Physical activity behaviour in 2021. By different groups in the Dutch population

Physical activity behaviour in 2021. By different groups in the Dutch population

Go to abstract

Samenvatting

De Nederlandse overheid wil dat 75 procent van de Nederlandse bevolking in 2040 aan de Beweegrichtlijnen voldoet. Bewegen verkleint de kans op zowel lichamelijke als geestelijke gezondheidsproblemen. Dat staat in het Nationaal Preventieakkoord. Om dit te bereiken is in 2022 de Beweegalliantie ingesteld. Het RIVM geeft nu uitgebreid inzicht in de verschillen in het beweeggedrag tussen verschillende groepen van de Nederlandse bevolking in 2021. Ook wordt voor het eerst gekeken welke activiteiten er het meest voor zorgen dat mensen volgens de richtlijn genoeg bewegen.

In 2021 voldeed 47 procent van de Nederlandse bevolking van 4 jaar of ouder aan de Beweegrichtlijnen. Kinderen van 4 tot en met 11 jaar haalden het vaakst de Beweegrichtlijnen (62 procent). Groepen die minder vaak aan de Beweegrichtlijnen voldeden waren jongeren van 12 tot en met 17 jaar, mensen met een lager opleidingsniveau, mensen met een lager huishoudinkomen, mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, mensen die in sterk stedelijke gebieden wonen, mensen met zowel een langdurige aandoening als een lichamelijke beperking, en mensen met ernstig overgewicht.

De verschillende groepen in de bevolking hebben verschillende voorkeuren voor het type activiteiten om te bewegen en om te sporten. Zo wandelen vrouwen en mensen met een hoger opleidingsniveau bijvoorbeeld vaker, en doen kinderen vaker aan voetbal.

Over het algemeen zijn wandelen in de vrije tijd, sporten en fietsen in de vrije tijd de belangrijkste activiteiten waardoor mensen voldoen aan de Beweegrichtlijnen. Voor enkele groepen in de bevolking is dit anders. Bijvoorbeeld voor kinderen zijn dat vooral buitenspelen op school en in de vrije tijd en sporten. Voor jongeren zijn dit sporten, fietsen naar school of werk en gymles op school.

De beweegrichtlijnen houden in dat volwassenen elke week ten minste twee en een half uur matig intensief bewegen, zoals wandelen en fietsen, verdeeld over meerdere dagen. Voor kinderen is dat elke dag minstens een uur. Daarnaast worden spier- en botversterkende activiteiten aanbevolen, minimaal 2 keer per week voor volwassenen en 3 keer per week voor kinderen.

Abstract

The Dutch government wants that in 2040 75 per cent of the Dutch population comply with the Dutch Physical Activity Guidelines. Physical activity reduces the risk of both physical and mental health problems. This is stated in the National Prevention Agreement. To achieve this, the physical activity alliance was established in 2022. The RIVM provides extensive insight into the differences in physical activity behaviour between different groups in the Dutch population in 2021. For the first time, activities that contribute the most to compliance with the Physical Activity Guidelines were examined.

In 2021, 47 percent of the Dutch population aged 4 years or older met the Dutch Physical Activity Guidelines. Children aged 4 to 11 years met the Physical Activity Guidelines most often (62 percent). Groups that met the Physical Activity Guidelines less often were adolescents aged 12 to 17, people with a lower level of education, people with a lower household income, people with a non-Western migration background, people living in high urbanized areas, people with both a long-term condition and a physical disability, and obese people.

The different groups in the population have different preferences in terms of types of physical activities and types of sports. For example, women and people with a higher level of education walk more often and children play football more often.

In general, walking, sports and cycling during leisure time are the main activities through which people meet the Physical Activity Guidelines. This is different for some groups in the population. For children, for example, the main activities are playing outside at school and during leisure time and sports. For adolescents these are sports, cycling to school or work, and exercise education at school.

To meet the Dutch Physical Activity Guidelines adults have to engage in at least two and a half hours of moderate or high intensity physical activity, such as walking and cycling, each week divided over several days. For children, this is at least an hour every day. In addition, muscle and bone strengthening activities are recommended, at least 2 times a week for adults and 3 times a week for children.

Uitgever

Instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM

Resterend

Grootte
3847