor moeten zijn. En als je weinig besmettingen hebt in een bepaalde regio, dan zou je daar ook minder zware maatregelen kunnen hanteren. Als je meer zou differentiëren naar verschillende activiteiten en groepen mensen, dan zouden de maatregelen veel draaglijker worden.

Deelnemers zouden ook graag meer versoepelingen en ruimte voor creatieve oplossingen willen zien. Een strenge lockdown zou volgens hen voor minder draagvlak zorgen onder de Nederlandse bevolking. Als je iets meer versoepelt, bijvoorbeeld door het openen van de terrassen, dan geef je mensen wat meer lucht en kunnen ze het wat langer volhouden. Jonge deelnemers geven  aan dat het voor de mentale gezondheid zou helpen als iedereen weer een of twee dagen per week naar school/universiteit mag en als de sportscholen weer open mogen, dan kunnen ze regelmatig even weg uit hun kleine woonruimte.

Een van hen geeft aan dat het niet te begrijpen is dat zijn zusje wel naar haar mbo middelbaar beroepsonderwijs (middelbaar beroepsonderwijs)-opleiding mag, maar hij niet naar zijn hbo hoger beroepsonderwijs (hoger beroepsonderwijs)-opleiding. Je zou in dit kader volgens een andere deelnemer meer kunnen nadenken over creatieve oplossingen, zoals studenten les geven in filmzalen of leegstaande kantoorpanden. Ook het gesloten houden van de sportscholen stuit op onbegrip onder een van de jongeren, waarbij ze aangeeft niet te begrijpen waarom voor kerken wel meer vrijheden gelden, terwijl sporten belangrijk is om gezond te blijven.

Onder de deelnemers die aangaven dat de maatschappelijke belangen niet goed worden afgewogen, bevinden zich onder meer een aantal jongeren die van mening zijn dat hun belangen niet voldoende worden meegenomen. Zo wordt er vooral over jongeren gesproken in plaats van met jongeren. Sommige jonge deelnemers voelen zich nu weggezet als ‘feestjongere die de besmettingen veroorzaakt’. Dat geeft hen het gevoel dat jongeren tegen ouderen worden opgezet en dat voelt als oneerlijk voor hen. Volwassenen zouden volgens deze jonge deelnemers ook niet over jongeren moeten spreken, want zij beleven de coronacrisis anders en zouden ook minder hard worden geraakt dan jongeren.

Zo zijn jongeren bijbaantjes kwijt geraakt en moeten zij door verminderde inkomsten soms ook nog hun kamer opzeggen en weer bij ouders gaan wonen. Volgens hen zouden jongeren hier niet of nauwelijks financieel voor worden gecompenseerd. Een aantal jonge deelnemers noemt ook dat zij en andere jongeren om zich heen zich zorgen maken over de toekomst. Naast een coronacrisis hebben ze ook te maken met een woningcrisis en een klimaatcrisis. Dat zou volgens hen voor overvolle hoofden bij jongeren zorgen. Hoe de belangen van jongeren beter meegenomen kunnen worden, vinden de jonge deelnemers lastig te beantwoorden. Maar als het kabinet met jongeren in gesprek zou gaan in plaats van over jongeren te spreken, zou dat volgens sommigen al veel helpen.

Ook worden nog een aantal opmerkingen gemaakt met betrekking tot de communicatie vanuit het kabinet. Er is behoefte aan meer uitleg over waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. Een deelnemer noemt verder dat hij graag zou zien dat het kabinet en/of het RIVM reageert op wat hij noemt ‘onzintheorieën’ die op sociale media circuleren door ‘corona-ontkenners’. Deze theorieën zouden een eigen leven gaan leiden waardoor een deel van de bevolking erin gaat geloven. 

Tot slot noemen deelnemers dat het zou helpen als er een stip op de horizon gemarkeerd wordt, waarbij duidelijk wordt onder welke omstandigheden (bijv. bij zoveel besmettingen en/of gezette vaccinaties) er versoepeld kan worden. 

Fictieve communicatieboodschappen

Interviews focusgroepen - RIVM Corona Gedragsunit

Tijdens de eerste reeks focusgroepen zijn aan de deelnemers onderstaande communicatieboodschappen voorgelegd en is vervolgens gevraagd wat ze vinden van dit argument om de maatregelen op te volgen.

Globaal zie je verschillende reacties onder ouderen en jongeren op de twee communicatieboodschappen. De meeste ouderen vinden het naleven van maatregelen nuttig en belangrijk, ook na vaccinatie. Bij jongeren zie je meer afwegingen. Zo zie je dat jongeren de kans op Long COVID (boodschap 2) afwegen tegen de nadelen van naleving van het maatregelenpakket. Verder stellen zij het nut van vaccineren ter discussie wanneer het niet zorgt voor meer - directe - vrijheid (boodschap 1). 

In algemene zin werden opmerkingen gemaakt over discriminatie wanneer je gevaccineerden meer vrijheden geeft dan niet-gevaccineerden. Dit speelt zolang niet iedereen de 'kans' heeft gehad om gevaccineerd te worden.

Een mondkapje op, anderhalve meter afstand houden, je laten testen bij klachten: zelfs als je bent gevaccineerd, is dat nog niet voorbij. Want ook na vaccinatie kun je nog corona krijgen en het mogelijk aan anderen overdragen. Het vaccin beschermt je namelijk wel tegen ziekte, maar we weten nog niet zeker of vaccinatie ook besmetting en verspreiding tegen gaat. Er komt een moment dat de vaccinatiegraad wél voor versoepeling gaat zorgen. Tot die tijd geldt de oproep aan Nederlanders die al gevaccineerd zijn én die niet gevaccineerd zijn om zich nog aan alle coronamaatregelen te houden.

Besmetting met COVID-19 zorgt vooral bij ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid voor een ernstig ziektebeeld en/of opname in het ziekenhuis. Maar ook een mildere variant van COVID-19 kan zorgen voor langdurige klachten (o.a. vermoeidheid, reuk- en smaakverlies, concentratieverlies en hoofdpijn). Het is nog onbekend hoe lang deze klachten aanhouden en of mensen er zelfs ooit helemaal van af komen. In Nederland zijn inmiddels tienduizenden gevallen bekend. Daarom de oproep aan alle Nederlanders om zich aan alle coronamaatregelen te houden.

Scenario: als de kwetsbaren zijn gevaccineerd, versoepelen?
Aan deelnemers van de eerste reeks focusgroepen is gevraagd welk gevoel onderstaand scenario oproept en wat dit scenario betekent voor hun welzijn, vaccinatiebereidheid en hun bereidheid tot het naleven van de maatregelen. Tijdens de tweede reeks focusgroepen is de vraag gesteld wat er zou moeten gebeuren met de maatregelen wanneer de kwetsbaren zijn gevaccineerd. 

Vaccineren wordt gezien als de belangrijkste uitweg van de coronacrisis. Het duurt echter nog even voordat iedereen de kans heeft gehad om zich te laten vaccineren. Tot die tijd zullen er coronamaatregelen blijven gelden. De kwetsbaren  zullen straks – rond mei of juni – als eerste zijn gevaccineerd. De verwachting is dat als de kwetsbaren zijn gevaccineerd, het aantal besmettingen, ziekenhuisopnames (inclusief IC intensive care (intensive care)-opnames) en sterfgevallen zullen afnemen. Hierdoor zal er meer ruimte zijn voor de reguliere zorg.

Ook is de verwachting dat een aantal maatregelen dan versoepeld kunnen worden. Afgaande op de routekaart zijn we dan van het niveau 'zeer ernstig' afgeschaald naar het niveau 'zorgelijk'. Bij dit niveau gaan alle scholen weer open, mag je thuis maximaal zes bezoekers ontvangen en mag je buiten en in publieke ruimtes ook weer met maximaal zes personen samenkomen. Horeca kan weer open onder een aantal voorwaarden waaronder een maximum aantal gasten per locatie en per tafel, en een reserverings- en registratieplicht. Sporttrainingen zijn weer mogelijk met groepen en evenementen zijn toegestaan onder een aantal voorwaarden. De basisregels blijven wel van kracht.

Zowel in reactie op het scenario als in de discussie na de vraag wat er moet gebeuren met de maatregelen als de kwetsbaren zijn gevaccineerd, is een onderscheid zichtbaar tussen mensen die snelle versoepelingen voorstaan en mensen die voorzichtigheid bepleiten. Er lijken hierbij iets meer jongeren dan ouderen te zijn die voor meer versoepelingen pleiten dan zoals in het scenario geschetst. Waar in eerste instantie onder de deelnemers twee kampen lijken te zijn, ontstaat gaandeweg het beeld dat men verschillende posities op een spectrum inneemt. Bovendien ontstaat grotendeels overeenstemming over het idee dat versoepelingen geleidelijk moeten gaan en op basis van (wetenschappelijke) kennis. Het meest expliciete argument dat hiervoor gegeven wordt is het voorkomen van een ‘jojo-effect’ waarbij er te snel wordt afgeschaald en streng ingrijpen opnieuw nodig wordt. Alle deelnemers lijken het belangrijk te vinden dat men de controle over het virus behoudt.

De verschillen in positie zitten vooral in hoe snel de maatregelen al dan niet afgeschaald zouden moeten worden. In de focusgroepen komen vier onderling gerelateerde punten naar voren waarop verschillen in mening zichtbaar worden. Dit zijn: 

  1. De vraag of we met de niet-kwetsbare populatie – als de kwetsbaren zijn gevaccineerd – (meer) risico’s kunnen of moeten accepteren;
  2. Of en wanneer economische en/of psychosociale belangen zwaarder gaan wegen dan medische belangen;
  3. Op basis van welke cijfers en indicatoren we het beste kunnen bepalen wanneer er ruimte is om te versoepelen; 
  4. Hoe groot de risico’s voor de niet-kwetsbare populatie eigenlijk zijn.
  1. De vraag of we met de niet-kwetsbare populatie (meer) risico’s kunnen of moeten accepteren wordt veelal aangehaald vanuit de overtuiging dat corona nooit helemaal zal verdwijnen en dat er altijd wel een aantal mensen ziek van worden en aan zullen sterven. Ook wordt regelmatig benoemd dat 'mensen nu eenmaal ziek worden' of wordt er, hoewel corona wel als ernstiger wordt gezien, een vergelijking gemaakt met de griep. Enkele keren wordt er expliciet een vergelijking gemaakt met hoe er met andere ziektes wordt omgegaan, zoals met malaria in Kenia. Hierbij was de boodschap dat men wel probeert het aantal infecties te beperken maar dat men ook accepteert dat er mensen ziek worden en dat dit gegeven geen aanleiding is voor vrijheidsbeperkingen. De impliciete vraag is hierbij welk gezondheidsrisico men bereid is te accepteren voor een open/vrije samenleving en hoe dat risico met minimale beperkingen kleiner gemaakt kan worden.
  2. De vraag over wat acceptabele risico’s zijn wordt ook gevoerd in relatie tot de afweging tussen medische belangen enerzijds en economische en/of sociaalpsychologische belangen anderzijds. Wat betreft de economische belangen wordt door allerlei deelnemers vooral in generieke zin gewezen naar de impact op de horeca/detailhandel. De sociaalpsychologische belangen lijken vooral voor jongeren een belangrijke rol te spelen en worden door jongeren vanuit een persoonlijk perspectief ingebracht, maar zeker ook door de oudere deelnemers gedeeld. Een aantal jonge deelnemers geeft aan dat je niet kunt blijven vasthouden aan de maatregelen, omdat de mentale gevolgen voor jongeren zo groot zijn dat je op het punt komt om te zeggen 'dan gaan er maar mensen dood'. De jonge deelnemers vinden het moeilijk om deze gevoelige ethische kwestie te benoemen ('dat mag je eigenlijk niet zeggen'), maar vinden dat de discussie wel gevoerd moet worden. Het voorkomen van psychosociale schade bij jongeren wordt hier nadrukkelijk tegenover het accepteren van een zeker gezondheidsrisico in de algemene populatie gezet.
  3. Van de cijfers en indicatoren die een expliciete rol spelen in het gesprek lijkt de druk op de zorg en Intensive Care het meest belangrijke voor verbetering. Vrijwel alle deelnemers lijken het erover eens dat de druk op de IC intensive care (intensive care)’s flink moet dalen voordat er versoepeld kan worden. Voor sommigen kan primair op basis van deze indicator besloten worden wanneer versoepeling mogelijk is. Anderen lijken hier minder vertrouwen in te hebben, zij vragen zich af of er niet alsnog veel mensen heel ziek kunnen worden (maar niet op de IC belanden) als we de beperkingen verregaand versoepelen. Het aantal besmettingen an sich lijkt een minder belangrijke indicator te zijn, het gaat erom hoeveel mensen er (heel) erg ziek worden en wat men als '(heel) erg ziek' ziet.
  4. Degenen die relatief snellere versoepelingen voorstaan lijken ervan uit te gaan dat het risico voor de niet-kwetsbaren gering is. Echter zijn er ook verschillende deelnemers die benoemen dat corona ook niet-kwetsbaren treft en onverwacht heel heftig kan zijn of zelfs overlijden tot gevolg kan hebben: 'we zijn allemaal kwetsbaar'. Het valt op dat in relatie tot dit punt vrijwel alleen voorbeelden uit de directe omgeving aangehaald worden (ik ben/ken iemand die er heel ziek van is geweest, ik ben/ken iemand met Long COVID). Er wordt gehint op een aanname dat dit in de hele populatie alsnog veel mensen zullen zijn als de coronabeperkingen worden versoepeld voordat de hele populatie voldoende gevaccineerd is. Of dit al dan niet het geval is, wordt echter niet expliciet ter discussie gesteld. Ook niet door deelnemers die aannemen dat de risico’s beperkt zijn of die juist aangeven dat we op een gegeven moment ook sterfgevallen moeten accepteren in ruil voor vrijheid. Dit is mogelijk een indicatie dat bij geen van de deelnemers een helder beeld bestaat over hoe groot dit risico daadwerkelijk is en het daarom niet voorstelbaar is hoe groot de 'trade-off' uiteindelijk is.' 

Voor de meeste deelnemers zal het uitkomen van dit scenario betekenen dat hun welbevinden wordt bevorderd. Vooral jongeren geven aan dat iets meer ruimte voor sociaal contact buitenshuis veel zou schelen. Het scenario heeft geen invloed op de vaccinatiebereidheid van deelnemers; deze was al hoog en daar verandert niets aan als de kwetsbaren straks zijn gevaccineerd. 

Wat betreft de naleving van de dan nog geldende maatregelen geven verschillende deelnemers aan dat ze deze regels beter gaan naleven, omdat het makkelijker is om ruimere regels na te leven dan strenge regels. Een paar deelnemers noemen dat ze juist extra bewust met de regels zullen omgaan om de gewonnen ruimte niet opnieuw te verliezen. Een aantal ouderen geeft aan dat ze sowieso niet van plan zijn om maatregelen niet na te leven, ongeacht welk maatregelenpakket van kracht is. Er worden door verschillende deelnemers wel praktische obstakels bij het scenario gezien. Zo is de verwachting van de deelnemers dat het naleven van de maatregelen bij de voorgestelde versoepelingen onbewust vaker mis zal gaan.

Als voorbeeld wordt de 1,5 meterregel genoemd, die lastiger is na te leven als je met meer mensen bij elkaar komt. Deze verwachting is aannemelijk; drukte is de belangrijkste voorspeller van het niet-naleven van de 1,5 meterregel (bron: Notitie 1,5 meter afstand houden en drukte vermijden).  Ook zijn een aantal deelnemers bang dat mensen de regels dan nog ruimer gaan hanteren. Zo wordt de 1-bezoekerregel volgens deelnemers nu door veel mensen al opgerekt tot één huishouden; als je straks zes bezoekers mag ontvangen, zullen dat er snel meer worden.  

Coronapaspoort
Er worden concrete voorbereidingen getroffen voor het weer kunnen samenkomen met grotere groepen mensen. Het idee is dat we straks toegang kunnen krijgen tot restaurants, theaters of evenementen met een bewijs van een recent negatief testresultaat (bijvoorbeeld via een sneltest) of via een vaccinatiebewijs. In de tweede reeks focusgroepen is aan deelnemers gevraagd wat ze hiervan vinden.

Het merendeel van de deelnemers is positief over het idee om straks een negatieve testuitslag of vaccinatiebewijs te moeten overhandigen die toegang geeft tot bepaalde faciliteiten. Een paar deelnemers noemen het positief dat je naast een vaccinatiebewijs ook een negatieve testuitslag kunt laten zien. Mensen die nog niet de kans hebben gehad om zich te laten vaccineren of dit niet willen, biedt dit de mogelijkheid om ook toegang te krijgen en dat voorkomt uitsluiting van groepen. Er is ook een deelnemer die aangeeft dat je voorzichtig moet zijn om deze twee groepen in één paspoort te verenigen, omdat je niet weet of gevaccineerden anderen nog kunnen besmetten (zoals mensen met alleen een negatief testbewijs).

Wel zijn er zorgen over de kosten van een negatief testbewijs. Het wordt niet mogelijk om via de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) aan een testbewijs te komen, waardoor je aangewezen bent op een commercieel laboratorium. Hier staan deelnemers negatief tegenover: een test moet geen of heel weinig geld kosten en het liefst ook via de GGD verlopen. Daarnaast vragen deelnemers zich af of een negatieve testuitslag wel 100% betrouwbaar is en of er in zo’n systeem niet gefraudeerd kan worden met test- en vaccinatiebewijzen.

Er is ook een groep deelnemers die kritisch tegenover een toegangspaspoort staat. Met name omdat niet duidelijk is wat de einddatum van zo’n toegangssysteem is. Deelnemers geven aan dat als je zo’n systeem introduceert, het vooraf helder moet zijn wat de einddatum ervan is. Ook vragen deelnemers zich af waar de data precies worden opgeslagen. Zo zou volgens een van de deelnemers databeheer niet via commerciële bedrijven moeten verlopen.

Positieve veranderingen als gevolg van corona: wat behouden we?
De coronacrisis heeft bij veel mensen ook positieve veranderingen teweeg gebracht. Aan deelnemers is gevraagd welke positieve veranderingen corona hen heeft gebracht en welke veranderingen ze graag zouden willen behouden.

Een veel genoemde positieve verandering is dat de samenleving als minder gehaast wordt ervaren. Deelnemers hebben de indruk dat mensen rustiger zijn en weer meer tijd hebben voor bijvoorbeeld de buren. Maar ook in het eigen huishouden is meer rust gekomen, omdat iedereen minder 'moet' de hele tijd. In studieroosters ontstaat door alternatieve lesmethodes meer flexibiliteit en in het studentenleven zijn vaker gezellig huisavondjes nu de sociale druk om iedere avond in de kroeg te staan weg is. Ook benoemen deelnemers dat sociale contacten diepgaander zijn dan voorheen, vooral met bekenden; voor sommigen zijn ook sporadische contacten betekenisvoller geworden.

Deelnemers benoemen daarnaast een grotere waardering voor zaken die voorheen vanzelfsprekend waren, zoals het persoonlijke of fysieke contact met vrienden en familie, voor de eigen leefruimte en voor het feit dat we in Nederland wonen.

Qua sociaal-maatschappelijke veranderingen vinden deelnemers het thuiswerken een belangrijk positief punt. Men wil wel gedeeltelijk terug naar kantoor, maar ook deels blijven thuiswerken. Daar ervaren ze ook veel voordelen van, zoals minder in de file staan, meer tijd voor het gezin en minder noodzaak om in de grote stad te wonen. Ook de veranderde sociale norm rondom begroeten en dan met name het niet meer op de wang zoenen, vinden deelnemers overwegend heel prima.

Tenslotte bestempelen deelnemers grote maatschappelijke veranderingen die mogelijk versneld zijn als positieve uitkomst van corona, zoals een afname in reisbewegingen en in massatoerisme. Ook de beweging naar meer lokaal winkelen en recreëren wordt als positief punt genoemd door deelnemers. En er wordt een verbetering benoemd in de samenwerking in de zorg en wetenschap, die zou mogen blijven.