Overview of A&E care use

Overview of A&E care use

Go to abstract

Samenvatting

Het RIVM heeft onderzocht hoe vaak gebruikt is gemaakt van de spoedeisende hulp (SEH Spoedeisende Hulp (Spoedeisende Hulp)) in Nederland tussen 2017 en 2020. De SEH is een afdeling van een ziekenhuis waar mensen terecht kunnen voor acute medische zorg. Van 2017 tot en met 2019 is het aantal bezoeken aan de SEH elk jaar met gemiddeld 0,9 procent gedaald. In 2019 waren er 2,3 miljoen SEH-bezoeken. Dat zijn bijna 135 bezoeken per 1.000 inwoners. In 2020 was dat aantal bijna 12 procent lager dan in 2019. Dat kwam waarschijnlijk doordat mensen vanwege de coronapandemie en de maatregelen die toen golden meer thuis bleven. Hierdoor waren er minder ongelukken in het verkeer en op het werk.

In het RIVM-onderzoek is ook gekeken hoe vaak mensen de SEH bezochten voor de volgende klachten en aandoeningen: pijn op de borst, beroerte, aandoeningen aan de onderste luchtwegen, acuut lichamelijk letsel en pijn in buik of bekken. Bij ruim 68 procent van het totaal aantal bezoeken zijn deze aandoeningen geregistreerd. Het aantal SEH-bezoeken van patiënten met deze klachten per 1.000 inwoners verschilt per veiligheidsregio. Zo zijn er in Zeeland veel minder aandoeningen aan de onderste luchtwegen geregistreerd dan in de regio Haaglanden. Het RIVM heeft de oorzaak van deze regionale verschillen niet onderzocht.

Daarnaast zijn vier behandelingen bekeken die op de SEH worden uitgevoerd: traumaopvang (bij verwondingen na ongevallen, geweld of zelfbeschadiging), dotterprocedure (bij ernstige vernauwing van bloedvaten van het hart), trombectomie (bij beroertes) en operatie voor een heupfractuur.

Opvallend is de sterke stijging van het aantal gevallen van traumaopvang in Nederland: in 2019 was dat 23 procent meer dan in 2017. Ook hiervan is de oorzaak niet onderzocht. De vier behandelingen zijn in 2019 in totaal 66.630 keer uitgevoerd. Voor sommige behandelingen verschilt het aantal sterk tussen mannen en vrouwen. Zo is het totaal aantal dotterbehandelingen in 2019 voor mannen ruim 2,5 keer zo hoog als voor vrouwen. Ook zijn de aantallen per regio anders.

Dit onderzoek kan worden gebruikt voor verder onderzoek naar regionale verschillen in de spoedeisende zorg.

Abstract

RIVM has studied the frequency of Accident & Emergency (A&E) care use in the Netherlands between 2017 and 2020. A&E is a hospital ward that people can go to for urgent medical care. In the period from 2017 until 2019, the number of A&E visits dropped by an average of 0.9% each year. In 2019, the number of A&E visits was 2.3 million – almost 135 visits per 1,000 inhabitants. As a consequence of the coronavirus measures, the number of visits in 2020 was almost 12% less than in 2019.

The RIVM study also looked at how often people visited A&E with the following conditions: chest pain, stroke, lower respiratory system complaints, injuries and abdominal/pelvic pain. More than 68% of the total number of visits involved one of the conditions above. The number of A&E visits by patients presenting with such symptoms differed per security region. In Zeeland, for example, far fewer lower respiratory system conditions were registered than in the Haaglanden region. RIVM did not investigate the reason for these regional differences.

In addition, RIVM looked at four treatments performed in A&E: trauma treatment (in the case of injuries caused by accidents or incidents of violence), percutaneous angioplasty (in the case of serious constriction of blood vessels connected to the heart), thrombectomy (in the case of a stroke) and surgery for hip fractures.
A notable finding was the significant rise in the number of trauma treatments, up 23% in 2019 from 2017. The reason for this was not investigated either. In 2019, the 4 treatments above were performed a total of 66,630 times. For some treatments, there was a stark difference between the number of men and women who underwent treatment. As an example, the number of percutaneous angioplasties performed on men in 2019 was more than 2.5 times as high as the number for women. Again, these numbers differed between regions.

This study may be used for further research into regional differences in A&E care.

Uitgever

Instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu